2. Bleskensgraaf en Alblasserdam. De onderhandelingen over de ruilverkaveling met de eigenaren zijn in vollen gang en zullen vermoedelijk spoedig zijn beslist, zoodat met den eigenlijken wederopbouw onmiddellijk kan worden begonnen, nadat partieel of geheel overeenstemming is verkregen.

In Bleskensgraaf zijn een viertal houten noodwoningen gebouwd, terwijl in Alblasserdam met woningwetvoorschot 44 woningwetwoningen worden gebouwd in het bestaande uitbreidingsplan, waartoe tegelijkertijd de gronden bouwrijp worden gemaakt.

3. Dordrecht-Dubbeldam. Het plan voor de regeling der bebouwing voor de kern Wieldrecht, zulks in verband met die voor de geheele gemeente, is gereed ter bespreking.

4. Middelbar nis. Ook in deze plaats zijn in de bebouwde kom een rij-complex van 8 woningen verwoest tengevolge van bominslagen en verschillende andere meer of minder beschadigd, maar herstelbaar. Herbouw van het vorenbedoelde complex op dezelfde plaats is niet mogelijk, daar een bizondere rooilijn met het oog op de verbreeding der Nieuwstraat tot een achterwaartsche verplaatsing noodzaakt. De breedte van het bouwblok noodzaakt dan tot eenzijdige bebouwing, hetgeen moet worden vastgelegd mede voor de aansluitende bebouwing, die door dezelfde rooilijn is getroffen. Bovendien zijn er in de bebouwde kom vele vraagstukken, welke om een oplossing vragen. Het plan voor het verwoeste gedeelte kan niet worden gemaakt zonder verband met dit laatste. Het gemeentebestuur zal de bestudeering van de regeling der bebouwing in de bebouwde kom opdragen aan het Instituut Stad en Landschap te Rotterdam, waarbij ten behoeve van belanghebbenden het partieele plan ~Nieuwstraat” in detailleering vooraf zal gaan.

5. Aangaande de vele verspreide gevallen: Barendrecht, 's~Gravendeel, Strijen, Pijnacker, Bergschenhoek, IJsselmonde, Kethel en Spaland, Wassenaar en andere gemeenten kan het volgende worden medegedeeld.

Bij aanvragen wordt nagegaan:

1. Bij geheele vernieling, of de stedebouwkundige voorschriften dan wel de bouwverordening herbouw op dezelfde plaats toelaten en, zoo ja, of een gunstige bebouwing op het beschikbare terrein moet worden bevorderd. In het ontkennende geval zal op een andere plaats het nieuwe pand moeten worden opgericht, hetgeen in sommige gevallen zal leiden tot het voorbereiden en uitwerken van stedebouwkundige maatregelen in eenigerlei vorm.

2. Of de noodige herstelwerkzaamheden noodzaken een architect in te schakelen. Zeer zeker is dit noodig, wanneer de gevelarchitectuur in de herstelling is begrepen. Het platteland beschikt in het algemeen niet over behoorlijke architecten, zoodat dit een moeilijkheid oplevert. Voor gemeenten, waar een belangrijk aantal schadegevallen zijn of een wederopbouwplan noodzakelijk is, zal een architect-supervisor worden aangewezen, terwijl voor het overige als zoodanig zal optreden het Instituut Stad en Landschap van Zuid-Holland (Schoonheidscommissie). Alleen die plaatselijke deskundigen, timmerlieden echter uitgeschakeld, zullen met den bouw kunnen worden belast, wier werk

voor verbetering van den supervisor vatbaar zal blijken te zijn.

Vorderingen van den wederopbouw in de provincie Gelderland

Zooals reeds in het vorig nummer van het Tijdschrift werd medegedeeld, is ten aanzien van den aard van de gebouwenschade in de getroffen Geldersche gemeenten van den aanvang af deze indeeling gevolgd:

a. geheel vernield of onherstelbaar beschadigd: b. zwaar beschadigd, maar in den oorspronkelijken vorm herstelbaar;

c. licht beschadigd, constructief niet geleden; d. geringe schade, in hoofdzaak pannen en ruiten.

Hoewel de herstelkosten voor een licht beschadigd gebouw van grooten omvang soms van meer beteekenis zijn dan de schade aan een gebouw van ondergeschikte afmetingen, zijn hierbij de volgende grenzen aangehouden:

Rubriek a: bedragen, welke uiteenloopen van enkele duizenden tot soms honderdduizenden guldens.

Rubriek b: herstelkosten boven ƒ 500.^—. Rubriek c; herstelkosten van ƒ 100.^— tot ƒ 500.

Rubriek d: tot ƒ 100.^—

Het herstel nam voor individueele gevallen in meerdere gemeenten reeds een aanvang op Woensdag 15 Mei, een bewijs, dat de getroffen bevolking niet bij de pakken is gaan neerzitten. In dezelfde week waren overigens alle maatregelen getroffen voor een doelbewuste leiding van den geheelen wederopbouw.

Hierbij werden de kleine herstellingen op den voorgrond gesteld, waarbij met een minimum aan materialen en arbeidskrachten een zoo groot mogelijk aantal woningen volledig bewoonbaar kon worden gemaakt. Behalve aan de directe bewoners kwam dit ten goede aan de huisvesting van familieleden, kennissen en anderen, welke er slechter aan toe waren.

Daarna kwamen achtereenvolgens de rubrieken c en b aan de beurt, terwijl in enkele gemeenten nu reeds aanbestedingen van geheel te vernieuwen panden konden worden gehouden.

Bij het verzamelen van de gegevens omtrent de vorderingen van den wederopbouw op 1 September bleek het intusschen niet mogelijk, om deze voor alle gemeenten tot het laatste oogenblik bij te werken. In de eerste plaats is de schade in vele gemeenten individueel niet van dien omvang, dat deze voortdurende bemoeiing motiveert. Ten tweede hebben verschillende kleinere aannemers de gewoonte, om een gebouw niet volledig af te werken (o.a. ten aanzien van schilderen en behangen), alvorens een ander slachtoffer te helpen. Voorts kon niet precies worden nagegaan, in welk stadium zich de voorbereiding bevindt van den wederopbouw van de boerderijen, welke taak aan een aparten dienst is opgedragen.

Ten slotte is het voor een overzicht voldoende, zich te bepalen tot de gemeenten, welke het ernstigst werden getroffen, in het bizonder Barneveld, Nijkerk, Ede, Scherpenzeel en Wageningen.