Het bestuur van een woningbouwvereniging vraagt ons nu om advies bij de afwikkeling van een risico-verrekening. In het bestek voor de bouw van 30 woningen is de duidelijke bepaling opgenomen, dat risico uit hoofde van lonen en sociale lasten verrekenbaar zal zijn, risico in verband met prijswijzigingen alleen dan, wanneer de aanneemsom meer dan f. 300.000,- bedraagt. Het werk werd destijds gegund tegen een bedrag van f. 232.500,-. Men zou zo zeggen, dat de risico-verrekening in dit geval wel zeer eenvoudig moet zijn. Niet aldus redeneert de betrokken aannemer. Deze dient bij de architect, die over het werk de directie voert, een risicorekening in ten bedrage van ruim f. 20.000,-. Ongeveer 85% van dit bedrag heeft betrekking op prijsverhogingen van bouwhout, stenen, cement enz. De architect tekent de rekening voor ~gezien" en dient haar ter afdoening in bij het bestuur van de bouwvereniging. Dit bestuur voelt er terecht niet veel voor om de rekening via de gemeente door te zenden aan de Directie van de 'Wederopbouw en de "Volkshuisvesting in de provincie.

Nu ontstaan de moeilijkheden. De aannemer sommeert het bestuur van de bouwvereniging om de rekening wél door te zenden. Het College van Burgemeester en Wethouders geeft het bestuur van de bouwvereniging in ernstige overweging aan de eis van de aannemer te voldoen. Het bestuur toont zich in een bespreking met het College, de aannemer en zijn adviseurs evenwel nog weinig toeschietelijk. De aannemer verklaart, bijgestaan door de leiding van een bureau, dat zich tegen betaling met het opmaken van risico-rekeningen belast, wel in staat te zijn andere wegen te vinden, waarlangs betaling van zijn vordering kan worden verkregen, De leiding van bedoeld bureau verzekert ten Departemente toegang te hebben en in staat te zijn om daar betaling (uiteraard ten laste van de stichtingskosten der woningen) van de risicorekening te verkrijgen. De in het bestek over de risico-verrekening opgenomen bepalingen worden met een wuivende handbeweging van de tafel geveegd, als zijnde niet in overeenstemming met de bepalingen van de A.B. (Algemene Besteksbepalingen). Het bestuur van de bouwvereniging wordt verzekerd, dat de Directie van de Wederopbouw en de "Volkshuisvesting in de provincie de indiening van de rekening met verlangen tegemoet ziet. Een lid van het College van B. en W. geeft gewonnen, dat de betaling van de rekening weliswaar een toeslag op de gecalculeerde huurprijzen tot gevolg zal hebben, maar meent, dat die huurprijs deze toeslag wel ~verdragen” kan. De gemeente heeft immers tegen een voordelig rentetype voor deze bouw kunnen lenen? Alles pleit er voor, zo zegt deze wethouder, het ~morele recht van de aannemer te erkennen. De aannemer wijst tenslotte triomfantelijk op het „gezien” van de directie.

Is het wonder, dat het bestuur der bouwvereniging onder deze zware druk de twijfel intree in het hart voelt doen? Het wendt zich in dit stadium tot de Nationale Woningraad om advies. Wij zijn bereid dit bestuur voor zijn hardnekkigheid een pluim op de hoed te steken. Het bestuur bestaat (wie durft daar kwalijk over te spreken?) uit in deze zaken vrij onbedreven lieden. Dat het zich nochtans door het gezonde inzicht van ..Een goed accoord maakt een zachte scheiding” heeft laten leiden, stemt tot voldoening.

Het secretariaat van de Nationale Woningraad is niet voornemens zich door vrij intimiderende verklaringen van de aannemer en zijn adviseurs onder druk te laten zetten. Het betreurt de toeschietelijkheid van de betrokken architect, die door zijn ~gezien” de aannemer te hulp komt en toch net niet op de formele en dan onjuiste accoordverklaring te vangen is. Het begrijpt de houding van het College van B. en W. niet goed, dat zich ten koste van bouwvereniging en huurders „Sinterklaas-allures” aanmeet. Het laat de verklaringen van de aannemer aangaande welwillendheid van Departe-

mentale organen tegenover zijn aanspraken voor wat ze waard zijn. Het heeft het bestuur van de bouwvereniging geadviseerd slechts die rekeningen accoord te verklaren, die steunen op de besteksbepalingen, welke op het onderhavige werk van toepassing zijn. Dit betekent in het geval van de risicoverrekening, dat de aanspraak van de aannemer op vergoeding voor de prijsveranderingen moet worden afgewezen. Geen bouwvereniging zal er aan denken van een aannemer méér te verlangen dan hem bij de gunning van het werk kennelijk is opgedragen. Geen aannemer mag van een bouwvereniging méér eisen dan waarop hij aanwijsbaar rechten kan doen gelden. ledere zakelijkheid zou bij deze bij uitstek zakelijke transacties zoek raken, wanneer men van welke kant dan ook bij de eindafrekening gevoelsargumenten ten troon verheft. Het geeft geen pas om dwang-posities te creëren, die moeten leiden tot een afwikkeling, welke in strijd is met de gemaakte, duidelijke en voor geen tweeërlei uitleg vatbare overeenkomsten.

Uit hetgeen wij ook over andere risico-verrekeningen hoorden menen wij te mogen vaststellen, dat het hierboven geschetste geval lering kan bevatten voor besturen, die met deze zaken te maken hebben of krijgen.

W.S.

STRIJD TEGEN DE „OPZET”

Uit persberichten blijkt, dat het bureau algemene recherchezaken van het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting zo hier en daar in het land wat papieren in beslag heeft genomen, die betrekking hebben op de wijze van samenstellen der inschrijfsommen bij openbare aanbestedingen. Of, om het concreter te zeggen: dat dit departementale bureau bezig is om het opzetsysteem dat mogelijk in enkele gevallen tot een misstand zou kunnen uitgroeien aan een onderzoek te onderwerpen.

Volgens onze informaties heeft deze recherchedienst bij enige aannemersfirma’s de administratie of althans een deel daarvan in beslag genomen. Naar verluidt zouden er bij deze zaak ook enkele vrij belangrijke firma’s betrokken zijn.

De in beslag genomen stukken zouden betrekking hebben op opzetjes en opzetten, die met elkaar een bedrag van enkele tonnen te boven gaan. Het laat zich horen, dat er over deze zaak in aannemerskringen het een en ander te doen is. Hangende het onderzoek moeten wij ons natuurlijk van een oordeel over de in het geding zijnde zaken onthouden.

Het verschijnsel „opzet"

Het verschijnsel ~opzet” behoeft op deze plaats nog nauwelijks besproken te worden. Er zijn er, die een zekere onkostenvergoeding voor inschrijvende aannemers geoorloofd en redelijk achten. Anderen daarentegen en tot dezulken behoren wij <— menen, dat het meedoen aan opzetjes bij een behoorlijk geleid bedrijf uitgesloten moet worden geacht.

Is er dus verschil van inzicht over de toelaatbaarheid van de opzet de jurisprudentie getuigt daarvan —, er bestaat weinig verschil van mening over de uitwassen, waartoe het opzetgedoe leidt.

De meeste opzetten, zo schrijft mr W. A. M. Cremers in „Bouwrecht”, zijn een middel om de aanbesteder geld uit de zak te kloppen. En de Hoge Raad veroordeelt een opzetovereenkomst tot iets onzedelijks als zulk een afspraak een onrechtvaardige verrijking der partijen ten koste van de aanbesteder ten doel heeft.