geval zal met iets minder genoegen genomen worden, doch conditio sine qua non is toch maar, dat de gemeente iets doen moet, wil de regeering bereid zijn de helpende hand te bieden.

Het is mij volkomen duidelijk, dat hiervoor goede redenen zijn aan te voeren en mijn bedoeling is dan ook niet de verdedigers van het regeeringsstandpunt in het harnas te jagen.

Wèl echter wil ik erop wijzen dat juist in dezen tijd de steeds ingewikkelder wordende financieele verhouding tusschen rijk en gemeente ertoe geleid heeft, dat ten aanzien van vele kwesties, zooals ook ten aanzien van den woningbouw, niet langer van twee partijen gesproken kan worden, doch dat er in wezen nog slechts één partij over is, te weten de regeering in haar verschillende verschijningsvormen en dat wat er van de wederpartij de gemeente nog over is, zwakker is naarmate haar financieele toestand ongunstiger is geworden, welk laatste verschijnsel wel als noodwendig gevolg moet hebben, dat de gemeentelijke zorg, dus ook de steun bij woningbouw verleend, zich tot geringere afmetingen heeft moeten inschrompelen. (De plattelandsgemeente is nu eenmaal geen Amsterdam.) Immers de organen der regeering, waarmede men bij noodlijdendheid dan wel de dreiging daarvan het meest te maken krijgt, zijn de financieel en niet de sociaal ingestelde.

Ook Binnenlandsche Zaken doet zich meer en meer vrijwel uitsluitend van de financieele zijde kennen. En dit kan niet nalaten op de gemeentebesturen een remmenden invloed uit te oefenen, terwijl ten aanzien van sommige, misschien zelfs van niet zoo heel weinige, eer een stimuleerende invloed op zijn plaats zou zijn.

Overgaande nu tot de tweede helft der vraag ~kan er wat gedaan worden , dan is het antwoord: haast ontstellend veel! En nu er naast de reeds bestaande mogelijkheden nog twee zijn bijgekomen, n.l. de circulaire van 23 Juni j.1., waarbij steun in het uitzicht wordt gesteld voor de verbetering van niet volwaardige, voornamelijk kleine woningen en de nog niet nader uitgewerkte bekendmaking, dat de mogelijkheid geschapen zal worden om, via het Werkfonds, in de kosten van den bouw van woningen voor groote gezinnen bij te dragen, krijgt men de neiging om het zoo juist vermelde woord ~haast maar heelemaal weg te laten.

Hoe critisch men overigens de zaak ook moge willen bekijken, één ding is in ieder geval zeker, dat van de zijde van de regeering bij voortduring met ernst gestreefd wordt naar het verbeteren van slechte woningtoestanden, zoodat als men wil critiseeren en tegelijkertijd eerlijk blijven, men zijn critiek zal hebben te beperken tot de doeltreffendheid der getroffen maatregelen, dit in verband gebracht met de stroefheid der ambtelijke machinerie.

Wat is bij verbetering van slechte woningtoestanden wel de grootste handicap?

Er zijn er uiteraard meerdere, doch de grootste lijkt mij wel deze: de geringe verdiensten der te helpen personen, wat met zich brengt de geringe mogelijkheid om huren te betalen, die het geïnvesteerde kapitaal, zij het zonder eenige winst, in de handen der geldschieters zullen doen terugvloeien.

Weliswaar zijn de beantwoorders der in de enquête gestelde vragen niet eenstemmig in hun oordeel, weliswaar meenen sommigen dat bij bepaalde huren nog loonend gebouwd zal kunnen worden, terwijl dit door anderen ontkend wordt, doch door de meerderheid wordt de geringe draagkracht der te helpen personen wel de grootste der moeilijkheden gevonden. Daarnaast kan men dan nog wijzen op mededeelingen als ~de gemeente heeft geen gronden”, „de gronden zijn te duur”. 1)

~De grootgrondbezitters wenschen geen grond af te staan , en zoo zijn er nog meerdere, doch in wezen komt alles neer, wat feitelijk ook niet anders te verwachten viel op de geringe draagkracht der betrokkenen.

En nu moge men de zaken keeren en wenden zooals men wil. Men moge het geraffineerdste voorschotsysteem bedenken om op zoo gemakkelijk mogelijk wijze het voorgeschoten geld terug te vorderen, men plukt nu eenmaal geen veeren van een kikvorsch. En wil men inderdaad helpen, dan zal men, dit moge nu de gemeente dan wel de landsoverheid zijn, zich in moeten stellen op het lijden van verliezen, zij het in eens door storting van bedragen a fonds perdu, dan wel door bijdragen in exploitatie-tekorten.

Bezien wij nu eens de mogelijkheden, die op het oogenblik bestaan. (Uiteraard zal niet gesproken worden over den steun bij den woningbouw voor groote gezinnen, omdat hieromtrent op het oogenblik van schrijven nog niets naders bekend is).

Het treft dan, dat het systeem van hulpverleening wel het meest uitgewerkt is, wanneer het gaat om de opruiming van krotten, hetzij direct, hetzij door opschuiving indirect. Dit is zeer begrijpelijk, immers ieder krot trekt op de een of andere, soms op velerlei onaangename wijze(n) de aandacht, terwijl men aan het vacuum (het niet aanwezig zijn van een woning daar waar er een zijn moest) achteloos voorbijgaat, althans gemakkelijk voorbij kan gaan.

Is er een krot en ruimt men dit op, dan wordt niet alleen voor den vervangenden bouw een voorschot gegeven, doch dan wordt ook bijgedragen in het exploitatietekort. Is er echter geen krot, doch betreft het den bouw van een overigens absoluut noodzakelijke woning, d.w.z. een eenvoudige arbeiderswoning, dan kan, voor zoover aannemelijk is dat het particulier bouwbedrijf niet in de behoefte voorziet, voor den bouw een voorschot worden gegeven, echter het verstrekte geld moet dan cent voor cent terugkomen en hoe vaak zal dat kunnen, als de grondprijzen een beetje hoog uitvallen en de contractloonen der bouwvakarbeiders aan den hoogen kant zijn.

Beschikt men nu in een gemeente slechts over voldoen-

voortvarende grondpolitiek geen uitkomst kunnen bieden b.v. op deze wijze.

De gemeente koope een complex gronden, verkavele dit in perceelen van een grootte zooals door nog aan den grond gebonden arbeiders gewenscht wordt voor de teelt van eigen gewassen. In gemeenten, waar groridgebrek is, zal het heel wel mogelijk zijn dusdanige pachen te bedingen, dat in ieder geval de rente van het geïnvesteerde "°g het een en ander over-

Op het geïnvesteerde kapitaal losse men reëel slechts af bii den verkoop van grond voor den volkswoningbouw.

Eventueel noodige straten zullen echter niet op de eigen-bouwers verhaald kunnen worden; deze zijn daarvoor niet draagkrachtig ge-