No 6, Juli-Augustus 1954

Woningbouwinvesteringen. Redactionele beschouwingen met enkele cijfers wer het verloop van de woningbouw in België gedurende de laatste jaren. De scherpe woningnood in de Waalse Nijverheidscentra. Oorzaak en redmiddelen, door J. Mineur. De zeer snelle aanwas van de bevolking in dit industriegebied heeft het woningprobleem zeer moeilijk gemaakt. Bovendien zijn vrij veel woningen vernield. De slachtoffers van de woningnood worden in enige categorieën ingedeeld. Het aantal woningen in dit gebied, dat om één of andere reden gebrekkig is, wordt op 39% van het totaal geschat. Er wordt een programma ontwikkeld ter voorziening in de woningnood.

De productiviteit in de Zweedse woningbouw, door Ir V. Baty. Aansluitend bij het oriënterende artikel over Denemarken en Zweden in het vorige nurnmer wordt thans een meer technisch artikel gewijd aan de woningbouw in laatstgenoemd land. Het streven om de arbeidskracht zo economisch mogelijk te gebruiken is hier zeer krachtig. De samenwerking tussen architect, ingenieurs, aannemer en verbruiker wordt geroemd.

Mimosa. Residentie voor bejaarden te Antwerpen, door Franz Liekens. Een complex voor bejaarden van een woningbouwvereniging voor 62 gezinnen. Het aantal bejaarden loopt ook in België snel op. Thans is het al bijna 12% van de bevolking (boven 65 jaar). Dit gebouw is ontworpen in twee woonlagen, rond een binnentuin, verdeeld door een pergola en wandelgangen. ledere woning bevat woonkamer, slaapkamer met wastafel en bidet. Gemeenschappelijk zijn clublokaal, leeszaal en collectieve bad- en douche-installaties. De huur van de woningen is fr 1200 per maand, met centrale voorzieningen. De woningen worden niet verhuurd aan gezinnen die een inkomen hebben hoger dan vijfmaal de huur. Met afbb.

Denemarken

Bygge-Forum, No 9, September 1954

Hvem skal bygge pa saneringsgrundene- og hvorfor? Artikel over de sanering van een oude wijk in Kopenhagen. Met één afb.

Duitsland

Bauamt und Gemeindebau, No 7. Juli 1954

Alte Stadte und neuer Verkehr, door Prof. Dr Ing. P. Rappaport. Na eien korte terugblik komt schr. op de huidige moeilijkheden van het verkeer in de steden. Drieërlei oorzaak wordt opgesomd; het toenemende verkeer, het verschil in snelheid tussen de verschillende deelnemers en de grote ruimte, die sommigen van hen nodig hebben (personenauto bijv. in vergelijking met voetgangers). Omleiding van het doorgaand verkeer is niet volledig mogelijk: ten hoogste kan men dit met het zware vrachtautoverkeer doen. Met kleine verbeteringen komt men er niet. Schr. wil geen overdreven vasthouden aan het oude. Een aantal partiële oplossingen worden opgesomd. Het vervangen van de tram door bussen of trolleybussen zal veelal verbetering brengen, omdat de bussen zich gemakkelijker in de stroom van het verkeer voegen. Het verbod van bepaalde straten in de oude stad of geheele wijken voor autoverkeer is een laatste en dan nog onvolkomen middel.

Neue Heimat, No 1, 1954

Een nieuw tijdschrift voor moderne woningbouw. In een inleidend artikel getiteld „Unser Ziel” geeft Ernst May een uiteenzetting van de bedoeling, die hierbij voorzit. Men wil in dit blad aan alle zijden van het woningvraagstuk aandacht gaan schenken.

Siedlung am Strom. Beschrijving van een niet nader aangeduide satellietnedetzetting van 42 ha aan een rivier gelegen. De wijze van bebouwing in verband met het landschap wordt beschreven. Met afbb.

