Vordering van landarbeiderswoningen

Een circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken aan de buraemeesters, gedagteekend 10 Januari 1.1„ wijst erop dat in sommige streken met name in Drenthe, landarbeiderswoningen, welke de boer op zijn erf heeft voor zijn vaste personeel, gevorderd zijn ten behoeve van gemeenteambtenaren, evacués e.d., toen deze woningen wegens vertrek van de landarbeiders, die ze bewoonden, tijdelijk leeg stonden. Het gevolg is dat het voor den boer onmogelijk was van buiten een vervanger voor den landarbeider te vinden, omdat de woning ontbrak. De Minister die hierop door zijn ambtgenoot van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening opmerkzaam was gemaakt, verbindt hieraan de mededeelinq. dat laatstgenoemde Minister het wenschelijk acht dat van de bevoegdheid tot vordering ten aanzien van dit soort woningen bij voorkeur geen gebruik wordt gemaakt, indien de personeelsvoorziening op de omschreven wijze in gevaar zou komen.

Vorderingsbesluit Woonruimte

Een vonnis van den President van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam betreft de toepassing van dit besluit in de gemeente Ouderkerk aan den Yssel. Een belanghebbende had tegengeworpen dat de burgemeester die een pheele woning had gevorderd, in strijd handelde met het besluit, dat vordering van ruimte in een woning zou toelaten. De belanghebbende had zich blijkbaar beroepen op de bewoordingen van art. 1 onder la van het besluit waar sprake is van vordering van woonruimte, terwijl onder b gesproken wordt van vordering van gebouwen of gedeelten van gebouwen, die niet als woning worden gebezigd

De President verwierp dit beroep. Verder beriep eischer ■’%ich op de considerans van het besluit, waar gezegd wordt dat de bedoeling is op eenvoudige wijze woonruimte te verkrijgen, terwijl de noodgedwongen verhuizing van de oorspronkelijke bewoners verre van eenvoudig is. De President heeft ook dit beroep afgewezen, omdat de aangehaalde woorden z.i. bedoeld zijn ter onderscheiding van een voorziening door middel van woning- of barakkenbouwj Het beleid van den burgemeester heeft de genoemde President niet aan zijn beoordeeling onderworpen geacht.

Woonvergunning Arnhem

De Arnhemsche verordening inzake vestiging en verhuizing, waarvan in ons vorige nummer sprake was naar aanleiding van een uitspraak in kort geding van den president der Arnhemsche rechtbank, heeft opnieuw moeilijkheden doen ontstaan, waarover dezelfde president in kort geding te beslissen heeft gehad. Voor een bepaald perceel was een, woonvergunning afgegeven aan iemand, die met den eigenaar een overeenkomst van huur had gesloten, echter met bepaling dat de vergunning zou vervallen als de woning niet binnen één maand zou zijn betrokken. Dit werd echter feitelijk ónmogelijk gemaakt, doordat het perceel door een ander werd bewoond, zonder een overeenkomst van huur, maar, zooals eze den president kon aantoonen, met een vestigingsvergunning, waarin .et perceel met werd genoemd. De eigenaar vorderde ontruiming van het perceel. De president overwoog dat zoolang de burgemeester met tot vordering IS overgegaan de eigenaar heeft te beslissen, wien hij als huurder wenscht toe te laten. De gedaagde had nog aangevoerd dat de burgemeester tot vordering zou overgaan in zijn belang, wat de president echter betwijfelde, nu een meer recente vergunning voor hetzelfde perceel aan een ander was afgegeven. Overigens drong de president • u!- ’u ij vestigingsvergunningen met omzichtigheid te werk zal worden gegaan, daar het meermalen voorkornt dat dergelijke vergunningen voor een zelfde perceel aan verschillende personen worden afgegeven, waardoor groote onzekerheid ontstaat, terwijl eerst tot vordering wordt overgegaan, nadat de betreffende personen buiten hun schuld in conflicten worden betrokken, die bij een voorzichtig beleid gemakkelijk hadden kunnen worden voorkomen.” Het vonnis strekte tot ontruiming van het perceel.

De wederopbouw van Rotterdam

h ‘"4 tusschen Rijk en gemeente bij den wederopbouw van de j Raad een gedachtenwisseling teweeg gebracht, die algemeen de aandacht verdient, omdat er een onvrede met de terugdringing van het gemeentebestuur bij den wederopbouw uit sprak, die ook in andere gemeenten blijkt te leven. In algemeen verband heeft de VeraemaaH Nederlandsche Gemeenten zich tot tolk van deze stemming onhoMw Openbare Werken en Weder- I P Weekblad voor Gemeentebelangen van 14 December U. – een brief die ook bij het Raadsdebat werd aangehaald.

