De boven geschetste wederopbouwplannen beogen dus niet alleen recht te doen aan Deventer’s belangrijk en eeuwenoud verleden op cultureel en commercieel gebied, en aan zijn historische bouwwerken en sfeer, maar ook aan de toekomst om de stad daarin een harer waardige rol te doen spelen.

Het gehele plan is berekend op een bevolkingstoename van de ruim 44.000 nu tot 60.000 inwoners, welk getal in 1980 bereikt zou kunnen zijn en dan, naar verwacht kan worden, niet noemenswaard meer zal stijgen.

De kernspreuk die de Illustre School, in 1630 gesticht om de faam der eertijds alom vermaarde Kapittelschool te herstellen, eertijds aannam, geldt ook voor het zwaar geteisterde Deventer van heden ten dage, gezien in het licht van zijn wederopbouwplannen: Renovabitur!

Gaarne spreek ik hier een woord van dank aan Ir. C. de Heer van het Wederopbouwbureau Deventer voor zijn grote welwillendheid speciaal voor dit artikel enige schetstekeningen te vervaardigen. Verder maakte ik een dankbaar gebruik van menig deskundige wenk van Ir. W. P. C. Knuttel en van de gegevens, neergelegd in de nota van toelichting, behorende bij het wederopbouwplan voor de gemeente Deventer.

De Deventer Havenplannen

door Mr. H. W. Bloemers

Naast de algemene beschouwing van het wederopbouwplan voor Deventer verdient het aanbeveling, de aandacht te bepalen bij de thans in uitvoering zijnde plannen tot verbetering van de Deventer industriehaven, omdat stedebouwkundige overwegingen mede tot de opzet van dit project hebben geleid en oorzaak zijn, dat dit omvangrijk werk als wederopbouwobject wordt uitgevoerd.

Na de eerste wereldoorlog werd in werkverschaffing het Deventer industrieterrein aangelegd. In de z.g. Bergweide, vanouds bezit der stad, werd door ophoging een havenplateau gevormd, doorsneden door drie havenarmen, welke via een voorhaven in open verbinding stonden met de IJssel. Stedebouwkundig was het terrein goed gekozen: aan de Oostzijde van de stad, op een plaats, welke de normale stadsuitbreiding niet belemmert en gunstig gelegen ten opzichte van rivier en doorgaande verkeerswegen. De grondslag voldoet aan hoge funderingseisen.

Dat niettemin dit zo aantrekkelijk complex niet aan de verwachtingen van zijn ontwerpers heeft beantwoord, vindt zijn oorzaak in de open verbinding met de rivier, waardoor een verschil tussen laag en hoog water voor de kade van zes meter ontstond, terwijl bovendien bij hoog water de industrieterreinen alleen watervrij konden worden gehouden door de toegang tot het havenbassin tijdelijk met een z.g. vloeddeur af te sluiten. Gedurende deze periode konden dan geen schepen tot de haven worden toegelaten, terwijl ten tijde van de afsluiting aanwezige schepen opgesloten waren en op het intreden van een gunstiger waterstand moesten wachten.

Zo heeft het Deventer industrieterrein, waar slechts een veertiental fabrieken een plaats vonden en alleen de eerste havenarm enig vertier vertoonde, jarenlang zijn last van rente en afschrijving op het havengrondbedrijf doen drukken en waar het geestesoog reeds fabrieksgebouwen en schepen had gezien, waren in werkelijkheid wilgenstruiken en kano’s te aanschouwen.

In deze, in de ogen der nijvere Deventenaren sombere toestand bracht de oorlog een onverwachte wijziging. In de eerste plaats werden juist die grote bedrijven getroffen door het oorlogsgeweld, door welker terrein een grote sluis tussen rivier en havenbassin zou kunnen worden gebouwd. Een aanleiding om over te gaan tot deze sluisbouw, waardoor voortaan een constant waterpeil in de havenarmen verzekerd zou worden en de bezwaren tegen het industrieterrein zouden worden weggenomen, was verder, dat andere industrieën, in de stad gevestigd en in de omringende woonwijken vastgegroeid, eveneens verwoest of zwaar beschadigd werden,

zodat naar geschikt vervangingsterrein moest worden omgekeken. Verder stelde de sanering van de oude, door de oorlog beschadigde stadswijken binnen het kader van het wederopbouwplan de noodzaak aan de orde, nieuw terrein te vinden voor vele kleine bedrijfjes, werk- en opslagplaatsen, welke in de oude stad een in vele opzichten ongewenste plaats hadden gevonden.

