tuur weder een correctief noodzakelijk maakt van de inmiddels getroffen ordeningsmaatregelen, met als gevolg groote rechtsonzekerheid voor dat deel der burgerij, dat inzonderheid met betrekking tot de woningvoorziening in een of andere hoedanigheid een economische functie vervult. Daarom gaan de gedachten van den ondergeteekende aanvankelijk meer uit naar eene ordening in laatstbedoelden zin, die meer universeel en voor alle tijden effect kan hebben. Als bijzondere studie-opgave stelt hij daarbij de vraag, in hoeverre tusschen de beide hiervoren bedoelde ordeningsgedachten een practische synthese kan worden verkregen, zoo, dat de thans bestaande wanverhoudingen zoo spoedig mogelijk tot het verleden zullen behooren.

De door meerbedoelde leden gesignaleerde feiten en omstandigheden, die hebben geleid tot een zeker overschot aan middenstandswoningen, en eene behoefte aan goede en goedkoope woningen, zijn den ondergeteekende bekend. Hij stemt dien leden toe, dat de Overheid daar een taak heeft te vervullen, waar niet te verwachten is, dat de particuliere bouwers in die behoefte zullen voorzien. Hij moet echter van de hand wijzen de door die leden gewekte suggestie, dat de Overheid zich beperkt tot het bouwen van een zeker ~crisistype”, dat ~over eenigen tijd weer onverhuurbaar zal blijken, omdat het bij de geringste stijging van de eischen, die aan een woning worden gesteld, niet meer gewild zal zijn. Die leden miskennen de zorgen van de inspectie voor de volkshuisvesting, die er juist bij voortduring op gericht zijn, dat woningen tot stand komen, welke, èn wat soliditeit èn wat woongerief betreft, de concurrentie met tienduizenden andere eenvoudige en goedkoope arbeiderswoningen, die aan alleszins redelijke eischen van bewoonbaarheid voldoen, glansrijk kunnen doorstaan. Ook kan de ondergeteekende niet toestemmen, dat bij de Regeering een ~streven” zou bestaan, om alleen te bouwen ter vervanging van krotwoningen. Uit de omstandigheid, dat ten aanzien van dien bouw de behoefte eerder boven twijfel staat, gemakkelijker te bewijzen is, dan met betrekking tot den bouw voor verruiming van de woningmarkt, mag geenszins worden geconcludeerd, dat de Overheid ook voor dien laatsten bouw geen open oog zou hebben, indien vaststaat, of aannemelijk is, dat daaraan behoefte bestaat.

In hoeverre, gelijk meerbedoelde leden meenen, de instelling van woningcommissies, in verband met de krotopruiming, aanbeveling verdient, maakt bij den ondergeteekende een punt van overweging en nader onderzoek uit. Met betrekking tot den door die leden bepleiten Rijkssteun ook voor de z.g. garantiewoningen een onderwerp. dat reeds herhaaldelijk tot gedachtenwisseling tusschen Regeering en Staten-Generaal aanleiding gaf hebben zich voor den ondergeteekende tot zijn leedwezen geen nieuwe gezichtspunten geopend, welke hem er toe zouden moeten leiden, te bevorderen, dat te dezen een andere koers wordt gevolgd.

De door eenige leden geopperde gedachte, te bevorderen, dat de woningen der woningbouwvereenigingen op den duur eigendom der bewoners worden en voor de landelijke bevolking in dier voege, dat er een perceel land bij komt is op zich zelf niet onaantrekkelijk, doch schijnt, gelijk andere leden terecht opmerken, practisch moeilijk in haar algemeenheid voor verwezenlijking vatbaar. Wat de landelijke bevolking betreft, moge hij er aan herinneren, dat voor haar de Landarbeiderswet een taak vervult. Overigens zou de ondergeteekende gaarne vernemen, hoe die leden in de bijzondere gevallen dat een eigendomsoverdracht, als gewenscht, zou zijn toe te juichen, zich alsdan de financieele figuur voorstellen.

De ondergeteekende kent en erkent de door eenige leden geschetste moeilijkheden, waarmede de particuliere eigenaren van woningen in deze tijden te kampen hebben, moeilijkheden, die, gelijk te recht wordt opgemerkt, worden vergroot door den ongebreidelden aanbouw van nieuwe op de woningmarkt sterk concurreerende woningen. De door die, en andere, leden aanbevolen middelen van redres, als: verlaging van rente bij de wet, afschrijving van overwaarden, en stichting van een Rijkshypotheekbank, acht de ondergeteekende van te eenzijdige strekking. Hij is van meening dat dergelijke vraagstukken meer in al hunne geledingen moeten worden bezien. Gelet op het lot dat het bekende z.g. Vaste-lasten-ontwerp heeft getroffen, tegen welk ontwerp met name als grief werd aangevoerd, dat zelfs dat ontwerp te weinig universeel de verschillende verhoudingen tusschen debiteuren en crediteuren beheerschte, lijkt het hem aan gerechten twijfel onderhevig, of de hier aanbevolen middelen de vereischte instemming zouden vinden. Tot eenig initiatief in die richting kan hij zich dan ook tot zijn leedwezen niet bereid verklaren.

