de wederopbouw in engeren zin en daarnevens de bevordering van werkverschaffing. Waar zich een van deze belangen voordoet, kan de Secretaris-Generaal, Commissaris-Generaal voor 's lands wederopbouw, besluiten tot het opmaken van een ~algemeen plan van aanleg” en van ~bizondere plannen van aanleg" en eveneens tot het opmaken van gemeenschappelijke plannen voor het grondgebied van twee of meer gemeenten. Er is dus geen rechtstreeksche verplichting ter zake voor de gemeenten in de regeling vastgelegd. Die verplichting ontstaat pas als de Commissaris-Generaal haar oplegt. Het opmaken van de plannen is in eersten aanleg aan de gemeenten zelf opgedragen, onder goedkeuring van den Commissaris-Generaal. Weigert een gerneente echter aan deze opdracht te voldoen, neemt zij de voorgeschreven termijnen niet in acht, of wordt een door haar vastgesteld plan niet goedgekeurd, dan kan de Commissaris-Generaal het opmaken van het plan aan zich trekken. Hij laat zich dan voorlichten door een raadgevende commissie voor stedebouwkunde, die hem ook overigens bij zijn werkzaamheden op dit terrein ter zijde zal staan.

Het verschil tusschen de bovenvermelde algemeene en bizondere plannen van aanleg zit hierin, dat de eerste slechts bevatten een niet-gedetailleerd bestemmingsplan met de voornaamste aanwezige en aan te leggen verkeerswegen, benevens een programma voor de volgorde van uitvoering van de onderdeelen van het plan. Het bizondere plan daalt veel meer af in details. Het bevat rooilijnen, voorschriften voor de beplanting en de gebouwen en 'andere voorschriften in verband met ~de gezondheidsleer, de veiligheid en de aesthetiek”.

Wat voor de gemeentelijke plannen bedoeld is als een subsidiaire regeling, de vaststelling door den Commissaris-Generaal zelf, is voor de plannen voor agglomeraties en gewesten de regel. De gemeentelijke belangen komen hier op tweeërlei wijze tot hun recht. Vooreerst doordat de Commissaris-Generaal niet tot vaststelling overgaat dan nadat hij een technisch raadgevend college heeft geraadpleegd, waarin elke gemeente door een lid van het college van burgemeester en schepenen vertegenwoordigd is, en verder doordat elke gemeenteraad nog advies uitbrengt omtrent het ontwerp-plan en over de bezwaren, waartoe de ter-visie-legging in de gemeente geleid heeft. Ook bij deze streekplannen is een meer gedetailleerde uitwerking voorzien, die echter op dezelfde wijze als bij de gemeentelijke plannen in eerste instantie aan de raden is overgelaten.

/ Wat de consequenties zijn van de plannen van aanleg, wordt in een derde hoofdstuk van het besluit nader omschreven, Zoodra een besluit genomen is tot het opmaken van een plan van aanleg, mag op het door dit besluit bestreken territoir niet worden gebouwd, afgebroken, weer opgebouwd, ontboscht of het relief van den grond aanzienlijk gewijzigd zonder toestemming door of vanwege den Commissaris-Generaal, Normaal onderhoudswerk alleen is aan dit voorschrift onttrokken. Een beslissing op aanvragen om goedkeuring moet binnen een maand of ten hoogste, na verlenging van den termijn, binnen drie maanden worden genomen. Is dit tijdvak verstreken, dan wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend, Is het plan eenmaal vastgesteld, dan geldt een algemeen verbod om de voorschriften van het plan te overtreden.

Opmerking verdient dat de sanctie op de plannen van zeer alge» meenen aard is: met name is zij niet beperkt tot het bouwen. Verdet is van beteekenis dat de streekplannen rechtstreeks tegenover langhebbenden gelden en niet door bemiddeling van een in over» eenstemming met die plannen vast te stellen uitbreidingsplan. Aan aanspraak op vergoeding van schade is de pas afgesne. den. Het hesluit zegt letterlijk over de voorschriften van het plani ..deze voorschriften geven geenerlei aanleiding tot vergoedingen' De voorafgaande toelichting bij het besluit gaat uitvoerig op dez« kwestie in en steunt daarbij op den commentator van de Belgisch«| grondwet Thonissen, die reeds in 1879 vaststelde dat in de prudentie de leer de overhand had dat beperkingen van het eigen* domsrecht, die dus den eigendom zelf niet aantasten, geen grond opleveren tot het eischen van schadeloosstelling.

