reiding is, laat de woningvoorraad zich slechts benaderen door bijschrijving van den aanwas van jaar tot jaar. Schr. geeft cijfers terzake voor Würtemberg. Over de eerste 8 jaren van het nieuwe bewind is er in verhouding tot het overige Rijk veel nieuw gebouwd en weinig kleine woningen. Het aandeel van de huurkazerne is gering.

Eine Wohnungsbau-Ausstellung in Stuttgart und anderen Würtembergischen Stadten, door Prof. Dr. Ing. Egon Kaufmann. Deze tentoonstelling betrof den komenden woningbouw. Er waren volledig ingerichte modelwoningen, beantwoordende aan de standaardtypen. Met afbb. i

No. 18, 15 September 1942

Preisbildung und Preisüberwachung bei Bauland, door Dr. Georg Heilmann. De bedoeling van het artikel is een overzicht te geven over den tegenwoordigen rechtstoestand, wat betreft de prijsvorming van bouwterrein en de controle daarop. Het zeer samengedrongen artikel kan moeilijk in het kort worden weergegeven.

Das zweigeschossige Einhaus. Ein Beitrag zur Gestaltung der landlichen und kleinstadtischen Bauten im Gau Moselland, door Albert Tuczek. Dit huistype is in het Moezelland zeer verbreid. Woonhuis, schuur en stal van den kleinen boer vormen hier op een rechthoekigen plattegrond een geheel onder één zadeldak. In het algemeen heeft het huis twee volledige verdiepingen. Schr. gaat o.a. in op de stedebouwkundige consequenties van dit' boerderijtype en op verschillende architectonische details. Met afbb.

Wetten, Besluiten, enz.

Uiterlijk, van gebouwen

’s-Gravenhage. 11 Juli 1942

Ik heb de eer nogmaals, voor zooveel noodig. Uw aandacht te vragen voor de vraag, wat te doen staat ter voorziening in (nadere) regeling nopens het uiterlijk van gebouwen enz., in gemeenten, waar zoodanige regeling te wenschen laat c.q. zou ontbreken. Het belang van regeling als bedoeld mede en in het bijzonder voor de. zoozeer wenschelijke. bescherming van landschap en dorpsbeeld klemt temeer aangezien het immers, in redelijWieid., te verwachten is. dat de bouwnijverheid zich na den oorlog wederom sterk zal ontplooien; in overeenstemming, met mijn ambtgenoot van Opvoeding. 'Wetenschap en Kultuurbescherming acht ik het noodzakelijk, dat vóór dien tijd maatregelen zijn getroffen om de. dan ontstaande, activiteit op dit gebied in goede banen te leiden. Mede gelet op de verandering van het bestuursstelsel komt het mij voor. dat het doel gereedelijk kan worden bereikt door in de bouwverordeningen bepalingen op te nemen. c.q. te doen opnemen, van overeenkomstige strekking als die van de voorstellen der Staatscommissie voor de Herziening der Woningwet (vgl. ook art. 119 van het W.O. dier commissie). Ik zal het op prijs stellen, kan het zijn eenigszins spoedig de opmerkingen, c.q. den uitslag van bemoeiingen te vernemen, waartoe Gij. in het bijzonder met betrekking tot plattelandsgemeenten in Uw gewest, aanleiding vindt.

De Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken, (w.g.) Frederiks

Aan Heeren Commissarisseu der onderscheidene provinciën

V estigingsverordeningen

’s Gravenhage. 5 Augustus 1942

In verband met het door mij op 16 Juli 1942 vastgestelde Vestigingsbesluit, opgenomen in het Verordeningenblad, aflevering 19, onder no. 85, heb ik de eer voor het volgende Ow aandacht te vragen.

Ingevolge artikel 6 van genoemd besluit verliezen plaatselijke verordeningen. welke het recht van vestiging beperken, haar geldigheid, indien zij niet vóór 1 November 1942 zijn goedgekeurd.

Het is daarom van belang, dat de burgemeesters der gemeenten, waar thans een verordening als bovenbedoeld van kracbt is. voor zooveel noodig. op korten termijn overgaan tot bet vaststellen van een nieuwe verordening, waarbij met het volgende rekening ware te houden.

Met het oog op het bepaalde in artikel 1. eerste lidv onder 2 van vorenaangehaald besluit is het. in het belang van een vlotte afdoening. wenschelijk. dat de desbetreffende verordeningen door de burgemeesters niet rechtstreeks aan mij worden ingezonden, doch door Uw tusschenkomst aan mij ter goedkeuring worden voorge-

In de terzake door den burgemeester te verstrekken toelichting, c. q. in Uw terzake aan mij uit te brengen advies, zal ik in bet bijzonder gaarne uitvoerig zien aangetoond, dat het uitvaardigen van een

vestigingsverbod in de betreffende gemeente met het oog op de verhouding tusschen de beschikbare woningruimte en de behoefte aan woongelegenheid volstrekt noodzakelijk is.