V No 2.1954

Ist die Beschaftigungslage der Bauwirtschaft gefahrdet?, door Heinrich artikel over specifiek-Duitse verhoudingen, met name over de opheffing van de belastingfaciliteiten voor waardepapieren ter financiering van de en de consequenties daarvan voor de woningbouw.

Siedlung Grünhöfe, door Ernst May. Een nieuwe woonwijk in Bremerhaven wordt beschreven, een tuinvoorstad met 2000 woningen. De ligging ten opzichte van het verkeer is gunstig, slechts 1 km van het hoofdwerkcentrum, de vissershaven. De verkaveling werd geleid door de overweging bij zo gunstig mogelijke zonlichtoetreding toch elk schematisme te vermijden. Negen grwpen van elk ongeveer 200 woningen omsluiten groene hoven. In het Zuiden en Zuidoosten zijn eengezinshuizen in één en twee verdiepingen ontworpen, waarbij zich in het Zuiden een reeks plaatsjes aansluiten, die de overgang naar de groene gordel vormen. De groene hoven, die de ruggegraat van de wijk vormen, openen zich naar de centrale groenpartij, die slechts spaarzaam beplant wordt. De wijk wordt door drie, in hoofdzaak van Noord naar Zuid lopende 6 m brede woonverkeersopnamestraten ontsloten, waarop de smallere wegen en de 1.50 tot 2.25 m brede voetpaden aansluiten. Met afbb.

Hochhauser in der Landschaft, door Kaisen. Schr. critiseert het bebouwingsplan, dat in het voorafgaande nummer onder de titel „Siedlung am Strorn gepubliceerd is en wel omdat de grondgedachte hiervan is een geieidehjke opklimming van de bebouwing van lage bebouwing aan de rand tot huizen met 9 verdiepingen en ten slotte een met 15 verdiepingen m het midden. Schr. meent dat een dergelijk hoog gebouw in het centrum alle aandacht tot zich trekt en dat het elke relatie tot de omgeving mist.

Als in het plan slechts één woonvorm was toegepast, zou een veel betere verbinding met het landschap tot stand gekomen zijn. Schr. wijst op het voorbeeld van Malmö, waar aan de kust van de Oostzee een groep van 50 tot 60 hoge woongebouwen tot stand gekomen is, die een duidelijke eenheid vormen. Toch is er onderling grote schakering tussen deze gebouwen. Met één afb.

Der Wille zum Eigenheim, door Fred. Schmitz. Enkele aan een enquête ontleende cijfers over de voorkeur in Duitsland voor het eigen huis in vergelijking met de huurwoning.

Alittsilungfen des Deutschen Stadtebau and Raumplanung. No 7/2, 1953154

Na een lange onderbreking verschijnt thans weer een gecombineerd num- van dit met losbladige gestencilde mededelingen.

Wohnungspolitik und Stadtebau in Nordrhein-Westfalen, door Dr Otto Schmidt. Verslag van een voordracht. Het bruinkolengebied in het genoemde land, ter grootte van 1300 km 2 met 320.000 inwoners, wordt hier gekozen als voorbeeld van ruimtelijke ordening in streekverband Een opbouwwet van 1950 heeft het wettelijke apparaat gecompleteerd met het z.g. Leitplan, blijkbaar een soort plan in hoofdzaak. Belangrijke aspecten van het stedebouwkundige werk woondichtheid, spel en sport, garages en parkeerruimte ~ worden nagegaan. Ook de verschillende fasen van de woningbouw, het lawaai van de grote stad en de hoogbouw worden aangestipt.

