moeten verschijnen, een behoorlijke documentatie moet mogelijk zijn, commissie-werk dient te worden ondernomen en dit alles vooronderstelt weer de beschikking over ruime geldmiddelen. Dit is een vicieuze cirkel, die lastig te doorbreken schijnt. Maar er is althans een begin. De beide met korte tussenruimte herhaalde congressen, het grote te Hastings, het kleine te Parijs, met hun publicaties, het onlangs na lange onderbreking weer verschenen News Bulletin geven blijk van nieuwe activiteit. De terugkeer van het bureau van de Federation naar zijn oude zetel Brussel, is nog niet voltrokken. De zaak hokt nog op de teruggave van de tijdens de oorlog naar Duitsland afgevoerde archieven en bibliotheek, een teruggave, die moeilijk haar beslag schijnt te kunnen krijgen. Door de vereniging van het Londense bureau met de stukken en bescheiden, die nu nog in Duitsland zijn, kan een behoorlijke bibliotheek en archief tot stand komen, die voorwaarde zijn voor doeltreffend werk van de nieuwe Federatie.

En thans de discussies over de twee congres-onderwerpen. Zij droegen de stempel van een gebrek, dat ook het congres te Hastings beheerste, namelijk dat de rapporten niet tijdig gedrukt waren, maar eerst bij de opening van het congres werden uitgereikt. Een gevuld programma maakte het de deelnemers bijna onmogelijk er nog een blik in te slaan en de beide algemene rapporteurs Miss Judith Ledeboer voor het onderwerp van volkshuisvesting, steller dezes voor het stedebouwkundige moesten onder de hoogste druk hun algemene rapport samenstellen. Toch was er vooruitgang in de organisatie, bij Hastings vergeleken. Het aantal deelnemers was veel geringer en de splitsing van het congres in twee secties bracht mee dat inderdaad praktisch alleen de werkelijk belangstellenden en deskundigen bijeen waren. Ook onder deze omstandigheden blijft een gedachtenwisseling moeilijk, maar de ervaring toont toch dat in deze richting en niet in die van het massale congres en het veelomvattende onderwerp de oplossing ligt. We hopen in het volgende nummer een overzicht te geven van de rapporten en de behandeling.

Hier willen wij alleen nog herhalen dat het gehele congres zich afspeelde in het milieu van het goed geoutilleerde gebouw van de Unesco aan de Avenue Kléber, en in het wijdere milieu van het ongeschonden Parijs, stad van grote stedebouwkundige allure en van het mooie Franse landschap daaromheen, dat in onze herinnering tot een geheel wordt met de Franse geest en de Franse gastvrijheid, waarvan wij de bevestiging volop ondergingen. H. V. d. W.

Binnenland

Vragen van Kamerleden

Vragen van den heer Brongersma, in verband met den voorgenomen bouw van een aantal woningen te Heemstede en betreffende den aanleg van eenige wegen aldaar. (Ingezonden 18 April 1947).

1. Is het den Minister bekend, dat de waarnemend inspecteur voor Noord-Holland van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid (Volkshuisvesting) op 6 Augustus 1946 aan het gemeentebestuur van Heemstede heeft bericht, dat voor 1947 aan deze gemeente waarschijnlijk een voorloopige toewijzing zou worden verleend voor den bouw van 84 woningen?

2. Is het den Minister bekend, dat hierop de gemeente Heemstede bij den hoofdingenieur-directeur van het provinciaal bureau voor de Bouwnijverheid, Wederopbouw en Volkshuisvesting, te Haarlem, een aanvrage heeft ingediend voor aanleg van enige wegen, noodzakelijk geworden met het oog op den te verwachten woningbouw, zulks geheel overeenkomstig het uitbreidingsplan, vastgesteld door den raad dier gemeente bij besluit van den 26sten Juli 1934, no. 66, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit van den 17den October 1934, no. 224, en waarbij zijn overgelegd nauwkeurige teekeningen, aangevende waar de vorenbedoelde wegen zijn geprojecteerd en hoever zij zich zullen uitstrekken?

3. Is het den Minister bekend, dat bedoelde hoofdingenieur-directeur, na op 30 October 1946 te hebben medegedeeld, dat deze aanvrage in behandeling was genomen, op 24 Maart 1947 aan het gemeentebestuur van Heemstede

heeft bericht, dat hij deze aanvrage heeft aangehouden totdat zal zijn beslist hoever de geprojecteerde wegen zich zullen uitstrekken, en dat hij tot zoolang de aanvrage in zijn archief zal opbergen?

4. Is het den Minister bekend, dat een week later, te weten den Sisten Maart 1947, de Provinciale Planologische Dienst van Noord-Holland, die zich nooit te voren met het gemeentebestuur van Heemstede over de uitbreidingsplannen dier gemeente in verbinding had gesteld, aan dat gemeentebestuur heeft bericht dat bezwaren bestonden tegen den vorenbedoelden wegenaanleg, daar deze niet strookte met de voornemens van dien dienst met betrekking tot een te creëeren dorp De Glip, zoodat aan het gemeentebestuur in overweging werd gegeven, een nieuw uitbreidingsplan te ontwerpen en zich hierover te verstaan met den Planologischen Dienst?

