woningonderzoekingen. De verbetering van woningen met behulp van de premieregeling werd in 1941 voortgezet, zij het in beperkte mate. Deze regeling, oorspronkelijk bedoeld om leegstaande ongewilde woningen weer op peil te brengen, krijgt nu een andere beteekenis, namelijk ter bevordering van het behoud van den aanwezigen woningvoorraad in een zoo goed mogelijken staat. Dit geldt vooral nu het besluit ex art. 33 der Woningwet het afhreken of onttrekken aan de bestemming van woningen zonder toestemming van het gemeentebestuur verbiedt; immers vele woningen, die anders zouden verdwijnen, blijven nu deel uitmaken van den voorraad. Overigens wordt ook de toepassing van de premieregeling door de schaarschte van bouwmaterialen bemoeilijkt.

De woningverbetering ingevolge de Woningwet gaf aanleiding tot een uitspraak van den Hoogen Raad, die hierop neerkwam dat hij een zelfstandige aanschrijving van het gemeentebestuur, als bedoeld in art. 23 der Woningwet, het advies van den Inspecteur der Volkshuisvesting niet vereischt is, zoodat het ontbreken van dit advies bij overtreding van art. 61 juncto art. 23 niet kan leiden tot ontslag van rechtsvervolging.

Ook de onbewoonbaarverklaring onderging den invloed van de tijdsomstandigheden. Het cijfer liep achteruit. Het Jaarverslag merkt op dat de onbewoonbaarverklaring thans beperkt dient te blijven tot die gevallen', waarin de toestand van de woning zoodanig is, dat bewoning niet langer kan worden gedoogd. De Inspecteurs adviseerden ook thans wel over in voorbereiding zijnde onbewoonbaarverklaringen, maar deden hun advies vergezeld gaan van de opmerking dat een besluit terzake eerst kan worden genomen als de woningmarkt dit wederom toelaat. Deze wijze van werken zal later een opeenhooping van werk voor de inspectie op dit onderdeel voorkomen. In alle gemeenten worden thans systematische woningonderzoekingen ingesteld, die voor de ongeschikt bevonden woningen dienen te worden gevolgd door een grondiger onderzoek aan de hand van de bekende woningonderzoekstaten.

Met betrekking tot het uitbreidingsplan geeft het Jaarverslag een overzicht van de vorderingen in de onderscheidene ambtsgebieden. Wij kunnen in dit verband verwijzen naar de publicatie in den vorigen Jaargang van dit Tijdschrift (Juli-Augustus-nummer). De mededeelingen omtrent het streekplanwerk zijn ondertusschen achterhaald door de nieuwe wettelijke regeling van dit onderwerp.

Bizonder belangwekkend is hetgeen het verslag mededeelt over de enquête inzake grondexploitatie. Wij hopen hierop afzonderlijk terug te kunnen komen.

Een moeilijke kwestie vormde in het verslagjaar het onderhoud van de Woningwetwoningen. De onderhoudskosten waren gestegen boven het niveau van 1930, waarop de normen gebaseerd zijn. Ook de onderlinge verhouding van de normen is veranderd, doordat het loonpeil niet in gelijke mate wijziging heeft ondergaan. Er zou dus niet alleen een verhooging van de normen, maar ook een herclassificatie van de gemeenten moeten plaats hebben. Aan den anderen kant leidde de schaarschte van bouwmaterialen tot een inkrimping van het onderhoudswerk, zoodat de bedoelde herziening van de normen niet urgent is ter versterking van de middelen, die onmiddellijk noodig zijn voor onderhoud, maar zou leiden tot het kweeken van een reserve, die later noodig is voor het inhalen van den achterstand.

Ten slotte verdient vermelding dat op het einde van het jaar maatregelen in voorbereiding waren om een meer uniforme regeling te verzekeren van de verstrekking van vergunning voor keten e.d., zonder dat de aanvragers aannemelijk kunnen maken dat die inrichtingen voor tijdelijke bewoning bestemd zijn.

Woning- en gezinstelling Gorinchem

Wij ontvingen een exemplaar van het verslag van een woning- en gezinstelling, die in den loop van September 1941 in de gemeente Gorinchem is gehouden. Bij de inrichting van deze telling zijn de richtlijnen gevolgd van de Commissie uit het Instituut, welke een rapport heeft uitgebracht inzake een Rijkswoningtelling.

Gemeenschappelijk bouw- en woningtoezicht Rijk van Nijmegen

Aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 8 Februari 1.1. ontkenen wij het bericht dat op 1 Januari daaraanvoorafgaande een gemeenschappelijke regeling in werking is getreden voor het houw- en woningtoezicht in de gemeenten Appeltern, Batenburg, Bergharen, Beuningen, Dreumel, Druten, Ewijk, Croesbeek, Heumen, Horssen, Overasselt en Wamel. Een gemeenschappelijke dienst van gemeentewerken zou hieraan verbonden zijn.

Wijkindeeling Amsterdam

Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft al eenige jaren geleden gebruik gemaakt van de gelegenheid, geboden door art. 4 der Hinderwet, om een indeeling van het grondgebied in industrie- en woonwijken vast te stellen. Thans zijn twee nieuwe verordeningen terzake vastgesteld, aangezien de geldigheidsduur van de oude verordeningen was verstreken, terwijl thans overeenstemming kon worden gebracht tusschen de bestemming van de verschillende deekn der gemeente in de onderhavige verordeningen en die in het uitbreidingsplan. Bij de voorafgaande vaststelling in 1937 had het uitbreidingsplan nog niet de goedkeuring van hooger gezag verkregen, zoodat die aanpassing destijds nog niet kon plaats hebben. Ook inl de

opsomming van de fabrieken en andere inrichtingen in de verordeningen zijn eenige veranderingen aangebracht.