Een en ander ware. zooveel mogelijk. met cijfers toe te lichten. Ik stel mij op het standpunt, dat alleen dan tot het vaststellen van een verordening, waarbij het recht van vestiging wordt beperkt een maatregel, welke diep in het maatschappelijk leven ingrijpt mag worden overgegaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt, dat. bij het ontbreken van deze regelen, de belangen der volkshuisvesting in ernstige mate zouden worden geschaad.

Ik stel mij voor. U binnenkort te dezen aanzien nog nadere richtlijnen te geven.

In afwachting daarvan ware het vaststellen van nieuwe verordeningen. ter vervanging van de bestaande, voorbands achterwege te laten.

U zoudt. voor zooveel noodig. de daarvoor in aanmerking komende burgemeesters in Uw Gewest terzake kunnen inlichten.

De Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken (w.g.) Frederiks

Aan Heeren Commissarissen

der onderscheidene provinciën

Vervolg op schrijven van 5 Augustus 1942

's Gravenhage, 9 September 1942

Ten vervolge op nevenvermeld rondschrijven heb ik de eer U het volgende mede te deelen.

Krachtens artikel 1 van hetkVestigingsbesluit (no. 85/1942) kan in buitengewone omstandigheden het recht van vestiging in of verhuizing binnen een gemeente worden beperkt.

De bevoegdheid van een gemeentebestuur, het recht van vestiging of verhuizing te beperken is derhalve afhankelijk van het antwoord op de vraag, of zich in de betreffende gemeente buitengewone omstandigheden voordoen.

Het enkele feit. dat in een gemeente een tekort aan woningen bestaat. schept geen buitengewone omstandigheden in den zin van vorenaangehaald artikel. Dit kan reeds hierom niet het geval zijn. omdat een woningtekort zich tengevolge van de huidige omstandigheden. in nagenoeg alle gemeenten in min of meer beduidende mate voordoet. zoodat. werd dit tekort als voldoende reden aanvaard. binnen korten tijd in elke gemeente van eenige beteekenis een vestigingsverbod zou zijn afgekohdigd. hetgeen tot een volkomen verstarring van het maatschappelijk verkeer zou (kunnen) leiden. ,T,. ' I ■

Van ..buitengewone omstandigheden” in den zin van artikel 1 van genoemd besluit is naar mijn meening in het algemeen eerst dan sprake, indien in een gemeente een zoodanige opeenhooping van de bevolking is ontstaan, dat de huisvesting daarvan schier onoplosbare moeilijkheden oplevert, zoodat verdere toevloeiing van buiten de gemeente zooveel mogelijk moet worden voorkomen. 7 —• 1» 1? __ 1 . 1a » 1 . a a « •

Voor het uitvaardigen van een plaatselijk vestigingsverbod zal in dat geval echter nog alleen dan aanleiding bestaan, wanneer de belangen van de volksgezondheid door de opeenhooping van deze menschenmassa geschaad dreigen te worden.

Uiteraard laten zich. naast de hiervoren bedoelde buitengewone omstandigheden, enkele, zeer bijzondere op zichzelf staande gevallen denken, waarin mede plaats zou zijn voor het vaststellen van een vestigingsverordening.

Aangenomen moet worden, dat deze gevallen zich niet dan bij hooge uitzondering zullen voordoen.

Ten aanzien van de strekking en den inhoud der vestigingsverordening zelf zij nog het volgende opgemerkt.

Een vestigingsverbod mag in het algemeen niet worden gehanteerd tegenover hen, die ten gevolge van een ramp of al dan niet gedwongen evacuatie, huis en hof hehhen (moeten) verlaten. Aan de vestiging van geëvacueerden mogen zonder mijn voorkennis geen belemmeringen in den weg worden gelegd.

Voorts vestig ik Uw aandacht op het bepaalde in het tweede lid van artikel 1 van het Vestigingsbesluit. volgens hetwelk een verordening alleen dan wordt goedgekeurd, indien zij de vestiging in en de verhuizing binnen de gemeente niet meer belemmert dan noodzakelijk is voor een billijke verdeeling van de woningruimte over de gegadigden.

Van groot belang is hierbij, dat de noodige waarborgen worden geschapen, dat bevoordeeling van personen of van groepen van personen wordt uitgesloten.

Dit beteekent. dat een voorafgaand onderzoek naar antecedenten, religie, afstamming, politieke gezindheid e.d.. van hen. die zich in een gemeente willen vestigen, c. q. binnen een gemeente willen verhuizen. achterwege moet blijven en dat deze factoren geen rol mogen spelen bij het beantwoorden van de vraag, of vergunning tot vestiging in of verhuizing binnen de gemeente zal worden verleend. Het behoeft geen nader betoog, dat het niet op den weg der plaatselijke overheid ligt. te dezen aanzien regelend op te treden.