over bijdragen worden uitgekeerd, afwijkt van de oorspronkelijk bedoelde, of dat een bijdrage wordt uitgekeerd voor uitgaven, waarvoor zij niet zijn bestemd.

In het gestelde voorbeeld nu zouden, naar de meening van de hier aan het woord zijnde leden, bijdragen moeten worden uitgekeerd om den grond in 50 jaren geheel schuldvrij te maken, terwijl de bedoeling was de schuld, rustende op den grond, eerst in 75 jaren af te lossen. Hierbij werd aangenomen, dat de exploitatie der woningen, na ommekomst van de eerste 50 jaren, voldoende baten zou opleveren om het schuldrestant van het grondvoorschot in de 25 volgende jaren af te lossen.

De ondergeteekende erkent, dat door den aangenomen regel in een geval, als in het voorbeeld bedoeld, ongedekte uitgaven ontstaan, doch deze zijn het gevolg van de politiek door de gemeente gevoerd in afwijking van die van het Rijk. De lasten daarvan kunnen niet op het Rijk worden afgewenteld. De ongedekte uitgaven, welke het gevolg zijn van eene aflossing van het grondvoorschot door de gemeente in 50 jaren, zullen echter niet tot moeilijkheden voor de gemeente aanleiding geven. Immers over het algemeen kan worden aangenomen, dat de grond zijn waarde behoudt, zoodat de waarde van den grond na het vijftigste exploitatiejaar verre zal overschrijden het bedrag van bet grondvoorschot, dat nog resteert bij eene aflossing in 75 jaren, en in welke aflossing het Rijk niet heeft bijgedragen.

De ongedekte uitgaven kunnen derhalve zonder bezwaar door leening worden opgevangen, welke leening kan worden afgelost na afloop van het vijftigste exploitatiejaar. Bij het bepalen van de exploitatieresultaten van het 51ste tot het 75ste jaar van het complex wordt n.l. rekening gehouden met de annuïteit van de alsdan nog geldende leening.

De ondergeteekende vindt dan ook tot zijn leedwezen geen aanleiding, medewerking te verleenen tot een herziening, te minder omdat analoge gevallen tot aanmerkelijke verzwaring, of tot verlenging van den duur van de Rijksverplichtingen, aanleiding zouden geven.

Februari 1940 Aanduiding van het materiaal Kosten van het bouwmateriaal per woning in Gld, % Groep A grond voor aanvulling . . 51.74 153 Groep B steenwaren 312.77 130 Groep C bindmiddelen 147,70 128 Groep D houtwaren 870.65 188 Groep E ijzerwaren en kramerijen . 152.55 181 Groep F mastiek, lood, zink, sanitair, water, gas en licht 168.57 153 Groep G glas, verf en behang . . . 60.05 146 1764.03 162 + 677,13

In antwoord op de vragen van eenige leden in zake de circulaire van 5 Mei 1930, No. 2901, deelt de ondergeteekende mede, dat wel is waar van de zijde der gemeentebesturen verschillende verzoeken om inlichtingen zijn ontvangen, doch dat tot dusverre slechts één voorschot is gevraagd, met de bedoeling daarmede woningen te houwen, die aan de huurders in eigendom zullen overgaan; deze voorschot-' aanvrage is thans in behandeling. Bestaande woningwetwoningen zijn tot heden niet in huurkoop overgegaan. De ondergeteekende betreurt, dat gemeentebesturen en woninghouwvereenigingen, zoo weinig neiging vertoonen in mogelijke gevallen het huur-systeem te verlaten.

Naar aanleiding van de vraag van eenige leden, of de ondergeteekende het niet met hen ongewenscht acht, dat een inspecteur van de volkshuisvesting zitting heeft in den Raad eener gemeente, zij medegedeeld, dat deze vraag in algemeenen zin bevestigend dient te worden beantwoord. In het geval, waarop door deze leden blijkbaar wordt gedoeld, is echter een bijzondere regeling getroffen, waardoor moeilijkheden, welke het raadslidmaatschap van den hierbedoelden ambtenaar wellicht zou kunnen medebrengen, zullen worden voorkomen.

Ten aanzien van het vraagstuk der woonwagens en woonschepen dient te worden onderscheiden tusschen de zwervende en de sedentaire bevolking dier woongelegenheden. Welke wettelijke voorzieningen wenschelijk zijn wordt thans overwogen door de Staatscommissie voor de herziening van de Woningwet. Ten aanzien van de sedentaire bevolking verwacht de ondergeteekende gunstig effect van de circulaire van 6 Januari 1940, No. 152, inzake de krotopruiming, al stemt hij toe, dat een definitieve oplossing niet zal worden bereikt, vóór en aleer nieuwe wettelijke verbodsbepalingen zullen zijn tot stand gekomen.

Dreigt er woningnood?

De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende het aantal woningen, waarvan de bouw begonnen is, vertoonen over December 1939 een nieuwen achteruitgang. Wij vermelden hier ter vergelijking mede de overeenkomstige opgaven over enkele andere maanden.

December 1939 650 November 1939 1140

October 1939 2076 December 1938 2697

Het verloop van de bouwkosten

Hieronder volgt de opgave voor Februari 1940 betreffende het prijsverloop van het voor de arbeiderswoning benoodigde bouwmateriaal.

De Hoofdinspecteur verstrekte ons bij de cijfers onderstaande toe

„len vervolge op de reeds eerder verstrekte gegevens heb ik de eer U hierbij een vervolgstrook betreffende de materiaalkosten per begin Februari 1940 te doen toekomen. Daaruit blijkt dat, voor de arbeiderswoning in het algemeen, de kosten van het materiaal ten aanzien van het niveau midden-1936 met rond 62% zijn gestegen, terwijl mede daaruit kan worden afgeleid dat, vergeleken bij het peil midden-1939, de stijging op 30% te stellen is.

Met betrekking tot de zou, in verband met de ongewijzigd gebleven contractloonen sinds de vorige opgave, kunnen worden aangenomen dat deze ten aanzien van medio 1936, toen de bouwkosten gelijk waren aan die van 1914, met 43% en ten aanzien van medio 1939 met 22 % zijn gestegen. Het indexcijfer ten aanzien van midden-1936 (= 100) bedraagt derhalve 143 en dat ten aanzien van midden-1939 ( 100), 122. Hierbij zij opgemerkt, dat bij de dezerzijdsche berekening, waarop genoemde cijfers steunen, geen rekening is gehouden met het uit de huidige omstandigheden voortvloeiende, niet onbelangrijke element van risico .

Woningbouw met overheidssteun buiten de Woningwet om

De gemeenteraad van Vlissingen beeft in zijn vergadering van 15 December 1.1. besloten voor den bouw van 130 arbeiderswoningen door een plaatselijke woningbouwvereeniging garantie te verleenen tot een bedrag van f 494.000. Intusschen heeft de woningbouwvereeniging verzocht dit raadsbesluit in te trekken en tbans Rijksvoorschot te verleenen.

Samenwoningen Breda

B. en W. van Breda hebben den gemeenteraad een voorstel doen toekoraen tot wijziging van de bepaling in de bouwverordening inzake het toelaten van meer dan één gezin in een woning. De desbetreffende verbodsbepaling richt zich namelijk tegen de bewoners, zoodat als een aanschrijving geen gevolg heeft, de hoofden van twee gezinnen, die in één woning samenwonen, vervolgd zouden moeten worden. B. en W. stellen nu deze wijziging voor, dat het verbod zich mede richt tot den eigenaar. Dan zal namelijk de eigenaar na het ontvangen van een aanschrijving kunnen beslissen welk gezin de