Opmerking verdient nog dat de eerste der beide nieuwe verordeningen strekt tot uitvoering van art. % onder 1 der Hinderwet, d.w.z. tot aanwijzing van wijken, waar uitdrukkelijk genoemde inrichtingen zonder voorafgaande vergunning kunnen worden opgericht en dat de tweede verordening berust op art. 4 onder 2 derzelfde wet, dus voor een aantal met name genoemde inrichtingen een bepaald deel der gemeente aanwijst, terwijl die inrichtingen daarbuiten verboden worden, behoudens uitzonderingen en de mogelijkheid tot ontheffing krachtens een overgangsbepaling. Evenals vroeger zijn beide verordeningen voor 5 jaar vastgesteld.

Buitenland

Internationaal

Nationaal Plan

Nu deze materie in Nederland een wettelijke regeling en een begin van uitvoering gevonden heeft, is het te betreuren dat er weinig gelegenheid bestaat om regelmatig kennis te nemen van de overeenkomstige vorderingen elders. Voor het uitbreken van den oorlog waren er allerlei teekenen, die erop wezen dat de ontwikkeling in verscheidene landen de voorbereiding van een Nationaal Plan zeer binnen het bereik had gebracht.

Het laatste nummer van de Mededeelingen der Internationale Federatie voor Volkshuisvesting en Stedebouw (1942, No. 6) brengt in dit opzicht eenig nieuws uit Zwitserland. Daar is namelijk in October 1942 in de Technische Hoogeschool te Zürich een congres over dit ontwerp gehouden, waarop 30 prae-adviseurs het woord hebben gevoerd. Het zou de bedoeling zijn hun rapporten in druk te doen verschijnen.

In hetzelfde nummer wordt bericht dat in Engeland het voornemen bestaat een ministerie in het leven te roepen voor „National Planning”, waaraan mede de zorg voor den wederopbouw zou worden opgedragen.

Denemarken

Nieuwe wetgeving

Aan een bericht van den Heer F. C. Boldsen in de Mededeelingen der In-| tërnationale Federatie (1942, No. 6) ontkenen wij het volgende. |

Sinds lang is aandrang uitgeoefend tot het vormeri van een centraal bureau voor de bouw- en woningvraagstukken, die van staatswege behandeld moeten worden. Het Ministerie van Binnenlandsche Zaken heeft nu in 1941 een commissie ingesteld om hierover voorlichting te verstrekken. Deze commissie heeft ten slotte een wetsvoorstel ontworpen, dat de instemming heeft gevonden van den Rijksdag, behoudens enkele geringe wijzigingen, en dat thans door den Koning is bekrachtigd. De nieuwe wet strekt tot de vorming van een bouwdirectie bij het Departement van Binnenlandsche Zaken, met de taak alle zaken te behandelen, die betrekking hebben op nieuwe bouwwerken van den staat en het beheer van bestaande staatsgebouwen en staatstuinen. Verder ressorteert onder den nieuwen dienst de uitvoering van de algemeene bouwwetgeving, in het bizonder van de wetten inzake woningtoezicht, saneering en stedebouw, evenals de maatregelen van staatswege ter bevordering van den woningbouw. De bouwdirectie moet voorts de departementen en den Rijksdag adviseeren in alle aangelegenheden, die het houwen raken. De Directeur, die het hoofd is van het nieuwe bureau staat rechtstreeks onder den Minister van Binnenlandsche Zaken. Hem staan een aantal inspecteurs ter zijde. De staf zal overigens worden uitgebreid met een esthetisch en een praktisch werkzaam ingenieur.

Duitschland

Normalisatie

Onlangs bestond de ..Normenausschuss der deutschen Industrie" 25 jaar. De bovenvermelde Mededeelingen vinden hierin aanleiding om over de bemoeiingen van deze commissie enkele bizonderheden te vermelden, die de normalisatie in het bouwbedrijf en wat daarmede samenhangt raken. Reeds in 1918 is een begin gemaakt met een stelselmatige behandeling van deze materie. Destijds ontstonden reeds de eerste genormaliseerde elementen, zooals vensters, deuren en trappen. Om aan de uiteenloopende praktijk van het bouwen in de onderscheidene deekn van Duitschland recht te doen wedervaren werden verschillende normalen voor de landen vastgesteld, die te zamen de ~Reichshochbaunormung ’ vormden. Naast de behandeling van de genoemde elementen werd ook die van bouwstoffen ter hand genomen, benevens de normaliseering van de gas-, water- en ekctriciteitsinstallaties en de waterloozing. Er is ook een commissie voor de uniforme technische bepalingen in bouwverordeningen. Het verdere werk geschiedt in verband met het besluit van den Führer inzake den woningbouw, dat ook een vérgaande normalisatie voorziet. Als resultaat van dit werk zijn te noemen de door den Rijksminister voor economische zaken verbindend verklaarde normalen voor houten deuren. Het is de opzet voor het einde van den oorlog alk voor den woningbouw noodige normalen gereed te maken.