eigeningsregeling met afwijkende procedure opgenomen is in het eveneens aanhangige ontwerp op de materiële oorlogsschaden, een regeling, waarin l>egrepen zijn de vernielde eigendommen en daaraan grenzende, die naar het oordeel van de Minister nodig zijn voor het totstandbrengen van een doelmatige verkaveling. In de praktijk zal dus de onteigeningsprocedure, die thans wordt voorgesteld, voorzover strekkende ter uitvoering van wederopbouwplannen, niet veel omvatten. De onteigening buiten de wederopgebieden is beperkt, althans naar de letter van het voorstel, tot ongebouwde eigendommen.

Wat betreft de stedebouwkundige wederopbouwplannen vertoont het voorstel eveneens een neiging tot terugkeer naar normale verhoudingen. De vaststelling vian deze plannen komt in handen van de gemeenteraad, de goedkeuring berust bij de Minister, gehoord Gedeputeerde' Staten. De afwijking van de Woningwet, die dit laatste betekent, wordt verklaard door te wijzen op de financiële medewerking van het Rijk bij de uitvoering der wederopbouwplannen, een medewerking, die medezeggenschap over de plannen noodzakelijk maakt.

Bij vergelijking met de Woningwet treft het dat de wederopbouwplannen raet één enkel artikel worden afgedaan, waardoor vele vragen, die de praktijk zal doen rijzen, onbeantwoord blijven of voor een antwoord worden verschoven naar de aangekondigde ministeriële voorschriften.

Verband met de Woningwet is thans gelegd door de bepaling dat bij de toekenning van bouwvergunning het wederopbouwplan als uitbreidingsplan zal worden beschouwd en eveneens doordat bepaald is dat de stedebouwkundige voorschriften der Woningwet en de op grond daarvan getroffen regelingen buiten werking blijven op het gebied van een wederopbouwplan. Het vierde onderwerp, de goedkeuring van werken, is aldus geregeld dat deze goedkeuring, welke alle mogelijke werken omvat, komt te berusten bij de Minister, maar door deze kan worden gedelegeerd aan de gemeenten of aan nieuwe door samenwerking van gemeenten. Gedeputeerde Staten en Minister te vormen lichamen. Deze lichamen dragen een enigszins geheimzinig karakter, doordat de toelichting niet opheldert wat de voorstellers hier voor ogen staat. De bepaling dat de bouwvergunning ingevolge de Woningwet niet mag worden verleend voordat de ministeriële goedkeuring verkregen is, is in het ontwerp behouden. De bevoegdheid van de Minister, die hier wordt verleend, blijkt niet geheel discretionnair te zijn, doordat thans sprake is van richtlijnen, welke de Minister in samenwerking met enige van zijn ambtsgenoten opstelt, en waarmee hij bij de beoordeling van aanvragen rekening heeft te houden. Of met deze richtlijnen hetzelfde is bedoeld als heti Rijksbouwprogramma, dat een ■elementaire regeling heeft gevonden fn het ontwerp tot wijziging der Woningwet, blijkt niet.

De regeling heeft een tijdelijk karakter. Ze zal eind 1950 vervallen.

H. V. a. W.

Premieregeling woningverbetering en woningsplitsing

Even voordat dit nummer ter perse gaat bereikt ons de nieuwe regeling voor deze doeleinden. Gebrek aan plaats en tijd maakt het niet mogelijk nu al van deze regeling uitvoerig melding te maken. Wij komen dus in het volgende nummer hierop terug.

Gemeentelijke leningen voor woningbouw

Een persbericht van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting deelt het volgende mede:

Het grote aantal woningwetwoningen, dat thans in uitvoering is, heeft er toe geleid, dat de voor deze woningbouw verleende rijksvoorschotten een steeds zwaarder wordende last op het rijk leggen.

Bovendien bestaat bij vele gemeentebesturen het verlangen om tegen lagere rente te lenen dan de 4%, die voor de rijksvoorschotten geldt. Aan de bezwaren, welke tegen de huidige gang van zaken zowel bij rijk als bij gemeenten bestaan, zou tegemoet gekomen worden, indien de gemeenten de gelegenheid zouden hebben elders dan bij het rijk goedkopere leningen voor woningwetbouw aan te gaan en het rentevoordeel aan te wenden ter vermindering van het exploitatierisico der woningen. Dit heeft de regering er toe gebracht, zoals Minister Vos bij de behandeling der begroting in de Tweede Kamer meedeelde, te besluiten dat de rijksbijdragen in de exploitatietekorten der woningjln zullen worden berekend naar een rente van 4% van het in de bouw geinvesteerde kapitaal. Indien de gemeenten elders goedkoper lenenj, dan kan het rentevoordeel door hen in een reservefonds worden gestort.

Het rijk zal de gemeentebesturen bij het afsluiten van leningen ter vervanging van rijksvoorschotten behulpzaam zijn. Hierbij is o.a. de medewerking der Rijkspostspaarbank ingeroepen.

Gemeenten, die krachtens de woningwet willen bouwen doen cr dus goed aan te trachten zelfstandig te lenen.

In de naaste toekomst zullen in de eerste plaats die gemeenten kunnen bouwen, die zelfstandig voorzien in de behoefte aan bouwkapitaal.

