De organisatie van het bouwbedrijf

De commissie betreffende de organisatie van de bouwindustrie (commissie-Woltersom) heeft een waarbij als onderdeel van de hoofdgroep industrie een Bedrijfsgroep Bouwindustrie is ingesteld. De grclep is ingedeeld in de volgende vak-

groepen: 1. Burgerlijke en utiliteitsbouw; 2. Grond- en Waterbouw; 3. Wegenbouw; 4. Baggerw^rken;

5. Aanverwante bedrijven. Alle in Nederland gevestigde ondernemingen, welke zich bezighouden hetzij met het aannemen of uitvoeren van bouwwerken op het gebied van den burgerlijken en utiliteitsbouw, hetzij met het aannemen of uitvoeren van onderhouds- en herstellingswerkzaamheden van burgerbouwkundigen aard (timmer- en metselwerken) zijn verplicht zich aan te melden bij de vakgroep Burgerlijke en Utiliteitsbouw,

Maximumprijzen van huizen en bouwterreinen

Uit een bericht in het Algemeen Handelsblad blijkt dat een regeling in voorbereiding is van de maximumprijzen, die bij koop en verkoop van huizen en bouwterreinen mogen worden berekend.

Woningwetbouw Haarlem

In de gemeente Haarlem zijn al eenigen tijd geleden twee bouwplannen in voorbereiding genomen, het eene strekkende tot den bouw van 4 woningen voor sociaal zwakke en 25 woningen voor financieel zwakke gezinnen, het andere tot den bouw van 30 woningen voor ouden van dagen. In beide gevallen had de gemeenteraad tot de uitvoering besloten (zie den vorigen Jaargang blz. 111 en 150). Uit een besluit van den burgemeester van Haarlem van 23 October 1.1. blijkt echter, dat de plannen tengevolge van de oorlogsomstandigheden niet tot uitvoering zijn kunnen komen. Aangezien het van zeer groot belang moet worden geacht dat in het steeds grooter wordend gebrek aan goedkoope arbeiderswoningen wordt voorzien, heeft de burgemeester de raadsbesluiten ter zake ingetrokken en vervangen door een nieuw besluit, omvattende in de eerste plaats een groep van 40 woningen, waarvan 4 voor sociaal zwakke en 25 voor financieel zwakke gezinnen en 11 zeer kleine woningen, en in de tweede plaats een groep van 38 woningen voor ouden van dagen. Voor de eerste groep is beschikbaar gesteld een bedrag van f 161.000, voor de tweede f 117,000. Het ligt in de bedoeling Rijksvoorscbot voor deze woningen aan te vragen, en bovendien een jaarlijksche bijdrage in de exploitatie in verband met krotopruiming en een in verband met de huidige tijdsomstandigheden, overeenkomstig de circulaire van 27 Augustus 1,1. Hieraan zullen worden toegevoegd gemeentelijke bijdragen, en wel een in verband met krotopruiming tot een bedrag, tweemaal zoo groot als die uit s Rijks kas, en een in verband met de buitengewone omstandigheden ter grootte van */s van de Rijksbijdrage.

Streekplannen in Noord Holland

Het Jaarverslag van de Vaste Commissie voor Uitbreidingsplannen en Streekplannen in Noord Holland over bet tijdvak van 1 April 1940 tot 1 April 1941 bevat eenige mededeelingen over den voortgang van het streekplanwerk in die provincie. De voltooiing van het streekplan Ymond-Noord stagneerde eenigszins, in hoofdzaak door den oorlog, doch is thans spoedig te verwachten.

Zooals bekend was sedert eenigen tijd de administratieve voorbereiding in gang van een tweede streekplan in deze provincie, waarvan het gebied bij dat van Ymond-Noord aansluit, namelijk Kennemerland-Zuid. Wij hebben reeds bericht dat de Secretaris-Generaal van Binnenlandsche Zaken afwijzend beschikt heeft op het beroep van het gemeentebestuur van Bloemendaal tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord Holland, waarbij de verplichting was opgelegd om met de overige gemeenten van dit gebied tot de vaststelling van een streekplan te geraken. De gemeenschappelijke regeling is vervolgens door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. De gemeentebesturen hebben bun vertegenwoordigers in de streekplancommissie benoemd. Het verslag wijst erop dat de wettelijke be'pa-

lingen, waarop een en ander berustte, inmiddels zijn komen te vervallen.

