nig 1), die aan de hand van een 41-tal plattegronden interessante beschouwingen geeft over deze stedengroep. |

Afb. 16. Taus. Gestichte stad in Bohemen met langgerekt marktplein (naar Hoenig)

Afb. 15. Budweis. Gestichte stad in Boheraen met centraal marktplein

Ook hier vertoont het meerendeel der plattegronden het rechthoek'Systeem. De volkomen onregelmatige plattegronden zijn uitzondering. Maar in mindere mate dan in Oost-Duitschland kon hier de volkomen regelmatige en rechthoekige indeeling worden doorgevoerd. In vele gevallen kwam de nieuwe stad op een gebied, waar reeds een bestaande vestiging was, hetzij doordat de kolonisatie geschiedde in directe aansluiting aan een Slavisch dorp, hetzij dat deze in de plaats trad van de bestaande vestiging, uit welke de bevolking werd verdreven. In beide gevallen leidde dit natuurlijk tot een compromis tusschen hetgeen de nieuwe bevolking als de ideale oplossing aanvoelde en het |

Het is duidelijk, dat in die gevallen waarin de stad naar een zuiver regelmatig plan is opgebouwd, al zijn deze numeriek verre in de minderheid, de bedoelingen van den stichter het meest tot hun recht zijn gekomen. |

De omtrek van den muur, welke de stad omsluit, was meestentijds min of meer ovaal, waarschijnlijk omdat men dien vorm op grond van fortificatorische overwegingen het meest praktisch achtte, In die gevallen ontstaat aan den rand van de regelmatige kern, tegen den stadsmuur aan, een onregelmatige overgangszone. Of wel men werkt van buiten naar binnen, in welk geval de regelmatige indeeling in de kern wordt verstoord.

Een gedeelte der Boheemsche steden vertoont, evenals die in Oost-Duitgchiand, den centralen aanleg met de markt als hoofdmoment, in het centrum van een kern van rechthoekige bouwblokken. Bij andere evenwel, mCtl in het bizonder bij die in het Zuid-Westen, vindt men een langgerekte markt in de as van de hoofdstraat.

‘) A. Hoenig. Deutscher Stadtebau in Böhmen. Berlin 1921

waardoor het geheele plan een langgerekten vorm verkrijgt. Hoenig schrijft dit toe aan invloed van Zuid-Duitschland, waar men inderdaad dezen langgestrekten marktvorm bij dorpen en kleine steden herhaaldelijk kan waarnemen. Als voorbeeld van het eerste type moge de plattegrond van Budweis (afb. 15) dienen, als voorbeeld van het tweede die van het stadje Taus (afb. 16), beide aan het geciteerde boek van Hoenig ontleend. In zijn zeer uitvoerige kritische beschouwingen over de bastides en de Duitsche koloniale steden komt Lavedan — naar het mij voorkomt terecht —' tot een indeeling in drie groepen:

le. het radiaal-concentrisch type, waarbij de samenstellende elementen convergeeren op een centraal punt en waarbij een bizonder object veelal een kerk of een ander belangrijk gebouw in letterlijken en figuurlijken zin het hoogtepunt vormt, waaromheen de aanleg zich groepeert. Zoowel in Frankrijk als in Duitschland komt dit type voor. Lavedan meent daarin Slavischen invloed te herkennen. („En Allemagne, c’est un legs des invasions barbares, notamment des Slaves.”)

2e. gegroeide regelmatige plattegronden (des plans réguliers spontanés), waarbij de aanleg in eerste instantie werd bepaald door voorhanden geographische gegevens, b.v. een rivier of een weg. De aanleg is in deze gevallen in den regel wel rechtlijnig en regelmatig, maar er is geen sprake van een streng doorgevoerd ~schaakbord-plan”. Tot dit type behooren drie kwart van de bastides in Zuid-Frankrijk en nagenoeg alle Duitsche steden uit de 12e en 13e eeuw;

3e. de eigenlijke schaakboord-plattegronden, die een volkomen regelmatigen, rechtlijnigen aanleg te zien geven met vierkante of rechthoekige bouwblokken. Enkele der Zuid-Fransche bastides behooren tot deze

t.a.p. blz. 440 e.v.