5. Is de Minister niet van oordeel, dat de gemeentebesturen tot taak hebben te bevorderen, dat het voor woningbouw in de naaste toekomst benoodigde bouwterrein tijdig ter beschikking staat, en dat het niet aangaat, dat aan een gemeentebestuur, hetwelk bij de vervulling van die taak handelt geheel overeenkomstig de richtlijnen, aan dit bestuur bekend, eerst na maandenlang oponthoud wordt medegedeeld, dat de tot dusver geldende uitbreidingsplannen zijn vervallen en moeten worden vervangen door geheel nieuwe, die dan nog eerst na overleg met een provincialen dienst kunnen worden goedgekeurd?

6. Is de Minister bereid maatregelen te nemen, opdat in dit geval en in andere soortgelijke gevallen, indien deze zich mochten voordoen, alsnog noodelooze vertraging wordt voorkomen, en wil de Minister bevorderen, dat de wederopbouw en de woningbouw niet in hoogere mate worden vertraagd dan door de voorloopig onoverkomelijke schaarschte aan mate. rialen onvermijdelijk is?

Antwoord van den heer Neher, Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting. (Ingezonden 28 Mei 1947).

1. Het is ondergetekende bekend, dat aan de gemeente Heemstede voor de jaren 1946 en 1947 een voorlopige toewijzing van 84 woningen is gedaan.

2 en 3. Deze vragen kunnen bevestigend worden beantwoord.

4. Het is ondergetekende bekend, dat de Provinciale Planologische Dienst zich op 31 Maart 1947 met het gemeentebestuur in verbinding heeft gesteld en daarbij haar bezwaren tegen bedoelde wegenaanleg heeft kenbaar gemaakt: Het is echter niet juist, dat deze dienst zich te voren nooit over het onderhavige uitbreidingsplan met het gemeentebestuur in verbinding gesteld zou hebben. Reeds jaren geleden heeft de Provinciale Planologische Dienst de directeur van Gemeentewerken van Heemstede er op gewezen, dat het uitbreidingsplan de Glip, stedebouwkundig bezien, onbevredigend is. Reeds toen werd in overweging gegeven tot een herziening van het plan over te gaan. Zulks is echter niet geschied. Bovendien is gebleken, dat het uitbreidingsplan in strijd is met het ontwerp-streekplan, in die zin, dat daarin de mogelijkheid voor aanleg van’ een hoofdverkeersweg wordt afgesneden. Ook in dit feit heeft het gemeentebestuur geen aanleiding gevonden het uitbreidingsplan te herzien. Evenmin heeft het gemeentebestuur daartoe een besluit genomen toen in 1944 de wettelijke termijn van 10 jaar sedert de goedkeuring was verstreken en de gemeente volgens de wet verplicht was het plan al dan niet gewijzigd opnieuw vast te stellen.

5. Ondergetekende is met de steller van de vragen van oordeel, dat de gemeentebesturen tot taak hebben er voor zorg te dragen, dat tijdig de voor de woningbouw noodzakelijke gronden ter beschikking komen. De moeilijkheden, welke zich in het onderhavige geval hebben voorgedaan, kunnen, naar de mening van ondergetekende, echter niet geweten worden aan het optreden van de Hoofdingenieur-Directeur van de Volkshuisvesting of van de Provinciale Planologische Dienst. Immers, naar in het antwoord op vraag 4 is uiteengezet, heeft het gemeentebestuur geen gehoor gegeven aan verschillende adviezen om tot wijziging van het uitbreidingsplan over te gaan en heeft zelfs nagelaten tijdig die maatregelen te treffen, welke de wet voorschrijft. Ware dit alles wel geschied, dan zouden zich naar verwacht kan worden op het ogenblik geen moeilijkheden meer voordoen. Hierbij kan nog worden opgemerkt, dat de Provinciale Planologische Dienst gewezen heeft op de mogelijkheid ongeveer de helft van de toegewezen woningen langs de bestaande wegen te bouwen.

6. Ondergetekende is gaarne bereid zijnerzijds alles te doen wat vertraging bij de uitvoering van de wederopbouw en de woningbouw kan voorkomen. Hierbij is hij echter in sterke mate afhankelijk van de medewerking van de gemeenten.

Bouwterrein voor woningbouw

Het volgende persbericht is afkomstig van de Afdeling Voorlichting van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting:

~Het omvangrijke woningbouwprogramma, dat in de komende jaren in Nederland verwezenlijkt moet worden, vraagt uitgestrekte gronden, die bouwrijp gemaakt moeten worden. Het mag niet voorkomen, dat straks