Kort Verslag

van de jaarlijksche ledenvergadering van den Nationalen Woningraad, A. B. v. W., op Vrijdag, 26 September 1941, in Gebouw ~Tivoli” te Utrecht

Om half twee opent de voorzitter, de Heer L. v. d. Wal, de vergadering.

Van het bestuur zijn naast den voorzitter aanwezig de Heeren Arnold, Van As, Boelens, Bommer, Bossenbroek, Bruintjes, Dorresteyn. Holthuis, Jansonius, Lambeck, Lansink, Van Niekerk, Reinalda, Rugge en Steinmetz. Vertegenwoordigd zijn, behalve de provinciale afdeelingen, 178 aangesloten instellingen door ongeveer 400 afgevaardigden.

1. De VOORZITTER, de aanwezigen welkom heetend, wijst erop, dat aan deze vergadering in verband met de tijdsomstandigheden een sober karakter is gegeven en dat zij strikt huishoudelijk is gehouden. Onze vorige jaarvergadering, welke op 5 en 6 Januari 1940 te Amsterdam plaats vond, was voor een belangrijk deel gewijd aan de woningvoorziening in oorlogstijd. De Heer Reinalda leidde het onderwerp in en aan het slot werd een resolutie aangenomen, waarin een reeks van maatregelen werd gevraagd, welke noodig zouden zijn om de woningvoorziening op peil te houden en te voorkomen, dat de toestanden van 1918 zich zouden herhalen. Doordat ons land kort daarop zelf in den oorlog werd betrokken, is van deze maatregelen niet veel terecht gekomen. |

[ Sedert de oorlogsdagen van Mei 1940 is de toestand regelmatig slechter geworden. Rondom ons woedt de oorlog voort en ontwricht ook het economisch leven van ons land in steeds heviger mate.

Arbeiderswoningbouw is steeds moeilijker geworden. De materialenpositie is slecht. De invoer van hout is al sedert maanden practisch stop gezet. Wat aan timmerhout nog kan worden gebruikt, is belangrijk slechter en duurder dan wij gewend waren. Van de aanwezige materialen is maar een deel beschikbaar voor den woningbouw en dan uiteraard in de eerste plaats nog voor den wederopbouw. Normale woningbouw ter hand te nemen is langzamerhand vrijwel ondoenlijk geworden. Toch moet getracht worden nog zooveel mogelijk tot stand te brengen, waarbij als financieele grondslag kan dienen de enkele weken geleden verschenen bijdrageregeling, welke bij punt 10 der agenda nader besproken zal worden. Maar ook daarnaast is er voor ons nog veel werk te doen. Spreker noemt in de eerste plaats de voorbereiding van den woningbouw van na den oorlog. Belangrijk voorbereidend werk is hiervoor te doen ten opzichte van de organisatie, het kostenvraagstuk en het gereed maken der plannen voor den na-oorlogschen woningbouw. In dit verband memoreert spreker dat de Woningraad bij de rijksautoriteiten voorstellen heeft ingediend aangaande de omvorming van den Woningraad tot een orgaan met publiekrechtelijke bevoegdheid, een wijziging van de berekening der schadeloosstelling bij onteigening ten behoeve van de volkshuisvesting en de financiering van de kosten van het uitwerken van bouwplannen.

Daarnaast hebben wij te maken met tal van vragen van den dag. De bizondere tijdsomstandigheden plaatsen onze vereenigingen voor de meest uiteenloopende moeilijkheden . nieuwe verordeningen, nieuwe belastingen, onderhoudsproblemen, exploitatiemoeilijkheden, enz. enz. Het zoo goed mogelijk uit den weg ruimen ervan neemt een belangrijk deel van onze activiteit in beslag. Van den aanvang af hebben wij ons op het standpunt geplaatst: er komen moeilijkheden, maar wij zullen ons er zoo goed mogelijk doorheen zien te slaan. leder moet zijn taak blijven vervullen op de wijze als hij zich had voorgenomen. |

Wat onze inwendige organisatie betreft, ons bestuurslid, de Heer G. F. Lindeyer, zag zich na jarenlange activiteit genoodzaakt om gezondheidsredenen zijn werk neer te leggen. Onder instemming van de aanwezigen stelt spreker voor hem namens de vergadering dank te brengen voor zijn werk en hem de beste wenschen voor een

De Heeren ]. C. van Goudoever en J. J. Woldringh, bestuursleden resp. voor Utrecht en Friesland, hebben eveneens voor hun functie bedankt. Beide hebben een langen staat van dienst achter zich en in de laatste bestuursvergadering hebben wij dan ook hartelijk afscheid van hen genomen. Van hun zijde is er bij die gelegenheid op gewezen hoe buitengewoon goed de sfeer in den Woningraad altijd is geweest. In onze organisatie is steeds gebleken, dat men-

schen, die in levens- en maatschappijbeschouwing dikwijls ver van elkander staan, elkaar op het terrein van de volkshuisvesting weten te vinden.

