Denemarken

Bygge Forum, No. 1, Januari 1949

NytSr 1949. Redactioneel artikel, waarin de situatie van de woningbouw in Denemarken in het algemeen behandeld wordt.

Duitsland

Mitteilungen des Deutschen Verbandes [iir Wohnungswesen, Stadtebau und Raumplanung, No. 7/8, 1948

Zwanzig Jahre Kleinhausbau in Schweden, door Dr. Werner Möhring. Het stadsbestuur van Stockholm, dat aanvankelijk weinig geneigd bleek maatregelen tot bestrijding van de woningnood te nemen, heeft sindt 1904 een consequente politiek gevoerd ter bevordering van de bouw van eigen woningen in het landelijjc gebied. De gemeente heeft thans een grondbezit van rond 9000 ha voor dit doel. Oorspronkelijk waren het vooral handwerkslièden, die aldus hun eigen woning bouwden, later meer middenstanders, die over kapitaal beschikten en dus de bouw overlieten aan de bouwondernemers. Na 1920 ontstaat een nieuwe beweging, een terugkeer tot de oorspronkelijke gedachte van het zelfbouwen, maar nu door coöperatie van de gegadigden. Deze beweging had eerst resultaat, toen tot montagebouw werd overgegaan. De arbeid werd destijds getaxeerd op 1000 kronen, terwijl de kostprijs van de woningen 9400 kronen bedroeg, zodat de stad 90% moest voorschieten, wat in de vorm van materiaal en leidende arbeid geschiedde. Er wordt slechts met twee woningtypen gewerkt. Men beoogt volwaardige woningen te bouwen, met moderne voorzieningen. Ondanks de stijging van de bouwkosten (van 1939 tot 1943 met bijna 50 %) bleven de op deze wijze gebouwde woningen goed tegen de huurwoningen concurreren. Men rekent dat de standaardisering van het bouwmateriaal 10 % besparing oplevert, de typisering en gecentraliseerde inkoop ook 10 % en de arbeid van de toekomstige bewoner eveneens 10 %. De normale grootte der percelen is 500 De grond wordt voor 60 jaar in erfpacht uitgegeven. Er wordt een maximum-inkomensgrens van 8000 kronen in acht genomen en een minimum-grens van 3500 kronen. Tot 1946 zijn meer dan 5000 woningen op deze wijze gebouwd. Met afbb.

Die Planung der neuen Stadt Wadi Faliq von Alexander Klein, door P. Schafer. K., die vroeger in Duitsland stedebouwkundig werk gedaan heeft, is nu leider van het onderzoekinstituut voor volkshuisvesting en stedebouw aan de technische hogeschool te Haifa. De nieuw door hem ontworpen havenstad Wadi Faliq komt aan de kust van Palestina tussen Haifa en Tel-Aviv. Schr. put bizonderheden over deze aanleg uit een opstel van de ontwerper. Een van de leidende gedachten van het ontwerp is de volledige scheiding van voet- en autoverkeer. Openbare gebouwen zijn samengetrokken op een centraal groengebied, dat voor voetgangers ongehinderd door het rijverkeer bereikbaar is. Alle werkplaatsen en handelszaken zijn aan de stadsrand gedacht, waardoor de stad ontlast blijft wan het zakenverkeer. Daartussen liggen de woonwijken; de structuur is centrifugaal. Deze opzet brengt een onveranderlijke stadsgrens mee. De geleding van de stad wordt bepaald door de maximale afstanden tot allerlei voorzieningen : 10 minuten tot scholen, winkel- en bestuurscentra en bushaltes, 3 minuten tot kleuterschool, winkels voor dagelijkse behoeften, speelplaatsen, garages en parkeerterrein. In een uitvoerig onderschrift onderwerpt Oberbaurat Herbert Boehm dit plan aan critiek. Hij wijst erop dat de volledige scheiding van voet- en rijverkeer niet uitvoerbaar is zonder kostbare tunnels onder de verkeerswegen. De plaatsing van bedrijven aan de stadsrand dreigt tot een afsluiting van het landschap te leiden. Het is twijfelachtig of men de maximale grootte onder alle omstandigheden zal kunnen handhaven. De lintstad heeft tegenover dit systeem althans het voordeel van geringere gevoeligheid voor afwijkingen, naar beneden of naar boven, van de verwachte grootte. Met reproductie van het plan en andere afbb.

Engeland

British Housing and Planning Review, No. 2, December 1948- Januari 1949

The New Village of Trefechan, door Ronald H. Rosé. Plan voor een nieuw dorp in Wales, opgezet omdat bij een bestaand dorp geen geschikt bouwterrein aanwezig was, waardoor verspreide bebouwing dreigde te ontstaan. Het terrein wordt doorsneden door een grote verkeersweg. Er zijn 288 woningen ontworpen voor ongeveer 1200 bewoners. Een dorpshuis en sportterreinen zijn in het plan opgenomen. Onder de grote verkeersweg is een tunnel gedacht. Het dorp is in aanbouw. Met reproductie van het plan.

Housing Centre Bulletin, No. 120, Januari~~Februari 1949

Een groot deel van het nummer wordt gevuld door een verslag van een vergadering over ~Housing in the Stone Districts", de woningbouw in gebieden waar in natuursteen wordt gebouwd.