De vaststelling van een bizonder plan van aanleg houdt de bevoegdheid in om over te gaan tot de onteigeningen, waarin het plan voorziet. Deze bevoegdheid is echter gèbonden aan een termijn van 5 jaar. Is deze termijn gepasseerd, dan hebben de aanwijzingen van het plan geen beteekenis meer als grondslag voor onteigeningen. Voor het geval dat de beschikking over eenig onroerend goed in het belang van den wederopbouw of ter bevordering van de uitvoering van werken van openbaar nut onmiddellijk noodlg is, kan tot naasting volgens een vereenvoudigde, procedure worden overgegaan.

Op handelingen in strijd met eenig plan is een strafsanctie gesteld.

terwijl de rechter bovendien het herstel van de overtredingen zal gelasten, indien dit door of vanwege den Commissaris-Generaal wordt gevraagd. Als een belanghebbende in gebreke blijft hieraan gevolg te geven, zal de overheid op zijn kosten tot herstel overgaan. Het geheele besluit en de toelichting, die het vergezelt, ademen een geest van begrip voor de eischen van den modernen stedebouw, ~Het oogenblik is gekomen om, inzake stedebouw, plaats in te ruimen aan de moderne opvattingen waarvan menig buurland sedert tientallen jaren het gelukkig voorbeeld heeft gegeven”, aldus de toelichting. Men beschouwt de regeling slechts als voorloopig. Onder den drang van de eischen van den wederopbouw moest onmiddellijk worden gehandeld en daar het opmaken van een „wetboek van stedebouwkunde” veel tijd zou kosten, heeft men genoegen moeten nemen met een bescheiden regeling, die in de dringendste behoefte voorziet. Mogen de resultaten, zooals die ons vermoedelijk van tijd tot tijd in het tijdschrift Reconstruction zullen bereiken, aan de bedoeling beantwoorden.

Overzicht van tijdschriften

Nederland

De 8 en Opbouw, No. 9. September 1941

Het nummer geeft een bespreking van de studie „Woonmogelijkheden in het nieuwe Rotterdam” van de architecten van Tyen en Maaskant en Brinkman en van den Broek. Een inleiding is geschreven door den Heer B. Merkelbach, de bespreking geschiedt door den Heer H. Buys.

Een nieuwe volkswoning door Rietveld. Een reeks afbeeldingen met toelichting.

Bouwkundig Weekblad Architectura, No. 41, 11 October 1941

Stadsbeplanting en haar karakter, door P. J. van Bommel. Een kort artikel, waarin schr, ook enkele boomsoorten, die voor straatbeplanting geschikt zijn, met name noemt.

Centraalblad der Bouwbedrijven, No. 17, 25 October 1941

De kleur van het oude Hollandsche stadsbeeld, door Ir. W. K. de Wys. De kleur van het oude stadsbeeld is op onopzettelijke wijze gegroeid. De natuurlijke kleuren van de hoofdmaterialen bepalen het aspect, te zaraen met de boomen, de bruggen, het water. De belichting is daarbij van groote beteekenis. Een vochtige atmosfeer, die vormen en kleuren verwazigt, is typeerend voor Holland. Ons oude stadsbeeld is niet monumentaal, maar schilderachtig-romantisch en van een dartele bewogenheid.

Maatschappij-Belangen, No. 10, October 1941

De financiering van het woningbouwprogram, door Dr. k. H. G. van Beusekom. In het Juni-nummer werd door schr. het> gramma voor de naaste toekomst ontwikkeld, waarbij werd aange* genomen, dat voor de jaren na den oorlog een productie van onge» veer 50.000 woningen per jaar noodzakelijk was. In dit artikel ben handelt schr. de vraag, hoeveel kapitaal voor dezen aanbouw nood* zakelijk is en op welke wijze dit zal moeten worden verkregen. De ontwikkeling der bouwkosten na 1925 leidt tot de conclusie dat d| bouwkosten voor de eerste 10 jaren na den oorlog waarschijnlijfc overeen zullen komen met het peil van de jaren 1923—1931, dH ongeveer 160% van dat van 1914 en 1936 of een prijs van f. 12JB |a_f. 12.75 per m'h ]

Voor den bouw van 50.000 woningen met een gemiddelden inbond van 281 m'® zou dan een kapitaal van 170 a 180 millioen gulden noodig zijn. Dit kapitaal zal voor een deel van de overheid, doch voor het overgroote deel van particulieren moeten worden verkregen. Den overheids- en semi-overheidshouw kent schr. een aanvullende rol toe. Van de 50.000 jaarlijks te bouwen woningen dienen ten hoogste 6000 woninflen ingevolge de Woningwet te worden ge-