R het woord kwamen, richtten zich algemeen tegen f de centrahsatre, die in het egin van den oorlog voor den wederopbouw is ingevoerd, aangehouden is. De herleving van den gemeenteraad als hoofd van de gemeente, het beginsel der autonomie, de gezonde democratische gedachte werden tegen de strekking van het bewuste besluit aangevoerd, dat stamt uit een stecr van staatsnoodrecht en voortzet wat in den bezettingstijd noodc

als een centralistische regeling is aanvaard, die tenslotte deze goede zijde hnofHf zeggenschap daardoor kwam bij de politiek betrouwbare Wederopbouw en niet bij het onnationale gemeen-

De juiste beteekenis van de bepalingen van het meergenoemde Kon. Besluit kwam ook meer in bizpnderheden in het geding. Er werd bijv. gevraagd laar de bevoegdheid van het gemeentebestuur om ook nu' nog de bebouwing door pubhekrechtelijke bebouwingsvoorschriften te regelen er werd gewezen op de vergaande centralisatie, sprekende uit art. 4 van het Bes uit, dat aM alle overheidsdiensten de verplichting oplegt om aan het Uoilege van Commissarissen alle medewerking te verleenen.

Ue organisatorisch ongerijmde toestand werd gewraakt, dat de directeur van den gemeentelijken dienst van Stadsontwikkeling tevens directeur is vaii het Asro en dus van twee kantenl instructies te ontvangen heeft Ook de fmancieele onzekerheid werd genoemd. Wie zal de kosten van ““ , • E"- overigens op gewezen, dat de financieele aansprakelijkheid van het Rijk getuige het voorbeeld van den Woninqwetbouw _ geenszins behoeft te beteekenen dat het Rijk alle macht aan zich moet trekken.

Het pleit werd gevoerd voor nieuwe organen, voor een discussie-centrum, waarin alle groepen van belangen, die bij den wederopbouw gemoeid zijn, haar vertegenwoordiging behooren te vinden. Er werd gesproken over een ~verbindingsofficier”, een Rijksambtenaar, die in alle gemeentelijke bureaus, die dan het werk zouden moeten doen, recht van toeqanq zou hebben.

De rede, waarmee de wethouder de sprekers beantwoordde, ademde denzeltden geest. Bij alle waardeering voor de wijze, waarop van Rijkswege bij den wederopbouw wordt gewerkt en in het bizonder voor het aandeel daarin van den Algemeen Gemachtigde, thans den Minister, werd toch sterk geklaagd over het gemis aan regelingen, financieele en organisatorische.

Zonder hoofdelijke stemmincj nam de Raad ten slotte een motie aan, waarin het oordeel wordt uitgesproken dat het Kon. Besluit F 67 te zeer op centralisatie is gericht, dat het noodig is reeds aanstonds aan de gemeente toe te vertrouwen wat volgens deze regeling aan haar kan worden overgelaten en vervolgens een wettelijke regeling tot stand te brengen betreffende den wederopbouw, waarbij met behoud van de samenwerking tusschen Rijk en gemeenten, meer ruimte aan de zelfwerkzaamheid vian de gemeente wordt gelaten.

B. en W. worden uitgenoodigd dit oordeel van den Raad ter kennis van de Regeeringi en de Staten-Generaal te brengen.

Wederopbouwplan Rotterdam

Dit plan, verreweg het meest omvattende en belangrijkste onder onze wederopbouwpliannen, zou volgens een mededeeling van den wethouder Ir. Kraayvanger in den Rotterdamschen Raad, begin Februari in druk verschijnen.

De stedebouwkundigen bij den wederopbouw

Aansluitend bij ons overzicht in het voricj nummer vermelden wij dat het wederopbouwplan van Velsen door het gemeentebestuur is opgedragen aan Ir. W. van Tyen, H. A. Maaskant en W. M. Dudok.

Contact-commissie voor onroerende zaken

Deze commissie is onlangs tot stand gekomen met medewerking van de Vakgroep onroerende zaken, de Ondervakgroep woningbouw voor de markt, de Vakgroep tusschenpersonen in onroerende Goederen, de Vakgroep Hypotheekbanken, de bedrijfsgroep Levensverzekering, de bedrijfsgroep Handelsbanken, de Particuliere Pensioenfondsen, de Nederlandsche Spaarbankbond, – Vakgroep algemeene Spaarbanken, de Nederlandsche Bond van Huis- en Grondeigenaren, de Broederschap van Notarissen in Nederland, de bedrijfsgroep Landbouwcredietbanken, de Vakgroep Bouwkassen. De Commissie bouwt voort op het werk, dat voor den oorlog in beperkter verband op dit gebied is verricht en dat ook gedurende de bezetting ondershands werd voortgezet en uitjebreid. |

Het dagelijksch, bestuur werd als volgt samengesteld : Prof. Dr. P. A. Diepenhorst, Voorzitter ; Mr. W. Cnoop Koopmans, Onder-voorzitter; Prof. Dr. M, van Haaften, Mr. N. J. C. M. Kappeyne van de Coppello, A. van Kesteren, Mr. C. A. Kingmia en S. J. Mook. Het correspondentieladres van de commissie is voorloopig Beursplein 5, Amsterdam C.

Honorarium voor stedebouwkundig werk

De in 1936 door een commissie, ingesteld door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw en den 8.N.A., vastgestelde regelen betreffende de honoreering van stedebouwkundig werk (~R.S. 1936”) worden thans aan een herziening onderworpen. Bij deze herziening zal een uitgewerkte regeling voor de honoreering van plannen voor de bebouwde kom (art. 43 in de Regelen worden opgenomen. Voorts wordt een regeling ontworpen voor de honoreering van wederopbouwplannen en supervisiewerkzaamheden, waaromtrent het College van Algemeene Gommissiari.ssen voor den Wederopbouw een advies heeft gevraagd.