nen denkbaar zijn. In het rapport dat schrijver dezes eind 1954 aan Burgemeester en Wethouders van ’s Gravenhage op verzoek van de Wethouder van Sociale Zaken over de sociale aspecten van de stedebouwkundige sanering uitbracht, komt de volgende opsomming van categorieën voor;

„Categorieën van bewoners van te saneren buurten

De bevolking van de te saneren buurten kan globaal in vier groepen worden ondergebracht, te weten:

I. een groep normale gezinnen. Onder deze groep bevinden zich: a. degenen, die door hun winkel of ambachtsbedrijfjes aan

de buurt zijn gebonden: b. degenen, die het door hen bewoonde huis in eigendom hebben;

c. degenen, die door geboorte of langdurig verblijf met de buurt, waarin zij wonen, zijn vergroeid: d. degenen, die wel een hogere huur zouden kunnen betalen, maar tevreden zijn met hun huidige woning en vooral over het geringe deel, dat de woninghuur vordert van het totale gezinsinkomen;

e. degenen, die graag een betere woning zouden betrekken, maar door het woningtekort nog geen andere woning konden bemachtigen.

Het verhuizen uit de vertrouwde buurt zal voor de eerste twee categorieën zeer bezwaarlijk zijn, terwijl meestal de categorieën c. en d. evenmin van verhuizen willen weten.

11. een groep financieel-zwakkere gezinnen; gezinnen dus die geen betere woning kunnen betalen. Bij de beoordeling van de vraag of een gezin al dan niet tot de financieel-zwakkeren behoort, kan worden uitgegaan van de gedachte dat in het algemeen het gezinsinkomen tenminste het zesvoud van de elders te betalen laagst mogelijke huurprijs moet bedragen.

111. een groep sociaal-zwakkere gezinnen. Deze groep omvat zowel a. de voorwaardelijk maatschappelijk-aangepasten als

b. de werkelijk maatschappelijk-onaangepasten. ad a. Onder de voorwaardelijk maatschappelijk-aangepasten worden hier samengevat de gezinnen, waarvan aangenomen mag worden dat het onmaatschappelijk gedrag zijn directe en overwegende oorzaak vindt in de slechte behuizing. De woning is zo ge“brekkig van indeling, uitrusting en constructie, dat van geen enkele huisvrouw, met hoe goede wil ook bezield, mag worden verwacht dat zij deze woning en daarmede haar huishouden keurig in orde zal houden. ad b. Bij de werkelijk maatschappelijk-onaangepasten liggen de oorzaken van het onmaatschappelijk gedrag veel dieper.

Vaak is het een complex van factoren, waarin ten dele de aanleg maar vooral de milieu-omstandigheden een rol spelen. Het reeds van jongsaf verkeren in een ongunstige omgeving heeft een stempel op hun leefwijze gedrukt en de ontwikkeling van een gezond normbesef verhinderd. Het moderne maatschappelijke werk, zoals dat vooral na de tweede wereldoorlog is gegroeid, brengt methoden tot ontwikkeling, welke uitzicht geven op de mogelijkheid tot opheffing van de maatschappelijk-onaangepasten tot een redelijk maatschappelijk peil.

IV. een groep a-sociale gezinnen; gezinnen, die in hun onmaatschappelijk gedrag de maatschappelijk-onaangepasten nog overtreffen en van wie proefondervindelijk is komen vast te staan dat zij met de methoden en middelen, welke ter beschikking staan, niet te reclasseren zijn."

De hierboven aangegeven indeling is van belang, omdat elke categorie een eigen behandeling vraagt. Daarbij moet men vanzelfsprekend in het oog houden dat één bewoner gelijktijdig tot meer dan één der categorieën kan behoren. Vervolgens vermelden wij uit bovenbedoeld rapport:

„Wijzen van opschuiving naar de vervangende woningen

Bij de sanering zal worden waargenomen dat een niet onbelangrijk deel van de mensen, dat de af te breken woningen moet ontruimen, er de voorkeur aan geeft zelf zijn weg naar andere woningen eventueel in de buitenwijken te vinden. Met dit verschijnsel dient, onafhankelijk van de methode, welke zal worden toegepast, bij het treffen van voorbereidende maatregelen voor de huisvesting rekening te worden gehouden. Om tot de eigenlijke stadssanering te komen, zijn theoretisch beschouwd verschillende methoden denkbaar.

