vaststellen van vrij hoge huurprijzen de rekening sluitend kunnen krijgen.

Het huurprobleem

Opmerkelijk is het verschijnsel, dat in alle onderzochte gevallen de huurprijzen voor de z.g. goedkope woningen hoger zijn dan die voor de in dezelfde gemeente gebouwde normale woningwetwoningen. Wij hebben er op deze excursie ons systeem van gemaakt om overal deze vergelijking toe te passen. Hier zijn de resultaten:

Gemiddelde huurprijzen per week

Hoewel in Hoogezand-Sappemeer het verschil tussen beide categorieën van woningen het geringst is, voelt men daar reeds nu het grote nadeel, dat aan dit verschil is verbonden. De z.g. goedkope woningen zijn n.l. gebouwd tegenover de in een vorig jaar gereedgekomen normale woningwetwoningen. De huurders beklagen zich nu al bij de gemeenteraad, dat zij voor een naar kwaliteit en woongerief later te waarderen woning méér moeten betalen dan hun overburen voor een betere woning.

De eerlijkheid gebiedt nu wel qp te merken, dat het met die verminderde bijdrage niet helemaal pluis is. Nemen wij het gemiddelde huurverschil aan op ƒ I, per week, dan betekent dat, dat de huurder boven de (verminderde) Rijksbijdrage nog een bijdrage van ƒ 51, per jaar betaalt. ALeen hiermede komt men reeds in de buurt van de bijdragen, die in de normale regeling zijn vastgesteld. Als men dan nog bedenkt, dat de z.g. goedkope woningbouw als regel op grond van bijzonder gunstige omstandigheden kon worden verwezenlijkt (hetgeen van officiële zijde grif wordt toegegeven), dan is het duidelijk, dat de overblijvende vermindering der lasten voor het Rijk die dan veroorzaakt zijn door de zeer grote soberheid van de bouwplannen niet meer zo heel veel betekent. In zijn toespraak tot de journalisten aan de maaltijd in Leeuwarden heeft de minister duidelijk verklaard, dat de geconstateerde huurverschillen niet overeenkomstig zijn bedoelingen zijn veroorzaakt. Hij meende, dat men aanvankelijk met het goedkeuren van de ingediende plannen en de daarbij behorende exploitatie-rekeningen wat te gul was geweest. Zijne Excellentie gaf de verzekering, dat het voortaan met die hoge huren uit zou zijn en dat hij openstond voor voorstellen van gemeentebesturen tot wijziging of gelijkschakeling van de ter plaatse geldende huurprijzen voor na-oorlogse woningen. Wij zijn zo vrij om op te merken, dat daarbij het prob.eem niet is opgelost: verlaagt men de eenmaal vastgestelde huren voor de goedkope woningen, dan sluit de exploitatie-rekening niet meer: verhoogt men daarentegen de huren van de normale woningwet-woningen, dan zijn moeilijkheden met de huurders te vrezen. Bovendien is deze laatste mogelijkheid voor de gemeentebesturen niet aantrekkelijk, omdat de baten van de huurverhoging eenvoudig een evenredige vermindering van de vastgestelde rijksbijdrage tot gevolg zullen hebben. Neen. wij hebben dit nu geconstateerd en wij zullen het er verder bij laten, aannemende, dat men op het Ministerie tijdelijk exceJenter heeft willen zijn dan Zijne Excellentie zelf!

Normale Goedkope woningwetwoningen woningen Assen ƒ5,- ƒ6.- Veen dam 5,45 6,60 Winschoten 4,50 5,40 Hoogezand-Sappemeer . 4,75 5,15 Dokkum 4,80 6,— Drachten 4,80 5 85 Leeuwarden 5,50 6,55

Enige mededelingen van de minister verdienen nog vermelding. Men had gevraagd of de geruchten juist waren, die er van spraken, dat de extra toewijzingen uit hoofde van de

goedkope woningbouw reeds in 1951 in mindering van het normale gemeentelijke contingent zouden worden gebracht. De minister antwoordde ontkennend. De nieuwe richtcontingenten houden geen rekening met wat in voorgaande jaren is gebeurd: alleen de vastgestelde behoefte speelt bij de verdeling een rol. Uiteraard worden de inmiddels gereedgekomen woningen bij de voorraad geteld en zij oefenen op de behoefte dus wel invloed uit, maar van een eenvoudige aftrek van hetgeen men in een vorig jaar extra heeft gekregen is geen sprake.

