overigens ook bij afwezigheid van vrije tijd aanwezig blijven. Wel zou het dan echter een andere oplossing dienen te vinden. bijvoorbeeld door ruimere aanleg van . de wegen omzomende brede groenstroken, waarlangs de steeds haastiger mens zich naar en van zijn werk spoedt.

Foto Jaap Schoen

Volkstuinen te Alkmaar

Immers, aldus professor Hofstra i): ..Geen mens kan. zonder aan zichzelf schade te doen. de natuur als factor in zijn bestaan verwaarlozen, niemand kan echter ook zijn leven met haar vullen, zonder aan zijn geest te kort te doen".

Dr A. Lafontaine 2) wijst er op dat groen blauw een kalme uitwerking zou hebben op het gezicht, alsook op het algemeen zenuwstelsel.

En niet vergeten dient te worden dat bomen en planten koolzuur verbruiken, doch zuurstof aan de atmosfeer toevoegen.

Het probleem van de groenvoorziening is er dus vooral een van het behoud van lichamelijke en geestelijke gezondheid. De groene ruimten in onze stedebouwkundige plannen dienen compensatie te bieden vooral aan de verstedelijkte mens, die steeds meer de natuur buiten zijn dagelijks leven sluit en wiens arbeid door mechanisering, rationalisering en specialisering steeds meer ontzield is

De arbeidswet van 1919 en ook de na 1918 ontstane internationale regeling van de arbeidstijd, waardoor de arbeidsduur werd beperkt, vormden slechts voorwaarden, welke vervuld moesten worden om de behoefte aan bepaalde vormen van groenvoorziening tot uiting te brengen. De beperking van de arbeidsduur was niet de oorzaak van het ontstaan van deze behoeften.

Ontstaan en algemene betekenis van het volkstuinwezen

Volgens Forster 4) heeft het volkstuinwezen overal dezelfde oorsprong. Het is een reactie op de losmaking van de bodem.

1) De houding van den mensch tegenover de natuur. Dr H. Hofstra. 1945.

-) De groene zones in de stad en het physiologische individu, Dr A. Lafontaine. artikel in Gemeente Urbs Nova. October-November 1951. 3) Sociale aspecten van het volkstuinwezen. W. H. Vermooten. artikel

in ..Socialisme en Democratie”. ]uli-Augustus 1953. Ontstaan en ontwikkeling van het volkstuinwezen in Europa. Rector H. Forster. artikel in Volksontwikkeling. November 1937.

die het industrialisatie-tijdperk met zich bracht. Volgens Forster zou Duitsland de bakermat van het Europese volkstuinwezen zijn. De doelbewuste opbouw van een volkstuinbeweging. welke door een organisatie werd gedragen, dateert daar van ongeveer 1870.

In Oostenrijk ontstond het volkstuinwezen in 1911 in Weenen. in Polen in 1908 in Posen, in Zwitserland bestonden de volkstuinen reeds in de zeventiger jaren.

In Frankrijk viel het ontstaan van de eigenlijke volkstuinbeweging in de negentiger jaren en wel in het industriegebied van Lille, in het Maasgebied van Sedan en in het industriegebied van Sint-Etienne. Het Belgische Volkstuinwezen ontstond in 1896 in het noordoosten van Brussel. In Luxemburg werden de eerste volkstuinen in 1922 opgericht.

Volgens Forster zou de volkstuinbeweging in Italië zich (in 1937) nog in haar beginstadium bevinden, al werd er in 1914 te Milaan wel een soort volkstuinorganisatie in het leven geroepen en nadien in Rome. In Engeland werden reeds in de 19e eeuw volkstuingroepen opgericht.

Ook in Denemarken, Zweden en Noorwegen ontwikkelde het volkstuinwezen zich ai aan het eind van de vorige eeuw en het zou daar thans op hoog peil staan.

In Finland woont een groot deel van de bevolking niet in grote steden. De eerste volkstuingroep ontstond daarom hier iets later, namelijk in 1916 in Tampere en in 1918 in Helsingfors. In Nederland werden voor het eerst in 1909 te Amsterdam stukjes grond van 200 verhuurd. Vóór de eerste wereldoorlog kwamen verder reeds volkstuincomplexen tot stand in Rotterdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Groningen, Leiden, Leeuwarden, Schiedam en Alkmaar 4). De beweging nam in de oorlogsjaren sterk toe. In 1917 werd de eerste Bond van volkstuinders opgericht en in 1928 volgde de aaneensluiting in het Algemeen Verbond van Volkstuindersverenigingen in Nederland.

Volgens Vermooten zijn thans ongeveer 10.000 volkstuinders in het Algemeen Verbond georganiseerd.

1) Rapport over de stand der volkstuinen in Nederland, Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Departement 's-Gravenhage, 1916. blz. 7,