I. Men kan de bewoners van een buurt over de stad verspreiden, om daarna de gehele buurt af te breken. Deze maatregel zal voor de normale gezinnen, welke er niet in zijn geslaagd een eigen heenkomen te vinden, weinig onherstelbaar nadeel opleveren. Het vertrek van sociaal-gave gezinnen zal echter het algemeen peil van de buurtgemeenschap, welke in de te saneren wijken vaak vrij hecht is, niet ten goede komen. Juist velen van de leden van de achtergebleven, deels reeds beschadigde gemeenschap, zullen, wanneer zij daaruit worden losgerukt, het vermogen missen zich bij een nieuwe, voor hen vreemde groep aan te passen. Zouden zij ondanks dit gebrek aan aanpassingsvermogen toch over de stad worden verspreid, dan is het gevaar voor het probleem van ontwortelden binnen de Haagse gemeentegrenzen zeker niet denkbeeldig. Het zal dus zaak zijn een bepaalde buurtgemeenschap welke zeker haar positieve waarden heeft in tact te laten.

11. Men kan:

a. een andere buurt vrijmaken of

b. een complex nieuwe woningen bouwen opdat daarin de bewoners van de te saneren wijk kunnen worden gehuisvest. Deze methode, welke o.m. is toegepast toen bij de sanering van de Amsterdamse Jordaan de bewoners naar het Blauwe Zand werden overgebracht, zou verreweg de voorkeur verdienen. Doordat de groep als geheel bijeen blijft, worden ook voor hen, die door traditie aan de oude buurt zijn gebonden, de nadelen van de overplaatsing voor een groot deel ondervangen.

ad a. In het eerste geval geschiedt de opschuiving naar woningen in een uit stedebouwkundig opzicht niet meer zo goede buurt, welke daartoe zou moeten worden ontruimd. De bewoners van de „niet meer zo goede” buurt zullen sociaal gezien wel zonder gevaren voor zichzelf en hun omgeving over de stad kunnen worden verspreid. Velen van hen kunnen zonder bezwaar verhuizen naar de duurdere nieuwbouw, waarvan de hogere huurprijs past bij hun huidige inkomen. Bovendien zou men kunnen aanvoeren dat aan hen de nieuwbouw meer is besteed. (Andererzijds gaat juist voor de bewoners van de oude stadskernen van de nieuwe woning een sterk opvoedende en stimulerende werking uit ■— vergelijk het Blauwe Zand.) Voorts worden op deze wijze de geldelijke moeilijkheden, welke voor de bewoners uit de te saneren buurt gelegen zijn in stijging van de huursom, welke aan de verplaatsing naar een betere woning onverbrekelijk is verbonden, gereduceerd; mogelijk zelfs zal de nieuwe bewoner, door de oude goede woning met haar relatief lage huur, binnen de grenzen van het financieel bereikbare kunnen blijven. Het ontbreekt echter de gemeentelijke overheid aan wettelijke bevoegdheden om langs publiekrechtelijke weg de bewoners van een „niet meer zo goede" buurt tot ontruiming van hun woningen te dwingen. Toch behoeft het principe van dit ~doorschuifsysteem" niet zonder meer terzijde te worden gesteld. De gemeente zou, wanneer zij zich door systematische aankoop een woningbezit in de „niet meer zo goede" buurten zal weten te verwerven, als huiseigenares van deze en andere woningen (nieuwbouw) de doorschuiving kunnen bevorderen. De opschuiving zou in belangrijke mate kunnen worden bevorderd door het verstrekken van verhuispremies aan de bewoners van de ~niet meer zo goede” buurt.