a. de leden dienen gezamenlijk over een uitgebreide plaatselijke kennis te beschikken; b. zij moet zooveel mogelijk, aangepast aan de plaatselijke verhoudingen, het vertrouwen van de burgerij genieten om in deze delicate materie regelend te kunnen optreden.

7. a. Voor de uitvoering is noodzakelijk een goed georganiseerd op de praktijk ingesteld bureau. |

b. Het is wenschelijk dat voorschriften worden gegeven welke er toe leiden dat deze diensten niet het odium op zich laden van bureaucratie en ambtenarij of onnoodig tot groote diensten uitdijen. c. hfet is mogelijk een efficiënte uitvoering te verkrijgen wanneer men ook hieraan aandacht schenkt door een organisatorische vergelijking van de reeds bestaande plaatselijke bureaus.

d. Een gedetailleerd overzicht van den woningvoorraad is noodzakelijk. e. Een goede personeelkeuze met behoorlijke salariëering bevordert een juiste arbeidsfeer welke op dit gebied een eerste vereischte is.

8. De practische middelen welke kunnen bijdragen tot vermindering van den woningnood zijn: 1. inkwartiering

I. vordering |. woningsplitsinp ' I. samenwoninß.l

ad 2 : de vordering dient niet te worden beperkt tot woonruimte maar het moet evengoed mogelijk zijn een geheele woning te vorderen, ad 3 : splitsing door premies te bevorderen is niet afdoende en bovendien onrechtvaardig, bewoners van eigen huizen kunnen zich zelf er van vrij houden, terwijl dit in mogelijk kleinere huurhuizen door den verhuurder wel wordt gedaan. Beter ware ook hier een verplichting tot splitsing, waarvan de kosten, plus die van de herstelling in den ouden toestand, minstens geheel in de nieuw vast te stellen huur kunnen worden verdisconteerd.

ad 4 : alleenwonenden, zeer kleine gezinnen of deelen van gezinnen, waar geen gezinsuitbreiding meer te verwachten is, zou men, wanneer animeering niet helpt, moeten kunnen verplichten tot samenwoning bij elkaar of anderen (bijv. bij hun kinderen) wanneer dit redelijkerwijs mogelijk is. Samenwoning van of met groote gezinnen, of met gezinnen met kleine kinderen dienen zooveel mogelijk td worden vermeden.

9. Interlocaal, gewestelijk en landelijk contact in verband met vestiging, verhuizing en woningruil is gewenscht. Tevens zou een van deze contactorganen dienst kunnen doen als instantie voor appèl. De beoordeeling en uitspraak inzake gevallen die tot groote moeilijkheden aanleiding geven, behooren in geen geval tot de competentie van de Rechtbank, die slechts op formeel juridische gronden kan afgaan, maar tot die van een orgaan dat over veel ervaring en begrip voor de huidige situatie beschikt.

10. a. De strafmaat zal aanzienlijk hooger moeten komen dan de onbeteekenende maxima der gemeentelijke verordeningen.

b. Een voordeel van een algemeen wettelijke regeling behalve die vtan zijn eigen doelstelling is nog dat zij de publieke opinie dusdanig met den woningnood confronteert, dat een preventieve gunstige invloed ten aanzien van de medewerking der bevolking kan worden verwacht. c. Een nadeel is dat deze regeling voor de overheid financieele verplichtingen met zich kan brengen. Hiervoor dienen middelen ter beschikking te worden gesteld. Overigens dienen deze verplichtingen én door de wettelijke regeling én door de praktijk der uitvoering tot een minimum te worden beperkt, hetgeen inderdaad raogelijk is.

Stellingen van den Heer C. G. Matser

1. Onderzoek van regeeringswege naar huisvestingsmogelijkheid van niet in de noodgemeenten thuisbehoorende evacué's.

2. Bevoegdheid burgemeester om dwingend verandering van woningindeeling te kunnen voorschrijven' (woningsplitsing).

3. Vordering na advies ambtelijke commissie, waarin burgerelement.

4. Bezwaren tegen voldoening verzoek Minister Binnenlandsche Zaken inzake vordering na door rechter gewezen ontruimingsvonnis.

5. Beroep op vaststelling schadevergoeding door burgemeester zij slechts mogelijk op Prijzenbureau.

6. Landelijk dient geregeld te worden woninginventarisatie vanwege centrale overheid ; voorts worde wet distributie woonruimte ingevoerd.

7. Vorderingsbevoegdheid burgemeester ingevolge vorderingsbesluit blijve gehandhaafd.

8. Vorderingsbevoegdheid blijve uitsluitend bij burgemeester in tegenstelling met wetsontwerp, waarin ook provinciale Bureaus voor Oorlogsslachtoffers genoemd worden.

9. Regeling voor dwingend opleggen van woningherstel indien eigenaren nalatig zijn.

10. Bevoegdheid voor Burgemeester voor vordering van ruimte ten behoeve van bedrijven en instellingen ten algemeene nutte.

Adressen enz. uitgaande van het Instituut

De Bouwspaarkassen

Door het Instituut is d.d. 5 Januari 1946 onderstaand schrijven gezonden aan den Minister van Financiën.