Dit bericht luidt een geheel nieuw beleid in ten aanzien van de bevordering van de woningbouw. Het persbericht is In dit geval niet het enige houvast, aangezien de waarnemende Minister in de Tweede Kamer het nieuwe beleid heeft aangekondigd. Het is moeilijk over de gedachte van het vervangen van het Rijksvoorschot door een gemeentelijke lening, een oordeel uit te spreken, omdat de uitwerking afhangt van de geneigdheid der grote geldgevers om hieraan mee te doen. Wel moet er op worden gewezen dat van de oorspronkelijke bedoeling van het rijksvoorschot, het

beschikbaar stellen van het goedkope Staatscrediet voor de woningbouw niets terecht komt, als men door dik en dun de rente op 4% houdt. Ik stel dit niet vast, om de bedoeling van de wetgever als argument te bezigen, maar omdat het goedkope voorschot inderdaad ook in deze tijd een krachtige stimulans voor de woningbouw kan zijn. Gelukt het met medewerking van de regering hiervoor den vervangende financiering te vinden, dan zal niemand daar bezwaar tegen hebben.

Een zonderlinge indruk maakt de slotalinea die een voorrang uitspreekt voor de gemeenten die zelfstandig voorzien in de behoefte aan kapitaal. Dit lijkt op een prioriteit voor de financieel sterke of de betrekkelijk weinig bouwende en dus weinig lenende gemeente, een prioriteit, die uit een oogpunt van billijke verdeling vmn het bouwvolume averechts kan werken.

H. v. d. W.

Verkoop van Woningwetwoningen aan oorlogsslachtoffers

Een persbericht van het Departement van Wederopbouw en Volkshuisvesting deelt het volgende mede:

De Directeur-Generaal van de Volkshuisvesting heeft aan de gemeentebesturen doen weten, dat er zijnerzijds geen bezwaar tegen bestaat, dat onder bepaalde voorwaarden oorlogsgetroffenen woningwetwoningen, w'elke zij thans als huurder bewonen, in'- eigendom verkrijgen. Deze eigendomsoverdracht moet door de directeur-generaal voornoerad worden goedgekeurd. Belanghebbenden dienen bij de aanvraag voor goedkeuring over te leggen een concept-acte van overdracht en tevens een bewijs, waaruit blijkt, dat met de voormalige hypotheekhouders van een verwoest pand en de eventueel andere zakelijke gerechtigden een regeling is I getroffen. Voor zover het gemeente-eigendom betreft is bovendien de goedkeuring van de betrokken Gedeputeerde Staten vereist.

De tot stand gebrachte woningoverdracht kan als vervulling van de her-| bouwplicht van de koper worden beschouwd. |

Verkoop van een deel der woningen, behorende tot een aaneengebouwd blok is slechts toegestaan, indien de overblijvende woningen, eveneens een aaneengesloten exploitatie-geheel blijven vormen. Dit moet uit een over te leggen situatietekening blijken. |

De gelegenheid tot overdracht van woningwetwoningen aal slechts worden opeitgesteld gedurende een jaar nadat de thans in behandeling zijnde Wet op de Materiële Oorlogsschaden 1947 in het Staatsblad is geplaatst. De prijs, waarvoor de woningen zullen worden overgedragen, is gelijk aan de stichtingskostcn verminderd met de afschrijvingen. Deze laatste zullen gelijk zijn aan de aflossingen op de Rijksvoorschotten, berekend tot aan de dag, waarop de koop tot stand komt. Voor niet met Rijksvoorschotten gefinancierde woningen zal de afschrijving op gelijke wijze worden berekend als bij eerstgenoemde woningen. Onkosten aan koop, verkoop en levering verbonden komen ten laste van de koper. Indien het verlenen van ontheffing van registratierecht op bezwaren mocht stuiten, zal dit recht ten laste van het Rijk worden genomen.

Wederopbouw en Volkshuisvesting in Noord Brabant

Met ingang van 1 Januari 1948 is het provinciaal bureau voor de wederopbouw te ’s Hertogenbosch gecombineerd met de Provinciale Directie voor de Volkshuisvesting in Noord Brabant.

Woningbouw in November 1947

Volgens een persbericht van het Departement van Wederopbouw en Volkshuisvesting, gegrond op voorlopige gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, kwamen in November 1947 1298 nieuwe woningen gereed. In September w;as het cijfer 1040, in October 1058. Hieruit blijkt dat het aantal gereedgekomen woningen, zo merkt het persbericht op, van maand tot maand toeneemt.

Stand montagebouw

Op 1 Februari kwamen 150 montagewoningen gereed, terwijl er 2030 in uitvoering waren. Voorts was op die datum gunning verleend voor 1733 dergelijke woningen en waren er 2271 in voorbereiding, waarvan 821 in

vergevorderd stadium. De Stichting Ratiobouw heeft geadviseerd met de systemen Klein, W. Pont, R.8.M., BruynZ’eel, Trabo en Systeembouw in seriebouw verder te gaan. Een en lander wordt bericht in een persbericht van het Departement.

Wederopbouwplannen den Haag

B. en W. van den Haag hebben thans aan de gemeenteraad voorgelegd het wederopbouwplan Sportlaan-Zorgvliet, een van de beide grote plannen, waarvan de voorbereiding in handen was gesteld van de Heer W. M. Dudok, Van het andere plan, dat voor het Bezuidenhoutkwartier en voor de sanering van het aangrenzend kwartier tussen Spui en Zwarteweg is een klein gedeelte, gelegen ten noord-oosten van de Laan van Nieuw Oost-Indië, thans afzonderlijk als. basisplan-Spaarwaterlaan eveneens aan de gemeenteraad eangeboden.