Octrooi straatverbreding

Onze oudere lezers herinneren zich de discussie in dit Tijdschrift (Jaargang 1942 en 1943) begonnen door de Heer Dr. J. P. Fockeraa Andreae, waartegen de Heer Mr. J. J. de Reede bezwaar heeft ingebracht, over aen octrooi inzake straatverbreding. Dit octrooi kwam hierop neer, dat een nieuwe rooilijn voor een te verbreden straat werd vastgesteld, met deze bizondere figuur, dat :bij herbouw of verbouw de eigenaren alleen met hun gelijkstraatse verdieping aan de nieuwe rooilijn onderworpen zouden zijn, met de bovenverdiepingen echter niet, waardoor gelijkstraats een inham zou ontstaan, waar vitrines zouden kunnen worden geplaatst en die later bij verbouwing van de aangrenzende percelen als een arcade zou kunnen worden_ |

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft bij de Arrondissementsrechtbank te ’s Gravenhage de nietigverklaring van dit octrooi aangevraagd. Haar hoofdargumenten waren dat dit stelsel reeds voor de z.g, prioriteitsdatum bekend was en dat de beweerde uitvinding niet ligt op het terrein van de nijverheid. |

Wat het eerste betreft werd gewezen op de verbreding van de Brugstraat te Groningen (1908—1910), de verbreding van de Oude Sint Janstraat ter hoogte van het provinciehuis aldaar, tot stand gekomen in 1914, de verbouwing aan de uitmonding van de Herenstraat op het Zuiderdiep te Groningen, tot stand gekomen in 1936, verschillende bouwwerken uit de jaren 1934 en vroeger op het gedeelte van de Oude Gracht te Utrecht, gelegen tussen de Bakkersbrug en de Stadhuisbrug en een voorstel van de Schoonheidscommissie te Utrecht om de scheidingsmuren tussen verschillende panden door te breken, ten einde een galerij te doen ontstaan.

De Rechtbank heeft nu bij vonnis van 6 Januari 1.1. het octrooi nietig verklaard., Haar kemoverweging is dat stadsontwikkeling en in het algemeen stedebouwkunde niet kunnen worden geacht te behorgn tot Je nijverheid, zodat de geoctrooieerde werkwijzen niet geacht kunnen worden te strekken tot het verkrijgen van enige uitkomst op het gebied van de nijverheid.

Buitenland

België

Woningbouw

De Secretaris van het Nationaal Instituut voor Woning en Huisvesting, de Heer J. Paquay, geeft in Economisch Statistische Berichten van 10 Maart 1.1. een beknopt overzicht over de stand en de vooruitzichten van de woningbouw in België. Hij geeft eerst enkele aantekeningen over de tijd voor de oorlog. Het eerste optreden van de overheid dagtekent er. wat de financiering van de woningbouw betreft, van na de eerste wereldoorlog. Te voren had alleen een wet van 1889 aan de Algemepe Spaar- en Lijfrentekas toegestaan gelden voor woningbouw te lenen. Tot 1914 was hierdoor het bouwen of de aankoop van 65.000 woningen mogelijk gemaakt. Na de vrede van 1918 heeft de Regering door vergoeding van de volle oorlogsschade en doof een nieuw stelsel van financiering de woningbouw bevorderd. Dit laatste, krachtens de wet tot de oprichting van de Nationale Maatschappij voor Goedkope en Woonvertrekken, bestond in de oprichting van gewestelijke en gemeentelijke maatschappijen, die de financiering ter hand namen. Van de 700.000 woningen, tussen de beide oorlogen gebouwd, zijn er ongeveer 60.000 op deze wijze tot stand gekomen, waarvan er 20.000 werden verkocht. De Algemene Spaar- en Lijfrentekas financierde de aankoop en de bouw van ongeveer 180.000 woningen. Overigens heeft de Staat de aanbouw van woningen bevorderd door een deel van de rentelast op zich te nemen en door premies toe te kennen aan meer dan 100.000 kleine eigenaren. Het zwaartepunt lag door een en ander te weinig bij de bouw van arbeiderswoningen.

Na de bevrijding werkten de hoge kostprijzen afschrikkend. Dank zij de wet op de oorlogsschade is door particulieren krachtig aangehouwd, maar weinig arbeiderswoningen. In 1947 werden slechts 4000 woningen begonnen met tussenkomst van de genoemde Nationale Maatschappij, waarvan minder dan een vierde nu bewoonbaar is, tegenover naar schatting 20.000 woningen gebouwd door particulieren.

De Algemene Spaar- en Lijfrentekas heeft ook nu weer de aankoop en ophouw gefinancierd van arbeiderswoningen, in 1946 door ongeveer 700 leningen toe te kennen voor nieuwbouw, in 1947 vermoedelijk ongeveer het dubbele. Verder is begin 1947 door de Regering toestemming verleend aan de Nationale Maatschappij een lening van 1 milliard uit te schrijven voor de bouw van woningen voor mijnwerkers; voor 1948 zal een evengroot bedrag voor dit doel worden geleend en bovendien 600 millioen voor andere categorieën arbeiders, terwijl het Ministerie van Economische Coördinatie de financiering van een bouwplan voor een bedrag van 2 milliard frs per jaar voorstelt, gedurende tien jaar.

