Onlangs heeft de bliksem midden in 't veld een man getroffen, maar heeft hem geen ander kwaad gedaan dan hem alleen de schoenen uit te trekken en die een twintig pas verder neer te smijten, na er, zonder er één over te slaan, al de spijkertjes uitgehaald te hebben.

Een ander maal heeft hij eene jonge boerin ontkleed en haar spiernaakt in de wei laten liggen. De kleeren vond men in de takken van een bootn terug.

Nog een ander maal doodde hij een landman juist op 't oogenblik waarop deze het stuk brood naar den mond bracht, waarmee hij ontbeet. De man bleef onbewegelijk staan. Men nadert hem, raakt hem aan en hij valt tot stof ineen. Maar zijne kleeren waren onbeschadigd gebleven.

De grillen van de natuur mogen er ons niet van afhouden haar te bestudeeren ; integendeel.

Zeker, wanneer wij dat geval met dien jager uit Andlau hooren vertellen, dan zijn we in de allereerste plaats geneigd er heel eenvoudig geen geloof aan te hechten. Niet omdat er eenige reden is te veronderstellen dat de geschiedenis van stuk tot stuk verzonnen zou zijn, geheel en al een verdichtsel zou wezen, dit toch is niet wel mogelijk, de omstandigheden waaronder ze voorgevallen is en den persoon, die ze verhaalt, in aanmerking genomen. Maar men zou de meening kunnen opperen, dat het venster door eene heel gewone oorzaak, door een duwtje, door een kat of zoo iets, zich ietwat heeft bewogen en dat later het samentreffen met die droevige gebeurtenis aan dat onbeteekenende feitje heel veel gewicht heeft bijgezet. Toch is ook dit moeielijk aan te nemen waar èn de dame des huizes èn haar buren er zoozeer door onder den indruk kwamen.

We kunnen ons evenmin weerhouden te doen opmerken hoezeer zulk eene beweging van een venster iets grofs, iets stoffelijks, iets triviaals zelfs heeft, hoe weinig dat overeenkomt met den ernst van de gebeurtenis, die er door aangekondigd werd. Welk verband van oorzaak en gevolg kan tusschen die beide zijn ?

Wat is er eigenlijk voorgevallen?

Het venster heeft zich niet bewogen. Daarvan is de karaf het bewijs en ieder merkte dan ook die tegenstrijdigheid op. Vóór we deze feiten gaan ontleden, willen we de lezers reeds nu wel zeggen dat deze dame en een of meer andere personen het slachtoffer zijn geweest van eene zinsbegoocheling, d.w.z. dat hunne hersenen wel degelijk een door een uitwendige oorzaak veroorzaakten indruk ontvangen hebben.

Ook, dat die oorzaak de zielskracht van den stervende was, van hem dien men verwachtte, die op dien stond daar aan tafel behoorde te zijn, die er zich in gedachte heen verplaatst heeft, die zijn laatste wilskracht in die richting heen gestuurd heeft.

Telegrafie zonder draad ..,

Waarom heeft zich die wilskracht juist op die wijze geuit ?

Hoe komt het dat meerdere personen dienzelfden indruk kregen ?

Waarom ? Waarom ?

„7cs pourqiwi, dit le dieu, nc fmiront jamais."

(Nooit, zeide de god, zal er een einde komen aan uw waarom's.)

Zoo zijn we nu midden in het geheimzinnige en kunnen niets meer doen dan veronderstellingen maken.

Zeker ! wanneer een dergelijke geschiedenis eenig was in haar soort dan ware 't mogelijk dat ze onopgemerkt bleef, maar 't is haast wel de minst wonderbare van vele, die we hier zullen opsommen. Voor 't oogenblik zullen we ons dan ook niet langer bezig houden met naar een verklaring te zoeken, maar verder gaan.

Ziehier een tweede voorbeeld van telepathische overbrenging op 't oogenblik van den dood, niet minder vreemd en zelfs nog opmerkelijker. Ook dit dank ik aan de v, elwillendheid van generaal Parmentier, die voor de juistheid er van instaat.

Wij zijn te Schlestadt, in 't departement van den Beneden-Rijn. 't Is een warme zomernacht. Men had de verbindingsdeur tusschen de slaapkamer en het salon openlaten staan, en in het salon stonden twee vensters wijd open en werden opengehouden door stoelen die ef met de leuningen tegen aan stonden. De vader en de moeder van den heer Parmentier sliepen Eensklaps werd mevr. Parmentier wakker door een plotselingen ruk aan 't bed, van beneden naar boven. Ze is verbaasd en een beetje verschrikt, maakt haar man wakker en deelt hem mede, wat zij opgemerkt heeft.

Plotseling komt er een tweede, zeer hevige stoot. De vader van den heer Parmentier denkt aan eene aardbeving, hoewel die in den Elzas zeer zeldzaam zijn, staat op, steekt eene kaars aan, bespeurt echter niets bijzonders en gaat weer naar bed. Maar onmiddellijk daarop nieuwe hevige stoot tegen het bed, daarna geklepper en gerinkel in het salon alsof de vensters met geweld toegeslagen waren en de ruiten daardoor stuk gebroken. De aardbeving schijnt schrikkelijk in geweld toe te nemen. De heer en mevr. Parmentier staan op om de verwoesting in het salon in oogenschouw te nemen, maar niets! De vensters staan nog steeds wijd open, de stoelen zijn niet van hun plaats, 't is buiten stil, de lucht is helder en vol sterren. Er had noch aardbeving, noch windstoot plaats gehad ; het gedruisch, dat men vernomen had, was denkbeeldig geweest.

(Wordt vervolgd.)