Een andere vraag had betrekking op de mogelijkheid van een verandering in de normale bijdragen-regeling. De minister beaamde, dat hij overweegt in de vastgestelde bijdragen opnieuw verandering te brengen. Mogelijk zu len de nieuwe bijdragen komen te liggen tussen het peil van de verminderde en de thans nog normale bijdragen. Gewezen op de plaatselijke verschillen, die de exploitatie-mogelijkheden zeer sterk kunnen beinvloeden, verklaarde de minister, dat hem voor ogen staat een regeling met vaste bijdragen, die uiteraard zo laag mogelijk zullen zijn. Daarboven wil de minister dan door een bepaalde differentiatie rekening houden met p’aatselijke moeilijkheden. Intussen bleek uit de voorzichtige beantwoording wel, dat door de huidige ontwikkeling (prijsstijgingen enerzijds en noodzakelijke beperking van rijksuitgaven anderzijds) de minister nog voor veel grote problemen wordt ... . . . JMh

elders in dit nummer vindt men nog een overzicht van de behandeling der begroting van Wederopbouw en Volkshuisvesting in de Tweede Kamer. In dat overzicht wordt nader op het probleem van de bijdragen-regelingen ingegaan. W. S.

Beter ten halve gekeerd

Minister In ’t Veld heeft in zijn toespraak tot bouwend Nederland, qp 22 December bijeengedreven in het Bouwcentrum, enige bijzonder harde woorden gebezigd. Wanneer een altijd beminne ijk en goedmoedig man plotseling zó fel van zich afbijt, dan moet daarvoor wel een zeer klemmende reden zijn. Vandaar, dat wij in onze aantekeningen de desbetreffende passages uit de rede van de Minister hebben onderstreept, zulks met de bedoeling er bijzondere aandacht aan te wijden. De Minister schoot uit z’n slof toen het ging over de dikwijls overdreven eisen, die men hier en daar nog in gemeentelijke bouwverordeningen kan vinden. Zijne Excellentie gebruikte in dit verband het woord ..onzinnig”. leder weet, dat in ons land zo veel mogelijk woningen gebouwd moeten worden. Goede woningen, zegt de Minister, want tegen een verlaging van het woonpeil zal ik mij beslist verzetten. Een steeds stijgende woningproductie verzwaart, als niet alle reë'e mogelijkheden tot kostenverlaging worden uitgebuit, de lasten voor de reeds zo zwaar beproefde Nederlandse schatkist. Veel illusies over omvangrijker financiële hulp van Rijkswege liet de Minister ons niet. Hij zal het al prachtig vinden als hij het voor 1951 ten behoeve van de woningbouw uitgetrokken bedrag kan handhaven. Nochtans moeten er, als het enigszins kan, voor hetzelfde geld méér goede woningen komen. Zoek het, zo sprak de Minister ongeveer, ook in de differentiatie van de grootte der woningen. Een belangrijk deel van de Nederlandse gezinnen bestaat uit 2 of 3 personen. Laat ons in dit stadium ook bij de woningbouw daarmede rekening houden. De cijfers bewijzen immers, dat het niet nodig is om allemaal woningen met ten minste drie slaapkamers te bouwen? Als de middelen voor het grijpen liggen, dan mogen we gerust royaal te werk gaan. Nu armoe troef en de woningnood groot is, zullen wij in het verbruik van de middelen de grootst mogelijke zuinigheid dienen te betrachten. De gemeente ’s-Gravenhage verdient een pluim op de hoed, zo verklaarde de Minister, omdat men daar een vrij groot aantal woningen met slechts één slaapkamer durft te bouwen. Vervolgens kwam