A«4ere gebieden, waarvoor de samenvatting tot een streekplangebied aan de orde kwam, zijn de Zaanstreek en Waterland. In het eerste geval namen Burgemeester en Wethouders van Zaandam het initiatief. In een brief aan Gedeputeerde Staten sprak dit College de wenschelijkheid uit van een streekplan. Het voornemen om overeenkomstig art. 45 der Woningwet samenwerking te zoeken met de andere Zaangemeenten had het College nog laten rusten in afwachting van een streekplan, dat naar het meende door Gedeputeerde Staten zou worden voorbereid. Het drong echter aan op spoed. De Vaste Commissie heeft van haar instemming met het denkbeeld doen blijken, doch de instelling van een streekplancommissie, in afwachting van een nieuwe wettelijke regeling ter zake ontraden. Zij zette overigens uiteen dat een afzonderlijk maar ongeveer gelijktijdig op te maken streekplan voor Waterland noodig is, en gaf welke gemeenten in beide plannen dienen te worden begrepen. Het verslag noemt verder nog enkele vraagstukken in grooter verband, waarmee de Commissie zich heeft moeten bezig houden. Zij heeft haar standpunt bepaald ten aanzien van het inpolderingsplan Voor een gebied tusscben Landsmeer en Oostzaan. Uitvoering van het plan acbtte de Commissie _zeer tc betreurèn.

Voorts nam de Commissie het initiatief voor overleg met een vertegenwoordiger van den Dienst der Zuiderzeewerken over het verband tusschen de ontwikkeling van het gewest en de plannen voor de Westelijke en Zuidelijke Zuiderzeepolders.

Gemeentelijke Grondbedrijven

Verleden jaar heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek voor het eerst statistische gegevens gepubliceerd betreffende de gemeentelijke grondbedrijven, loopende tot en met 1938. Thans zijn overeenkomstige gegevens over 1939 bewerkt.

Uiteraard zijn de veranderingen over een zoo kort tijdsbestek van betrekkelijk geringen omvang. Het aantal grondbedrijven klom van 115 tot 116, de oppervlakte in ha van 15.732 tot 15.813, de boekwaarde van f 352.609.000 tot f 365.824.000.

De totale leeningsschuld van alle bedrijven bedroeg op 1 Januari 1939 bijna 14% van de totale leeningsschuld van alle gemeenten rentelast vormde voor alle bedrijven samen voor 1939 90 /o van alle lasten tegen 89 % over het voorafgaande jaar.

Buitenland

België

Wederopbouw en stedebouwwetgeving

In de laatste jaren hebben wij in deze rubriek een paar malen een bericht geplaatst over de pogingen in België om den achterstand in te halen, dien de wettelijke regeling van den stedebouw er nog steeds vertoonde. Men trachtte zich ondertusschen in de praktijk zoo goed en zoo kwaad als het ging te behelpen met enkele fragmentarische bepalingen, o.a. in de wetten op de wegenpolitie. Aan het gelukkige begin, dat te vinden is in de besluit-wet van 25 Augustus 1915, waarin te recht aandacht werd geschonken aan de stedebouwkundige zijde van den wederopbouw is geen verdere uitbreiding gegeven en de wetsvoorstellen, die in het laatste decennium bij het parlement aanhangig werden gemaakt, konden slechts een deel van den weg naar het staatsblad afleggen. Zoo stond het College van Secretarissen-Generaal vrijwel voor een vacuum, toen het na het einde van de vijandelijkheden in België behoefte gevoelde aan een wettelijke regeling voor de stedebouwkundige voorbereiding van den wederopbouw. Er is dan ook, op 12 September 1940, een speciale regeling voor dit doel getroffen, die echter van een tamelijk algemeene strekking is. Hoewel het verband met den wederopbouw niet is losgelaten, is zij zoo opgezet, dat zij nadert tot een algemeene stedebouwwet en in beide opzichten heeft zij ook te onzent aanspraak op belangstelling. De regeling draagt den titel ~Besluit betreffende de urbanisatie van bepaalde gemeenten met het oog op 's lands wederopbouw", maar uit de considerans en den tekst zelf blijkt dat tweeërlei motief heeft voorgezeten, namelijk