de bekend. Aangenomen mag echter worden dat het verschil met soortgelijke streken niet zo groot zal zijn.

Opgemerkt zou nog kunnen worden, dat de lonen van 1938 en 1939 minimum lonen zijn, waarvan naar boven werd afgeweken. Hier staat tegenover dat dan in de regel extra arbeid werd gepresteerd.

Materialen

Eveneens in „Bouw” van 7 December 1946 worden prijzen gepubliceerd van de belangrijkste bouwstoffen in 1938-1939 en op 1 October 1946 voor diverse bouwwerken. |

[ Voor verf en plamuur waren de prijzen per ton in 1938-1939 f 320.^—■ en op 1 October 1946 f 1420.^—Een grote bouwvereniging te Amsterdam betaalde voor de verf, stopverf en plamuur in de 2e helft van 1946 160 % meer dan in het begin van 1939 (In de 2e helft van 1939 liepen de prijzen op) ■

De gemiddelde prijs per eenheid was in 1939 f 0,358, in 1946 f 0.93. Volgens ~Bouw” was de prijs voor geschaafd en geploegd plankhout inc. zaagverlies in 1938-1939 f 42.50 per m 3, in 1946 f 196.—. De prijzen van behang zijn voorzover wij konden nagaan, nog minstens a 3 maal de prijzen van 1939.

Sociale lasten

De sociale lasten liepen in 1939 en lopen ook thans nog zeer sterk uiteen bij de bouwverenigingen als gevolg van het verschil van de vrijwillige sociale lasten als: pensioenen, lange-e vacanties met toeslag enz. Daarom hebben wij hier slechts gerekend de verplichte van Overheidswege en volgens collectieve overeenkomst voor het bouwbedrijf opgelegde sociale lasten. Bij een grote bouwvereniging te Amsterdam bedroegen deze in 1939 bij een loon van f 36. per week 8.8 % en thans 22.35 % van het loon.

1939 1946 Lonen 67 120 Leiding en controle 7 10 Sociale lasten 6 27 Materialen 16 48 Gereedschappen enz. 4 12 Totaal 100 217

Gereedschappen

De prijs van gereedschappen kan moeilijk worden vastgesteld en vergeleken. Naar onze schatting zal deze prijs minstens 3 a 4 maal hoger zijn dan vóór de oorlog.

Arbeidsprestatie

Hoe het met de arbeidsprestatie staat, is eveneens moeilijk vast te stellen, omdat de werkwijze door gebrek aan materialen in vele gevallen geheel is veranderd. Maar wij geloven wel te moeten aannemen dat, indien gewerkt wordt in daggeld ■— zoals de collectieve arbeidsovereenkomst dat thans voorschrijft de arbeidsprestatie in het algemeen niet hoger mag worden geschat dan 80 % van de voor-oorlogse prestatie. Deze mening wordt ook gedeeld door bestuurders van verschillende andere verenigingen, die dit met kennis van zaken kunnen beoordelen. Wij vernamen trouwens ook herhaaldelijk, en het is ook vrij algemeen bekend, dat werkgevers, die prijs moeten opgeven of naar een werk inschrijven, terdege met de mindere prestatie rekening houden. Wij hebben zelf geconstateerd, dat er gunstige uitzonderingen zijn. Onder ons toezicht zijn in het voorjaar van 1946 de voorgevels van 130 woningen geheel op ouderwetse manier en in tarief geschilderd. Dit tarief bestond reeds lang voor de oorlog en werd steeds in dezelfde verhouding verhoogd of verlaagd als de lonen der schilders bij collectieve overeenkomst werden Bewijzigd. |

De schilders verdienden met dit tarief gemiddeld 40 % boven het daggeldloon. Volgens de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst mag nu niet meer dan 10 % boven het vastgestelde loon worden verdiend. Niettegenstaande deze voor de schilders en de vereniging hinderlijke bepaling, maakten de schilders in vaste dienst het genoemde werk voor het tarief en bereikten de toegestane 10% boven het loon, zodat de vereniging aan deze woningen voor 100 % werk gedaan kreeg, hoewel de schilders 30 % minder inkomsten hadden dan voor de oorlog. De losse schilders, die voorheen gaarne bij dezelfde vereniging wilden werken, liepen zonder uitzon-

dering na enige weken weg, omdat ze bij particuliere werkgevers veel meer konden verdienen. Er zullen ongetwijfeld nog wel andere gunstige en vermoedelijk ook wel ongunstige uitzonderingen voorkomen, maar het zullen uitzonderingen blijven, die de regel bevestigen.

Verhouding der totale onderhoudskosten

Op grond van onze ervaring en rekening houdende met de b.s. gegevens komen wij tot de volgende schatting van de onderhoudskosten van onze woningen in de grotere sleden in 1939 en thans. De kosten van 1939 zijn gesteld op 100

De post lonen (67) is verhoogd met 43,6% en daarna verhoogd met 25 % omdat slechts op 80 % arbeidsprestatie is gerekend. De post sociale lasten is voor 1946 berekend op 22,38 % van de lonen, De post materialen is berekend op de prijs van lichte verfkleuren. Donkere kleuren zijn belangrijk duurder. De gegevens zijn ontleend aan de kosten van schilderwerk, timmerwerk en behangwerk, waarvan de kosten voor dezelfde werkzaamheden vergeleken konden worden. Volgens het rapport van de ..Onderhoudscommissie” van de Nationale Woningraad uitgebracht in 1937 en volgens de jaarverslagen van een grote bouwvereniging te Amsterdam vergen deze werkzaamheden gemiddeld ongeveer 75 % van de totale onderhoudskosten. De kosten van de overige werkzaamheden zijn geschat.

Werk verricht door werkgevers

Wij hebben aangenomen, dat de bouwverenigingen in soortgelijke streken als de Wieringermeer en in het algemeen in de kleinere steden en dorpen geen werk in eigen beheer uitvoeren. Het spreekt vanzelf dat, indien de lonen zoveel verhoogd zijn als in de Wieringermeer, de kosten van het onderhoudswerk evenredig meer gestegen zijn dan in de grotere steden, ook al zou het werk in eigen beheer worden uitgevoerd. Het is ons bekend, dat prijzen voor belangrijke objecten schilderwerk in de grotere steden soms 3 a 4 maal zo hoog waren als de vooroorlogse prijzen. De vakgroep schilders heeft enige tijd geleden voor het schildersbedrijf een prijslijst vastgesteld, die, voor zover wij weten, niet door de prijsbeheersing is goedgekeurd, maar die toch geldt als leidraad voor de leden bij het berekenen van prijzen. Voor buiten-schilderwerk in eerste klasse Gemeenten waarvan de uitvoering is: gronden, stoppen en plamuren, overgronden en afschilderen wordt f 3. per gerekend.

In verscheidene gevallen hebben wij geconstateerd dat werkgevers met hun calculatie deze prijs belangrijk overschreden. Indien men rekening houdt met een redelijke risico- en winstpost voor den werkgever kan men aan de hand van b.s. gegevens en de plaatselijk verhoogde lonen vrij nauwkeurig beoordelen of de gevraagde of berekende prijzen redelijk zijn. Vooral blijkt uit deze gegevens dat, zoals de kosten van het onderhoudswerk thans zijn, verdubbeling der onderhoudsnormen beslist noodzakelijk is om de woningen op slechts zeer eenvoudige wijze te onderhouden en dat het zelfs dan nog zeer twijfelachtig is of de geweldige achterstand, welke sedert 1940 ontstaan is kan worden ingehaald.

J. Spek

December 1946