Excellentie

Bij ons schrijven d.d, 23 September 1943 veroorloofden wij ons aan het Departement van Uwe Excellentie een exemplaar toe te zenden van een rapport betreffende de bouwspaarkassen. uitgebracht door een Commissie uit ons Instituut, Daarin wordt de nadruk gelegd op tal van bezwaren, welke kleven aan het bouwspaarkaswezen in zijn tegenwoordipen vorm, maar tevens wordt daarin gewezen op de groote beteekenis, welke goed georganiseerde en aan in het algemeen belang te stellen eischen beantwoordende bouwspaarkassen kunnen hebben voor de volkshuisvesting. Aan een wettelijke regeling, waardoor de uitwassen van een wilde ontwikkeling van het bouwspaarkaswezen worden voorkomen, en andererzijds een gezonde groei van het instituut wordt bevorderd, bestaat naar de overtuiging van de Commissie dringend behoefte.

Sedertdien werd door het toenmalig bewind alle actie der bouwspaarkassen tot werving van spaarders stopgezet. Na de bevriiding schijnt echter aan nieuw ongerichte bouwspaarkassen bewegingsvrijheid gelaten te zijn; in de danbl'aden treft men herhaaldeli'k advertenties aan van tot dusver onbekende kassen en thans blijkbaar ook door oudere bouwspaarkassen de propaganda, hervat, hoewel , zijn wij goed ingelicht de bepalingen, die aan een hernieuwde werving van spaarders in den weg staan, nog altijd van kracht zijn gebleven.

Het lijkt ons hoogst ongewenscht, dat de oude bouwspaarkassen, die althans langzamerhand eenig financieel weerstandsvermogen hebben verkregen en waaronder er, naar wij meenen te mogen aannemen, eenige zijn, die goed worden beheerd, haar bedrijf naar de letter van de voorschriften niet zouden kunnen uitbreiden, terwijl nieuw opqerichte instellingen, zonder eenige ervaring, zonder waarborgen ten aanzien van de wijze van beheer van de spaargelden, die zij tot zich trekken, zich vriielijk mogen ontplooien. Dit is te bedenkelüker, omdat juist deze instellingen het sfelsel der zoogenaamde rentelooze hvpotheken propaneeren met advertenties, welke het publiek op een dwaalspoor brengen. Er bestaat groote kans, dat dientengevolge vele kleine spaarders de dupe zulleni worden. Wij veroorlooven ons verband te leggen tusschen deze situatie en de door Uwe Excellentie met nadruk genoemde noodzakeliikheid om te sparen. Het z.g. doel-sparen, zooals dat door de bij een bouwspaarkas aangesloten spaarders geschiedt, en met name het sparen voor een eigen huis, is stellig een van de meest doeltreffende middelen om den spaarzin van ons volk te bevorderen. Bovendien en dit is voor ons aanleiding ons tot Uwe Excellentie te wenden het snaren in dezen vorm rechtstreeks ten goede komen aan de volkshuisvesting, die tengevolge van de oorlogsgebeurtenissen zoo zeer in het gedrang is nekomen.

De kans is echter groot, dat de huidige ontwikkeling van het bouwspaarkaswezen aan beide doeleinden , het sparen en de bevordering der volkshuisvesting afbreuk zal doen, doordat vele spaarders ernstig in hun verwachtingen zullen worden teleurgesteld.

Wij vercxjrloven ons daarom Uwer Excellentie met nadrnk aan te bevelen de totstandkoming van een wettelijke regeling, zooals boven bedoeld, zooveel als mogelijk is te bespoedigen en, mocht de voorbereiding daarvan onverhoopt nog eenigen tijd kosten, een noodregeling te willen treffen, welke de werkzaamheid van nieuwe, na zekeren datum opgerichte bouwspaarkassen voorloopig opschort, en die der oude toelaat, mits zij zich onderwerpen aan eenige door Uwe Exellentie te stellen regelen, welke beoogen de belangen der spaarders te beveiligen.

Met verschuldigde hoogachting

(w.g.) M. J. I. de Jonge van Ellemeet, Voorzitter

(w.g.) H. V. d. Weyde, Secretaris-Directeur

1) Uit een tijdens het afdrukken ontvangen bericht blijkt dat deze aangelegenheid ten volle de aandacht van den Minister heeft.

Binnenland

De wederopbouw in de Tweede Kamer

Bij de bespreking van de z.g. beleidsnota heeft de Heer Donker het Kon. Besluit van 7 Mei 1.1. F 76 genoemd als een voorbeeld van onwenschelijke centralisatie. Hij wees op de motie, welke de gemeenteraad van Rotterdam op dit punt heeft aangenomen zie ons vorige nummer en op den brief terzake van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en voerde in het bizonder ook aan dat de groote gemeenten even goed geoutilleerd zijn als het Rijk. De Minister van Binnenlandsche Zaken merkte op dat hij, en zijn ambtgenoot van Openbare Werken en Wederopbouw erop bedacht zijn de gemeentebesturen zooveel mogelijk in te schakelen, maar dat de buitengewone omstandigheden, de materialenschaarschte bijv., tot een grootere mate van centralisatie dwingen dan anders.