Vier Jahre Wohnungsbau in der Bundesrepublik, door Dr Hermann Wandersleb. Een terugblik over de ontwikkeling van de woningbouw in Duitsland sinds 1950. Deze is gunstiger verlopen dan bij de aanvanq ‘ ““ algemeen dat een productie van 250.000 woningen per jaar, misschien van 300.000, het bereikbare maximum 9J’°"dslag van de eerste woningbouwwet van de Bond van ZT April 1950 kon echter al in 1950 een productie van rond 360.000 woningen gehaald worden, welk cijfer opliep tot 410.000 in 1951, 445.000 in 1952 en vermoedelijk 475.000 in 1953. In de periode tussen de beide oorlogen is nauwelijks een productie van 200.000 woningen bereikt. Van het vereiste kapitaal komt 40 tot 45 % uit openbare middelen. Meer dan 1/5 van de totale investering komt in de woningbouw terecht De moeilijkheden ontbreken niet: stijging van bouwkosten, tekort aan ijzer en hout, krap aanbod van eerste hypotheken, vooral in 1951 Het woningtekort is van 1941 tot eind 1953 van bijna 5 millioen tot bijna 4 milhoen teruggelopen. (Hoe men dit tekort berekent, blijkt niet. Red.)

Funktionen und Aufgaben der gemeinnützigen Wohnungsunternehmen, door Dr J. Brecht. Kort overzicht van de werkzaamheid van de Duitse woningbouwcorporaties, met allerlei cijfers. In 1952 alleen werden door 155.000 woningen tot stand gebracht en bovendien nog ruim 30.000 particuliere woningen in opdracht van andere bouwheren Nog meer voldoening dan deze kwantitatieve prestatie vinden de corporaties in vooruitgang in grootte en uitrusting van de woningen Die Rolle der Bausparkassen bei der Finanzierung des Wohnungsbaues m der Bundesrepublik, door Dr Werner Lehmann. Enkele cijfers over het aandeel van de 18 particuliere en de 4 openbare bouwkassen in de financiering van de Duitse woningbouw.

Der Architekt und der Wohnungsbau, door Hans Bernhard Reichow. De aandacht voor de kwaliteit van de woning groeit. Het is gebleken dat zelfs bij het streven tot bezuiniging tot het uiterste nog in wooncultureel opzicht meer te bereiken is, bijv. door de kleinste woningen nog van balcons en loggia’s te voorzien.

Der private Wohnungsbau, door Dr F. C. Seifarth. In tegenstelling met de bewering dat de particuliere opdrachtgever in de huidige constellatie geen economische functie meer kan vervullen, is het aandeel van deze categorie in Duitsland nog belangrijk: in 1951 60 %, in 1952 55 % van de totale woningbouw.

Das heutige Wohnungswesen in Italien, door Dr Ing. Manlio Budinis. Samenvattend overzicht van de na-oorlogse volkshuisvesting in Italië. In korte trekken wordt de ontwikkeling van de woningbouw in dit land van de eeuw getekend. De woningtelling van 1951, gelijktijdig met de volkstelling, maakt vergelijking met de telling van 1931 Merkwaardig is het hoge cijfer van de leegstaande woningen: b.6 De verhoudingen zijn volgens schr. dan ook in kwantitatieve zin te noemen. Verder worden behandeld de grootte van de woningen, de bezetting en de minderwaardige woningen, de dubbele bewoning en de huren van de oude woningen. Deze zouden tot het viervoudige moeten stijgen om tot een economische huur te komen. Wordt vervolad Met kaartjes. '

Das Wohnungswesen in Portugal, door Paula Schafer. Overzicht op grond van ervaringen opgedaan bij het bezoek aan het internationaal congres in Lissabon. Met afbb.

Institut für Raumforschung Bonn, Informationen, No 32-34 28 Augustus 1954

Die Raumordnung in den Niederlanden. Wie kommt ein regionaler Raumordnungsplan zustande und welche sind seine Folgen?, door Ir A Kraayenhagen. Vrij uitvoerig overzicht voor de Duitse lezer. Met een kaartje

Raumforschung und Raumordnung, No 1, 1954

Veranderungen in der westdeutschen Agrarstruktur, door Karl Heinrich Ulsen. Schr. bespreekt de verschuivingen in de grootteklassen van de