van de stad. Wanneer in de toekomst een groter aantal mensen naar de hoofdstad zou trekken, zullen zij zich moeten vestigen in de omliggende gemeenten; wanneer voor deze gemeenten eveneens een omvattend plan zou bestaan, is de mogelijkheid aanwezig, dat de uitbreiding onder controle plaats vindt.

Binnen het regionale gebied zal niet alleen ruimte gevonden moeten worden voor huisvesting en industrie, ook dient aandacht besteed te worden aan de afstand tussen woning en werk. Tevens zullen de verschillende lokale plannen een geheel moeten vormen met een regionaal plan. Vijftien plattelandsgemeenten en de centrale gemeente, Oslo, zijn nu tot overeenstemming gekomen ter opstelling van een dergelijk plan. Oslo zelf beslaat zulk een uitgestrekt gebied en heeft zo een grote bevolking, dat een plan in hoofdzaak voor deze stad ook moet voorzien in lokale centra buiten bet eigenlijke stadsgebied. In deze lokale centra zal, behalve voor technische diensten en sociale instellingen, ook ruimte moeten zijn voor winkels, werkplaatsen en fabrieken.

De hoofdstad met haar verkeerslijnen, uitgestrekte recreatie-

ruimten, stadscentrum en grote publieke instellingen, heeft een verzorgende functie voor een uitgestrekt gebied. Het is niet door gemeentegrenzen bepaald, waar het plan voor Oslo eindigt en het regionale plan begint. Het aan de stad grenzende deel van het regionale gebied bevat een dertigtal plattelandsdistricten, en het totale regionale gebied omvat tegenwoordig het gehele Zuid-Oosten van Noorwegen, met een bevolking van meer dan een millioen mensen,

De samenwerking tussen Oslo en de dichtstbij gelegen 15 districten vormt slechts een begin, maar een zeer belangrijk begin.

Natuurlijke omstandigheden in de stad

Afb. 1. Kaart van Oslo in 1858.

Het uitbreidingsgebied als geheel beslaat een derde deel van de totale oppervlakte van de stad. Twee derde wordt gevormd door recreatie- en waterwinningsgebied, en bestaat uit heuvels, wouden, grasland, heide, meren, eilanden en fjordkust. Het bebouwde gebied breidt zich steeds'meer uit over de landbouwgrond, die grotendeels een onderlaag bezit van klei en zand. Hier en daar komt de rots aan de oppervlakte, lopende in kammen in vrijwel Noord-Zuidelijke richting. De diepte tot deze rotsbodem is zeer ongelijk en funderingen kunnen zeer kostbaar zijn. |

De binnen-Oslofjord heeft koude winters en warme zomers. De heersende wind komt ’s zomers uit het Zuiden, ’s winters uit het Noord-Oosten, maar is nooit zeer sterk en brengt een aanzienlijke hoeveelheid neerslag met zich mede. De stad is omgeven door landbouwgebied, bergen en uitgestrektc bossen en verscheidene kleine industriestadjes. In het Westen is het landschap liefelijk, met een archipel van kleine begroeide eilandjes, terwijl het vasteland terrasgewijze afdaalt naar de fjord. Hier zijn talrijke badplaatsen gelegen, Als een barrière naar het Noorden liggen de oude vulkanische formaties, rotsachtige, steile heuvels met plateaux, begroeid met r» o a

> De centraal gelegen haven wordt beschermd door een aantal eilanden, waarvan sommige bestemd zijn als woongebied, landere als park, en sommige gereserveerd zijn voor de haven I zelve. I

[ De Oostzijde van de binnenfjord heeft een steile kustlijn en weinig eilanden. De bodem bestaat uit vast gesteente, bedekt met een dunne oppervlaktelaag en naaldbossen, behalve in de vele kleine, maar langgerekte dalen, waarin grasland is, en die naar het Zuiden lopen. Deze dalen vormen een aardig uitbreidingsgebied, speciaal voor huisvestingsdoeleinden. Het verschil tussen hoog- en laagwater in de fjord bedraagt