bebouwing in een dergelijke gemeente een grens wil stellen. Het rapport vermeldt dat nog in geen enkel geval een speciale belasting over een geheel streekplangebied is ingesteld om een betere verdeeling van de lasten tot stand te brengen.

Niet minder moeilijk zijn de vraagpunten, die zich voordoen als eenmaal een wettelijk streekplan is vastgesteld en door goedkeuring rechtskracht verkregen heeft. Door welk orgaan moet dan de uitvoering van het plan worden volvoerd?

Ook voor deze verdere taak kunnen de samenwerkende bestuurslichamen in Engeland een gemeenschappelijk orgaan instellen. Omtrent de aangewezen organisatie voor dit doel is echter nog weinig ondervinding opgedaan, Het Ministerie van Volksgezondheid schijnt geneigd te zijn om de voorkeur te geven aan uitvoering door de gewone plaatselijke bestuurslichamen, waarbij tegenover het voordeel van den eenvoud in administratief opzicht het bezwaar van de geisoleerde bemoeiingen staat, ook al wordt een adviseerende commissie in stand gehouden om het verband te bewaren. Er is in Engeland blijkbaar een tegenzin tegen de vorming van nieuwe bestuurslichamen ad hoe met de bevoegdheid om over gecombineerde gebieden belastingen te heffen. Andererzijds bestaat er juist als het plan in dit stadium komt, dringend behoefte aan een gemeenschappelijke financiering, aangezien de kosten voor het grootste deel eerst dan gemaakt moeten worden. Deze tegenstelling kan volgens het rapport op eenvoudige wijze overbrugd worden, wanneer het graafschap voor dit doel samenwerkt met de ~rural districts” binnen zijn gebied, immers dan kunnen de noodige fondsen gevonden worden door de heffing van een belasting door het graafschap, een ~county rate”. Die samenwerking kan wederom zoowel een adviseerend als een executief karakter hebben.

De Engelsche stedebouwwet maakt echter nog een andere werkwijze mogelijk, waarbij twee of meer bestuurslichamen verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de verwezenlijking van bepaalde doeleinden van een streekplan of voor bepaalde onderdeelen ervan. Zoo kan dus bijv. de uitvoering van de in een plan vastgelegde open ruimten worden opgedragen aan die autoriteiten, die er het meeste belang bij hebben.

Het werk is in zooveel gebieden in vollen gang het rapport deelt mede dat 132 streekplancommissies met uitvoerende bevoegdheid ingesteld zijn dat binnen korten tijd stellig omtrent al deze mogelijkheden veel meer ervaring zal zijn opgedaan. Ook uit verscheidene andere landen zal in de eerstvolgende jaren nieuws op dit terrein te vermelden vallen, zoodat een herhaalde behandeling op een der volgende congressen wenschelijk lijkt. Het zal dan echter aanbeveling verdienen het streekplanwerk niet meer in zijn vollen omvang aan de orde te stellen, maar de behandeling tot één of meer brandende vraagpunten te beperken. De algemeene oriënteering, welke het congres te Parijs gegeven heeft, moge voor het vormen van een indruk van het werk in een aantal landen nut hebben, het onderwerp is zoo veelzijdig en werpt zooveel vragen op, dat voor een vruchtbare gedachtenwisseling, waarmee de praktijk van den stedebouw werkelijk gebaat zal zijn, een veel nauwere omlijning van het thema noodzakelijk is.

Het is te verwachten dat de onderlinge besprekingen

van de Nederlandsche streekplancommissies, waartoe het Instituut onlangs met gunstig gevolg het initiatief genomen heeft, belangrijke suggesties zullen opleveren voor de keuze van die kanten van het streekplanwerk, die in internationaal verband het eerst recht hebben op behandeling.

Binnenland

Staatscommissie ter voorbereiding van een wijziging van de Woningwet

Bij Koninklijk besluit van 16 Februari 1938 no. 25 is ingesteld een Staatscommissie ter voorbereiding van een wijziging van de Woningwet, met de opdracht'.

Beantwoording van de vraag, of, en, zoo ja, in welke mate de Woningwet op het stuk van haar hoofdbeginselen wijziging, c.q, aanvulling behoeft.

Onderzoek nopens moeilijkheden, waartoe het systeem en de tekst van de wet bij haar toepassing aanleiding geven. Dit onderzoek zal niet betreffen de financieele paragrafen der wet, In deze commissie is benoemd tot lid en voorzitter: mr, dr, K, J, Frederiks, secretaris-generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken, en zijn benoemd tot leden;

W. ]. Andriessen, lid van de Tw'eede Kamer der Staten-Generaal; J. Bakker, administrateur bij het Departement van Financiën; dr. ir, F. Bakker Schut, inspecteur van de volksgezondheid; mr. J. G, S, N. Beckers, lid van Gedeputeerde Staten van Limburg; W. Drees, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; mr. P. A. van der Drift, administrateur bij het Departement van Binnenlandsche Zaken;

jhr. ir. G. de Graeff, inspecteur van de volksgezondheid; jhr, M. ]. I, de Jonge van Ellemeet, oud-directeur der volkshuisvesting en bouwpolitie van Rotterdam (voor de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten);

ir. H, van der Kaa, hoofdinspecteur van de volksgezondheid; mr. H. W, ]. Mulder, administrateur bij de provinciale griffie van Zuidholland; H. van der Schaar, lid van den Gezondheidsraad; ir, L, S. P, Scheffer, hoofd van de afdeeling Stadsontwikkeling van Amsterdam (voor het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw);

J. Tjalma, burgemeester van Hoogeveen; mr. J. Wilkens, directeur van de Nederlandsche Hypotheekbank en lid van de Contactcommissie, gevormd door de georganiseerde hypothecaire crediteuren en debiteuren, belang hebbende bij het on-

roerend goed, en is toegevoegd aan die commissie als secretaris; P. A. Kouwenhoven, referendaris bij het Departement van Binnenlandsche Zaken, en als adjunct-secretaris: mr, C, J. M, A, van Rooy,

met bepaling, dat het den leden vrijstaat hun gevoelen, afwijkend van dat van de meerderheid, tegelijk met het rapport der commissie aan Hare Majesteit de Koningin te doen kennen. (Ned, Staatscrt, 21 Febr, 1938, Nr, 36)

De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft de Commissie op 22 Februari geinstalleerd met het uitspreken van de navolgende rede:

Mijne Heeren,

Het is mij een voorrecht U welkom te mogen heeten in deze eerste vergadering van de Commissie, die tot taak heeft een onderzoek in te stellen naar het antwoord op de vraag of de tijd niet is gekomen een herziening van de Woningwet aan de orde te stellen en die wijziging voor te bereiden.

Ik acht het voorts mijn plicht U met een kort woord dank te zeggen voor Uwe bereidwilligheid, niettegenstaande Uw drukke werkzaamheden uit anderen hoofde, in deze commissie zitting te willen nemen en mij behulpzaam te zijn hij het doorzoeken van zooveel problemen, die bij de overweging van de zooeven genoemde vragen aan de orde moeten komen.