De huren waren aanvankelijk gelimiteerd tot 140% van de huurprijs van 1939. Sedert Januari 1948 is nu een verhoging met 70% toegestaan. De kostprijs der woningen, gebouwd door de maatschappijen, die door de Nationale Maatschappij erkend zijn, schommelt tussen 225.000 en 280.000 frs, d.w.z. een last van 1200 tot 1500 frs per maand, terwijl de meerderheid van de arbeiders 3000 tot 4000 frs verdient. Deze kostprijs is vier en een half maal die van voor 1940, terwijl de lonen der ambtenaren op

225% zijn gebracht en die der ongeveer op 300% staan. Door het Nationale Instituut, waarvan de schr. directeur is, zijn studies ondernomen naar de kostprijs in het bouwbedrijf, die erop wijzen dat de stijging veroorzaakt is door de veelvuldige verspilling van werkkracht en materiaal, de hogere eisen van de bevolking, die meer ruimte en comfort vraagt, en door een vermindering van de productiviteit der arbeiders met ca 25%. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Staat jaarlijks over 4 tot 5 mib liard zou kunnen beschikken voor de woningbouw. Het bijeenbrengen van het eerste milliard voor de mijnwerkerswoningen is al moeilijk geweest. Voor de Algemene Spaar- en Lijfrentekas is een belangrijke taak weggelegd. In 1947 is zij zich ook gaan inlaten met het bouwsparen. Verschillende mogelijkheden van financiering zijn in studie, waarbij ook aan een speciaal woningfonds wordt gedacht. Een beslissing is nog niet genomen.

Zweden

Organisatie van stedebouwkundigen

Voor het eerst konden wij in het Tijdschriftoverzicht in dit nummer iets mededelen over de inhoud van een nieuwverschenen Zweeds tijdschrift over stedebouw, tevens orgaan van een nieuwe organisatie. Deze vereniging omvat in aijn bestuur vertegenwoordigers van alle groepen, die bij de stedebouw betrokken zijn, landbouwkundigen, architecten, economen, ingenieurs, industriëlen, sociologen, statistici, landmeters en bestuursmannen.

Internationale Prijsvraag

In Stockholm is een internationale prijsvraag uitgeschreven voor een nieuwe verkeersweg voor alle soorten verkeer, ook tramverkeer, tussen Södermalm en Östermalm. Twee gedeelten van deze verkeersweg zullen ter keuze als viaduct of als tunnel moeten worden ontworpen. Verder zijn een aantal toegangswegen in de prijsvraag begrepen. Een fonds van 60.000 Zweedse -kronen is ter beschikking van de jury gesteld voor de prijswinnaars. In de jury heeft als enige buitenlander zitting Prof. Sir Patrick Abercrombie.

Zwitserland

Woningnood

Berichten in het Zwitserse tijdschrift Das Wohnen geven opnieuw blijk van de ernstige woningnood fn dit door de oorlog gespaarde land. Op 1 October 1947 stond in Zürich nog één woning leeg op een voorraad van 109.617 woningen. Tegenover een aanwas van de bevolking met 10.000 personen in een jaar tijd stond een toeneming van de woningvoorraad met 1700 woningen. Het gebrek aan materiaal en arbeiders leidt vooral ook tot een vertraging in de totstandkoming van de nieuwe woningen. In het afgelopen jaar moesten 106 gezinnen in noodwoningen of enkele kamers ondergebracht worden, waarvan 29 in schoollokalen. Op 1 October 1.1. waren bij het bureau voor noodwoningen 321 van deze verblijven in beheer, waarvan het merendeel in stedelijke gebouwen. De gezinnen, die zich als dakloos aanmelden, behoren tot verschillende lagen der bevolking, vooral echter tot de minderbemiddelde gezinnen met veel kinderen. Ongeschoolde arbeiders en alleenstaande vrouwen met kinderen zijn ook ruim vertegenwoordigd. |

Op 1 December 1947 had een telling van leegstaande woningen plaats in het kanton Bazel-stad. Het aantal leegstaande woningen bedroeg 18, d.w.z. 0,03% van de voorraad, waarvan er 8 al verhuurd waren.

Overzicht van tijdschriften Nederland

Bouw, No. 6, 7 Februari 1948

De mens en zijn woning. Een samenvatting van het verhandelde op de Delftse studiedagen over volkshuisvesting:

•, No. 7, 14 Februari 1948

Het bouwsysteem R.8.M.. door K. van den Broek. Beschr. van een nieuw systeem met betonvulling tussen betontegels aan de buitenzijde en houtwolcementplaten aan de binnenkant. Met afbb.

No. 8, 21 Februari 1948

Eigendom van lappartem.enten, door Mr. J. van Zwet. Sch. geeft een overzicht van het aanhangige wetsontwerp, aansluitend bij een vorig artikel.

No. 9, 28 Februari 1948

Tuindorp Amstelstation, door J. L. Flipse. Beschrijving van het hij alle treinreizigers bekende complex woningen in aanbouw bij het Amstelstation te Amsterdam. De geschiedenis daarvan gaat terug tot een raadsbesluit van April 1940. Het plan omvat nu 484 woningen in strokenbouw, vrijwel geheel in twee woonlagen, behalve de woningen voor bejaarden. Het complex wordt in het kort beschreven. Met afbb. Overpeinzingen van een architect over woningbouw en seriefabricage.