Information Bulletin of the Association for Planning and Regional Reconstruction, No. 188, Januari 1949

The World is rich, door Eric de Maré. Tegenover een pessimistisch artikel in een vorig nummer inzake de wanverhouding tussen bevolkingstoeneming

en voedselproductie op de wereld laat schr. optimistische klanken horen. Intensieve cultuur levert geweldige opbrengsten. Niet meer dan 10% van de oppervlakte is in cultuur gebracht. Reeds in Engeland is een veel groter opbrengst bereikbaar.

•, No. 189, Februari 1949

Zoning for Central Area Uses, door Peter Joseph. Schr, ontwikkelt een controverse, die tegenwoordig in Engeland een rol speelt, tussen degenen, die in de city een tam,elijk volledige scheiding van bestemmingen voorstaan het officiële standpunt en anderen, die kantoorgebouwen wensen met beneden winkels, waarbij naar zij menen de kantoormensen gebaat zijn, terwijl een ander voordeel is dat de buurten ook bij avond levendig blijven, Schr. ontwikkelt de argumenten van beide partijen. Opvoeding van ontwerpers en publiek kan tot goede oplossingen bijdragen.

Journal o[ Planning Law, No. 123, Januari 1949 I

Zoals wij reeds vroeger hebben bericht, gaan de artikelen in dit tijdschrift zo zeer in bizonderheden, dat ze voor de buitenlandse lezer veelal moeilijk te volgen zijn. Wij willen nog eens een indruk geven van de inhoud van dit maandblad en vermelden daarom enkele van de belangrijkste artikelen uit dit nummer.

Claims on the global sum, door W. F. Oliver. De ~global sum is bet fonds van £ 300 millioen, waaruit voldaan moet worden aan de aanspraken op vergoeding ingevolge de Engelse stedebouwwet van 1947. Schr. zet in bizonderheden uiteen hoe de aanvragen om vergoeding ingediend moeten worden, hoe de waarde wordt bepaald met en zonder de beperkingen, die de wet oplegt en gaat in op allerlei bizondere gevallen. The Extension of Industrial Buildings, door J. Muir Watt. Beschouwing over de uitleg van de bepaling in de wet, waarbij voor industriële gebouwen boven zekere grootte een verklaring van de Board of Trade (Ministerie van Economische Zaken) geëist wordt, dat de nieuwbouw verenigbaar is met een passende distributie van de industrie.

No. 124, Februari 1949

Claims on the Global Sum, door W. F. Oliver. Wij vermelden alleen als voorbeeld dit serie-artikel.

No. 125, Maart 1949

Claims on the Global Sum, door W. F. Oliver. Als boven.

Journal of the Royal Institute of British Architects, No. 3, Januari 1949

The Town and Country Planning Act and the Work of the Central Land Board, door Sir Malcolm Trustram Eve. Verslag van een lezing en van de daarop gevolgde beantwoording van vragen door de voorzitter van de Central Land Board, waaraan de toepassing van de financiële bepalingen van de stedebouwwet is opgedragen. Full-scale Trials on House Heating Systems, door Richard Eve. Een lezing, aansluitend bij het vroeger in hetzelfde tijdschrift opgenomen artikel over de proeven met verschillende verwarmingssystemen. Met grafieken.

Journal o[ the Town Planning Institute, No. 2, Januari Februari 1949

The Validity of Building Density and other theoretical Standards. door Rowlan Nicholas. De Engelse Minister van Ruimtelijke Ordening Mr. Silkin heeft enige tijd geleden op een zomercursus van het Institute een aantal voorbeelden opgeworpen van algemeen aanvaarde beginselen onder stedebouwers, die z.i. hernieuwde toetsing verlangen. Schr. gieeft in zijn artikel -- tekst van een lezing een critische beschouwing over deze beginselen. Aldus behandelt hij in het kort de scheiding van woon- en werkwijken, waarbij hij vasthoudt aan scherpe scheiding, de ligging van de industriewijken bij voorkeur meer dan één per stad de kwestie van een of meer winkelcentra per woonwijk e.d. Vervolgens bespreekt hij de normen voor de bebouwingsdichtheid uitvoeriger. Hij heeft voorkeur voor het traditionele cijfer van 12 woningen per acre, geïntroduceerd door Unwin en waarschuwt in dit verband tegen wetenschappelijke berekeningen, toegepast op menselijke behoeften. De minister had namelijk geklaagd over een tekort aan wetenschappelijke gegevens op dit punt. Verder komt in bespreking de grootte van de woonwijken en de normen voor open ruimten. Het plan voor Londen van Abercrombie en Forshaw had aangenomen 4 acres per 1000 inwoners, waarvan de helft schoolspeelterreinen. De gebruikelijke norm van 7 acres werd door de ontwerpers voor de centrale woonwijken van Londen met name onuitvoerbaar geacht. Het plan voor Manchester komt echter tot 9 acres voor nieuwe en 8,4 acres voor te saneren wijken, terwijl de algemeen aanvaarde norm in de Verenigde Staten zelfs 10 acres per 1000 inwoners is. Vrij uitvoerig gaat N. ten slotte in op de kwesties, die de minister inzake de nieuwe steden heeft opgeworpen. Met afbb.

The Geographical Basis of a County Plan, door Prof. E. G. R. Taylor. Schr. laat aan de hand van twee voorbeelden, Sussex en Gloucestershire, zien wat een kaart op kleine schaal (10 mijlen op de inch) reeds aan gegevens oplevert als grondslag van het werk van de planner. Met afbb. Report on a Void, door E. A. Gutkind. Notities over de wederopbouw van Duitsland. Schr. kenschetst de huidige toestand van de stedebouw in