In plaats van den Heer van Goudoever zal het afdeelingsbestuur van Utrecht een ander benoemen. De afdeeling Friesland benoemde den Heer J. G. Jansonius tot opvolger van den Heer Woldringh. Spreker uit zijn voldoening over deze keuze. Ons ledental blijft zich, ondanks de slechte -tijdsomstandigheden, in stijgende lijn bewegen. Telden wij op 1 Januari 1940 432 aangesloten instellingen met 121.400 woningen, een jaar later was het gestegen tot 456 instellingen met 129.953 woningen en thans bedraagt het 467 aangeslotenen met 133.016 woningen! Hierdoor wint onze organisatie aan kracht en aan invloed.

In de moeilijke omstandigheden van het oogenblik is de standvastigheid onzer leden en hun trouw aan de landelijke organisatie duidelijk gebleken. Het moge zoo blijven. Blijven wij in deze donkere tijden tezamen en gaan wij tezamen het licht tegemoet!

2. De verslagen over 1939 en 1940 en de redactie van het orgaan worden zonder discussie goedgekeurd.

3. Hetzelfde geschiedt met de rekening en verantwoording over 1939 en 1940, waarbij wordt kennis genomen van het verslag der commissie tot nagaan van het geldelijk beheer.

4. Bij de begroeting over 1941 deelt de VOORZITTER mede, dat de post ~salarissen” zal worden overschreden. De secretaris is in verband met de practische beëindiging van zijn Kamerlidmaatschap weer in volledigen dienst getreden, hetgeen volgens overeenkomst tengevolge zou hebben, dat zijn assistent zou worden ontslagen. Het bestuur heeft van zijn bevoegdheid in deze, uit sociale overwegingen nog geen gebruik willen maken en hoopt dat de vergadering zich hiermede vereenigen kan.

De begrooting wordt na deze mededeeling goedgekeurd. 5. Aan de orde is de verkiezing van leden van het bestuur.

De, VOORZITTER wijst erop, dat het niet doen doorgaan van de jaarvergadering-1940 tengevolge heeft gehad, dat de in dat jaar aftredende bestuursleden zich niet aan een herkiezing hebben onderworpen. Spreker vraagt, of aangenomen mag worden dat de vergadering de betrokkenen als herkozen beschouwt.

Geen der aanwezigen heeft hiertegen bezwaar.

De periodiek aftredende bestuursleden, de Heeren C. J. van As, Mr. F. J. J. M. Boelens, R. Dorresteyn en M. A. Reinalda, worden bij acclamatie herkozen.

Voordat tot verkiezing van bestuursleden voor de provincies Zeeland en Limburg wordt overgegaan, vindt een uitvoerige candidaatsbespreking plaats.

Voor Zeeland wordt de Heer Mullié aanbevolen door de afgevaardigden van de VEREENIGING „WONINGVERBETERING" te ARNEMUIDEN, W.B.V. „ONS STREVEN” te GOES en ALGEMEENE WONINGBOUWVEREENIGING te MIDDELBURG. De W.B.V. „GOED WONEN” te VLISSINGEN beveelt haar candidaat, den Heer Van der Velde, aan.

Voor Limburg breekt de afgevaardigde van „ST. SERVATIUS” te MAASTRICHT een lans voor de candidatuur van den Heer Mares.

De ARBEIDERSBOUWVEREENIGING „GRONINGEN” te GRONINGEN zegt, dat voor vele afgevaardigden de keuze moeilijk is en vraagt, waar het hier gaat om een vacature van den Heer Lindeyer, die in het bestuur is gekomen als vertegenwoordiger van den vroegeren Bond van Arbeidersbouwvereenigingen, of misschien een van de candidaten uit dit milieu afkomstig is.

De ARBEIDERSBOUWVEREENIGING „BETER WONEN” te LEEUWARDEN acht het eveneens moeilijk een keuze te doen. Is aanvulling van het bestuur urgent? Spreker meent van niet en vindt dat deze zaak het best kan blijven rusten totdat ook in de betrokken provincies een afdeeling is opgericht.

De VOORZITTER antwoordt dat inderdaad destijds in het bestuur enkele plaatsen zijn ingeruimd voor vertegenwoordigers van den ouden Bond van Arbeidersbouwvereenigingen. De samenwerking is zoo goed geweest, dat de onderscheiding sindsdien vervallen is. Het is ongewenscht haar thans weer te voorschijn te halen.