materiaal en arbeidskracht, de Heer Dr. C. A. Prinsen, burgemeester van Roosendaal en Nispen over de financiering, de Heer B. Merkelbach, architect, over het woningpeil. Omtrent een vierden praeadviseur, die de verdeeling van het woningbouwprogramma zal behandelen, wordt nog overlegd.

Een puntsgewijze samenvatting van de praeadviezen zal te voren worden gepubliceerd.

Als volgende onderwerp voor een praeadviezenvergadering heeft het dagelijksch bestuur op het programma gezet, de consequenties van de prefabrication in den woningbouw, in het bizonder in sociaal en stedebouwkundig opzicht.

Schema wederopbouwwet

Eenigen tijd geleden is door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten in samenwerking met het Instituut een kleine commissie ingesteld, waarin voor de Vereeniging zitting hebben genomen Mej. Mr. H. J. D. Revers en de Heer C. G. Matser, voor het Instituut de Heeren Mr. J. Vink en Drs. H . van der Weijde, met de opdracht na de kritiek die herhaaldelijk door de beide constitueerende lichamen is geuit op de ontwikkeling van de wetgeving en de organisatie op het gebied van den wederopbouw meer positieve voorstellen uit te werken voor de regeling van een en ander. Deze commissie heeft thans een schema voor een wederopbouwwet ontworpen, welke door Vereeniging en Instituut bij een gemeenschappelijken brief, gedagteekend 28 Maart 1.1., aan de Ministers van Wederopbouw en Volkshuisvesting en van Binnenlandsche Zaken is aangeboden.

Rijksdienst voor het Nationale Plan Benoeming leden van de Vaste Commissie

Overwegende, dat het gewenscht is aan de Vaste Commissie van den Rijksdienst voor het Nationale Plan een lid toe te voegen, (hetwelk geacht kan worden deskundig te zijn op het gebied van het beleid ten aanzien van het Verkeer, zooals dat door den Minister van Verkeer en Waterstaat wordt gevoerd. Gezien het advies van den Minister van Verkeer (advies van 14 Februari 1947 No. 623) Heeft goedgevonden:

den Economisch Adviseur van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Mr. Ir. B. W. Haveman te ’s Gravenhage, te benoemen tot lid van de Vaste Commissie voornoemd.

De Minister van Wederopbouw

en Volkshuisvesting (w.g.) L. Neher

’s Gravenhage, 3 Maart 1947

Overwegende, dat het gewenscht is aan de Vaste Commissie van den Rijksdienst voor het Nationale Plan een lid toe te voegen, hetwelk geacht kan worden deskundig te zijn op het gebied van het sociaal beleid, zodals dat door den Minister van Sociale Zaken wordt gevoerd. Gezien het advies van den Minister van Sociale Zaken (advies van 18 Februari 1947 No. 1777 Afd. Rijksarbeidsbureau) Heeft goedgevonden: den Directeur-Generaal van het Rijksarbeidsbureau van het Ministerie van Sociale Zaken den Heer A. N. van Mill

te 's Gravenhage, Ie benoemen tot lid van de Vaste Commissie voornoemd. De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, 1 (w.g.) L. Neher

’s Gravenhage, 3 Maart 1947

Overwegende, dat het gewenscht is aan de Vaste Commissie van den Rijksdienst voor het Nationale Plan een lid toe te voegen, hetwelk geacht kan worden deskundig te zijn op het gebied van het bestuursbeleid ten aanzien van provincie en gemeente zooals dat door den Minister van Binnenlandsche Zaken wordt gevoerd.

Gezien het advies van den Minister van Binnenlandsche Zaken (advies van 14 Februari 1947 No. 10187) Heeft goedgevonden: den Raadadviseur van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken Mr. ]. M. Kan te ’s Gravenhage te benoemen tot lid van de Vaste Commissie voornoemd. De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting (w.g.) L. Neher

’s Gravenhage, 4 Maart 1947

Overwegende, dat het gewenscht is aan de Vaste Commissie van den Rijksdienst voor het Nationale Plan een lid toe te voegen, hetwelk geacht kan worden deskundig te zijn op het gebied van het financieel beleid, zooals dat door den Minister van Financiën wordt gevoerd. Gezien het advies van den Minister van Financiën (advies van 24 Februari 1947 No. 131)

Heeft .goedgevonden: den Directeur der Rijksbegrooting hij het Ministerie van Financiën Dr. A. Mey

te 's Gravenhage te benoemen tot lid van de Vaste Commissie voornoemd. De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting (w.g.) L. Neher

's Gravenhage, 4 Maart 1947

De verdeeling van woonruimte te Rotterdam door J. Schippers

Onder de gebieden, steden en dorpen van ons Vaderland, waarover de storm van den oorlog en van het oorlogsgeweld is heengegaan en welke als gevolg daarvan op ontstellende wijze werden geteisterd, neemt de stad Rotterdam wel een zeer voorname plaats in.

Rotterdam was de eerste Nederlandsche stad, welke in de Meidagen van 1940 als doelwit werd gekozen voor een m dien tijd zwaar en intensief vijandelijk luchtbombardement. De gevolgen daarvan waren in materieel en personeel opzicht verbijsterend. Bovendien stond de stad in de volgende jaren opnieuw meermalen bloot aan luchtaanvallen, waardoor de ramp nog in belangrijke mate werd vergroot. Het heeft uiteraard geen zin, om binnen het raam van dit artikel gedetailleerd in te gaan op hetgeen de stad in materieel opzicht heeft geleden. Dit moge uit verschillende publicaties als voldoende bekend worden verondersteld. Hier moge derhalve worden volstaan met de vermelding, dat door de bedoelde gebeurtenissen o.m. rond 30.000 woningen werden vernietigd. In aanmerking nemende, de sedert dien toegenomen bevolking, alsmede de omstandigheid, dat de bouwnijverheid gedurende de laatste vijf jaren practisch heeft stilgelegen, behoudens het tot stand komen van enkele complexen noodwoningen in 1940 —kan het woningtekort in Rotterdam thans gesteld worden op rond 40.000 woningen. De bedoeling van dit opstel is, hoofdzakelijk een historisch overzicht te geven van de maatregelen, welke door het gemeentebestuur werden genomen om aan de geweldige problemen, welke op het terrein van de huisvesting door den ongekenden woningnood zijn ontstaan, zooveel mogelijk het hoofd te bieden, TT. 1

Het 18 duidelijk, dat bij het groote bombardement in Mei 1940, chaotische toestanden ontstonden, waardoor onmiddellijk ingrijpen vanwege de Overheid een gebiedende eisch was. Tienduizenden werden plotseling dakloos en van alles beroofd en trachtten uiteraard een goed heenkomen te zoeken. Daarom werd door het gemeentebestuur, terwijl de stad nog in vlammen was gehuld, een Evacuatie-Commissaris aangesteld, die tot taak kreeg de slachtoffers, voor zoover voor hen geen onderdak in de stad kon worden gevonden, onder te brengen in andere gemeenten. Daarnaast werd ingesteld een Huisvestingscommissie, aan wie werd opgedragen om bij de verhuring van beschikbare gemeente-wonihgen en van woningen van woningbouwvereenigingen, aan ge-