Tenslotte kon met de voor de hand liggende oplossing van deze vraagstukken tevens nog een ander doel worden gediend. Het Overijssels kanaal mondt in Deventer via de z.g. Pothoofdsluis uit in de IJssel. Deze sluis, welke slechts een lengte heeft van 40 meter, is geheel verouderd en versleten en vraagt dringend om vernieuwing.

De door het gemeentebestuur na de bevrijding ingestelde havencommissie heeft met grote voortvarendheid al deze problemen bestudeerd en bracht reeds in September 1945 een rapport uit, waarbij werd voorgesteld, een verbinding te graven van het Overijssels kanaal ongeveer ter hoogte van de grens der gemeente Deventer naar het havenbassin en een sluis van grote afmetingen te bouwen tussen het havenbassin en de IJssel, waardoor enerzijds het Overijssels kanaal een nieuwe verbinding met de rivier zou krijgen en de oude Pothoofdsluis zou kunnen worden opgeruimd en andererzijds het water in de havenarmen op een constant peil, onafhankelijk van de stand van de IJssel, zou kunnen worden gebracht. De nieuwe sluis zou een lengte hebben van 105 meter, waardoor de grootste binnenschepen in de haven zouden kunnen komen.

De nadere uitwerking van dit voorstel in aansluiting op wederopbouw- en uitbreidingsplan voorziet in een toevoeging aan de bestaande bebouwing van 50 ha industrieterrein, voor het grootste gedeelte gelegen aan water, spoor en weg en overigens resp. aan spoor en weg of weg alleen. Op het ~droge” gedeelte zullen met name vele kleine bedrijfjes en werkplaatsen kunnen worden gevestigd, ten behoeve waarvan een plan voor een industrieflat in studie is.

In verband met de noodzakelijkheid van de verplaatsing der getroffen industrieën binnen het kader van de wederopbouw, maar ook ten behoeve van de Nederlandse industrialisering, heeft de regering haar medewerking aan dit voor Deventer zo belangrijk plan verleend en werd het gemeentebestuur in 1946 gemachtigd tot uitvoering van dit project. Deze uitvoering staat onder toezicht van een havendirectie-commissie, waarin naast het gemeentebestuur onder meer de betrokken departementen zijn vertegenwoordigd. De uitnemende samenwerking tussen alle bij dit werk betrokken instanties heeft ertoe geleid, dat binnen het jaar de plannen geheel gereed waren en in de afgelopen zomer met de uitvoering kon worden begonnen, welke binnen twee jaar moet zijn voltooid. Dat in afwachting daarvan al het bij de oorspronkelijke aanleg opgehoogde industrieterrein thans reeds is verkocht, dat momenteel vijf fabrieken in aanbouw zijn en met een van de belangrijkste nieuwe Nederlandse industrieën tot overeenstemming kon worden gekomen, bewijst wel. dat de uitvoering van dit enigszins ongebruikelijke wederopbouwobject in een behoefte voorziet.

Premieregeling voor woningverbetering en -splitsing

De redactie heeft over de nieuwe premieregeling, waarvan de belangrijkste bepalingen in dit nummer zijn afgedrukt, het oordeel gevraagd aan enige personen, die in verschillende positie met deze regeling te maken zullen hebben, namelijk aan de Heren Mr. A. Kleijn, Burgemeester van Meppel, S. J. Mook, Voorzitter van de Nederlandse Bond van Huis- en Grondeigenaren. Mr. Ir. M. M. van Praag, Directeur van de Gemeentelijke Woningdienst te Schiedam en Mr. M. van Thiel Burgemeester van Halsteren. Hieronder volgen hun antwoorden.