De door eenige leden geuite vrees, dat de wijze van werken van de z.g. interdepartementale commissie, verband zou houden met de omstandigheid ~dat de volkswoningbouw met rijksvoorschotten hoe langer hoe meer inkrimpt”, acht de ondergeteekende ongegrond.

Causaal verband is hier niet te leggen: integendeel waarborgt de instelling van die commissie een vlottere behandeling van zaken tusschen de verschillende bij den woningwetbouw betrokken afdeelingen en departementen. Op 1 Januari 1937 moesten 18 aanvragen om Rijksvoorschot worden behandeld, in het jaar 1937 zijn nog 214 aanvragen om Rijkssteun ingekomen; in dat jaar werd omtrent 207 aanvragen een gunstige beslissing genomen, terwijl 8 aanvragen werden afgewezen; op 1 Januari 1938 wachtten 17 aanvragen eene beslissing.

Circulaire van 7 October 1937

Met betrekking tot bovenbedoelde circulaire merkt de ondergeteekende op, dat hij door die circulaire, die immers eenige plooien in de door den toenmaligen Minister van Sociale Zaken uitgevaardigde circulaire van 23 Maart 1937 gladstreek, en met name den overgang tot de nieuwe normen vergemakkelijkte, getoond heeft, niet de oogen te sluiten voor het belang, hetwelk eenige leden te dezen voorstaan. Overigens is hij van meening, dat het alleszins redelijk is, dat ook op dit gebied een kleine bezuiniging wordt verkregen. Niet uit het oog mag worden verloren, dat een zeer groot deel van de hierbedoelde administratiekosten uit loonen bestaat, op welke loonen tot dusverre, anders dan bij andere door het Rijk gesubsidieerde instellingen, geen enkele korting was toegepast. Dat door dezen maatregel de activiteit van de besturen der bouwvere'enigingen zou verslappen, acht de ondergeteekende eene stelling, die te kort doet aan de mentaliteit en de verdiensten van die besturen, gelijk de ondergeteekende die meent te kennen en meent te moeten waardeeren.

Woonwagens en woonschepen

De ondergeteekende is met de eenige leden, die hier aan het woord zijn, van meening. dat in het nomadisch karakter van de bewoners van woonwagens en woonschepen de reden moet worden gezocht, dat het desbetreffende toezicht aan zijn ambtgenoot van Justitie is opgedragen. Zoodra echter een woonschip aan den grond wordt gezet, of een woonwagen zijn karakter van verplaatsingsmiddel verliest, en dus gesproken moet worden van „vestiging”, ontkomen die woongelegenheden niet aan het normale toezicht van de inspectie voor de volkshuisvesting, en vallen die woonwagens en woonschepen automatisch in de algemeene krotopruimingspolitiek. Bij de verleening van Rijksvoorschotten voor den aanbouw van woningen, ter vervanging van krotwoningen, worden zelfs maatregelen getroffen, die waarborgen, dat die woongelegenheden worden vernietigd, opdat zij niet elders opduiken, en aldaar de woningtoestanden verslechteren. Naar het den ondergeteekende voorkomt behoeven te dezen geen redenen tot ongerustheid te bestaan.

Woningbouw met overheidssteun buiten de Woningwet om

De gemeente Middelburg heeft aan de Woningstichting „Volksbelang” aldaar een geldleening verstrekt van f 45.100 voor den bouw van 16 woningen.

Ordening woningvoorziening Amsterdam

Uit dagbladberichten blijkt, dat te Amsterdam een gemeentelijke commissie geinstalleerd is, die aan B. en W. zal hebben te rapporteeren over de ordening van de woningvoorziening.

Saneering van de Jordaan

In het laatste November-nummer hebben wij iets medegedeeld over de vooruitzichten omtrent deze saneering. Naar de wethouder sindsdien in den gemeenteraad heeft verklaard, is de Regeering niet bereid steun te verleenen voor de uitvoering van de drie kleine saneeringsplannen, die B. en W. aanhangig hadden gemaakt. De Minister heeft echter in overweging gegeven toepassing te geven aan art. 43 der Woningwet, ten einde het gestelde doel met geringere financieele offers te bereiken. B. en W. zullen thans nagaan of deze mogelijkheid inderdaad tot het doel kan voeren.

Woningonderzoek Naarden

Wij ontvingen het verslag van een woningenquête, welke het vorige jaar te Naarden is gehouden. Deze enquête beantwoordt in zooverre