onlangs het volgende verslag van dergelijk feit in 1896 voorgevallen :

„Het was in Juni 1896. Gedurende de beide laatste maanden van mijn verblijf in Italië was mijne moeder te Rome bij mij gekomen en woonde dicht bij de Académie de Trance in een familie-pension in de via Gregoriana.

„Daar ik op dat tijdstip nog eenig werk af te maken had, vóór ik naar Frankrijk terugkeerde, ging mijn moeder, om mij niet te storen, alleen de stad bezoeken en kwam eerst omstreeks 12 uur bij mij in de villa Me'dicis om te ontbijten.

„Maar eens zag ik haar reeds om 8 uur in den morgen geheel ontdaan bij mij komen. Toen ik haar vroeg waarom ze zoo van streek was, antwoordde zij mij, dat zij bij 't aankleeden eensklaps haar neef René Kraemer naast zich gezien had, dat deze haar had aangekeken en lachende gezegd had:

— „Zeker, ik ben wel degelijk dood!"

„Zeer verschrikt door deze verschijning, was zij haastig naar mij toegekomen. Ik stelde haar zooveel mogelijk gerust en bracht daarna het gesprek op iets anders.

„Veertien dagen later kwamen wij beiden in Parijs terug, na een gedeelte van Italië bezocht te hebben, en toen vernamen wij dat onze neef Rene', op Vrijdag 12 Juni 1896 overleden was in de woning van zijne ouders, rue de Moscou 31. Hij was veertien jaar oud.

„Dank zij het werk waaraan ik bezig was toen mijn moeder met mij in Rome vertoefde, kan ik den datum en zelfs het uur, waarop het verschijnsel plaats greep, nauwkeurig nagaan. En toen bleek dat mijn neefje, die al verscheidene dagen aan een buik vliesontsteking leed, dienzelfden dag omstreeks 6 uur in den morgen den doodsstrijd ingetreden was en tegen twaalf uur was overleden, na meermalen het verlangen geuit te hebben zijn tante Bertha, mijne moeder, te zien.

„Nog moet aangestipt worden, dat in geen der talrijke brieven, welke wij uit Parijs ontvingen, iets over de ziekte van mijn neef stond. Men wist te goed, dat mijn moeder, die zeer veel van 't kind hield, bij de minste vermelding van eenige ongesteldheid, naar Parijs teruggekeerd zou zijn. Men had ons het overlijden zelfs niet getelegrafeerd.

„Ik moet hieraan nog toevoegen, dat als 't te Parijs 6 uur in den morgen is, de klokken te Rome, door het verschil in lengte, 7 uur wijzen en dat juist op dat uur mijne moeder dit vizioen gekregen heeft.

ANDRÉ BLOCH,

11, Place Malesherbes, Paris."

Het feit, door mevr. Bloch waargenomen, is van dezelfde soort als de voorgaande. Op 't oogenblik dat hij het bewustzijn der aardsche dingen verloor, dacht haar neef met vurig verlangen aan haar, die hij met kinderlijke liefde beminde en van wien ook zij hield

als van haar eigen zoon. Heeft de zielekracht, heeft de ziel zelve, misschien, zich oogenblikkelijk van Parijs naar Rome kunnen verplaatsen en zich kunnen uiten, zonder den aard van een veertienjarigen jongen te verliezen, die inderdaad lachende zou hebben kunnen zeggen:

— Welzeker, ik ben werkelijk dood!

(Wordt vervolgd.)

Hoe keizerin Josephine toilet maakte.

De Fransche schrijver Frédéric Masson heeft het tweede deel voltooid van zijn boek «Josephine Beauharnais". Hij geeft daarin een schets van de schoone Creoolsche, waarvan wij enkele bijzonderheden laten volgen.

Josephine bracht na het opstaan een eindeloozen tijd door in haar toiletkamer. Eerst nam zij een bad, waarbij zij zich van de meest kostbare zeep bediende. Het warme water werd in zilveren ketels aangebracht; zilveren voetbaden en zilveren badkuipen in allerlei grootte moesten haar steeds volgen, waarheen zij ook reisde. Uren lang hield zij zich na het baden bezig met het wegmaken der rimpels op haar gelaat, het masseeren van den huid, den wangen een vroolijke kleur te geven en het haar volgens alle regelen der kunst op te maken.

Keizerin Josephine was gewoon een buitengewoon dikke laag blanketsel op het gelaat te leggen. Het verbruik van dit blanketsel spot als 't ware met elke beschrijving. In een enkel jaar, 't was 't jaar 1808, nam zij van den beroemden Martin voor 2749 francs en van Madame Chaumeton voor 548 francs «Schminke". Bovendien verdienden ook nog andere parfumerie-handelaars nog menigen franc aan haar. Zij had Napoleon zoo gewend aan het kunstmatige rood harer wangen dat hij geen dame aan het hof wilde zien, die aan haar natuurlijke kleur de voorkeur gaf. »Ga naar huis mevrouw en leg u wat rood op. U ziet er uit als een lijk", zei hij eens tot een dame.

Alle veertien dagen verscheen de pédicure, in de kleeding van kamerdienaar, den degen op zij. Met grooten ernst voldeed hij aan zijn opdracht, waarvoor hij jaarlijks 1200 francs ontving.

Als alle manipulaties waren afgeloopen, werd een begin gemaakt met het eigenlijke toilet. Josephine kleedde zich eerst in een hemd van fijn Hollandsch linnen, batist of van mousseline en rijk gegarneerd met Valencienne kant; de keizerin bezat vier-honderd-achttien dergelijke hemden. De batist kostte achttien francs de el; voor elk hemd was twee-en-een-halve el noodig; het werkloon bedroeg 7 francs per stuk ; de kanten aan hals en armen werden op vijftien francs geschat, bij gewone hemden ; voor de fijnste werd voor ongeveer 100 francs aan kant besteed; het borduursel werd met zes en dertig, soms met 100 francs betaald.

Josephine droeg witte, soms ook rosa-zijden kousen ; zij bezat 158 paar witte, 32 paar rose en 18 paar vleeschkleurige kousen. De prijs varieerde tusschen 18 en 72 francs. In één jaar bestelde en betaalde zij 520 paar zijden kousen.

Haar zomerkleeding was van mousseline, batist of percal. In den winter droeg zij kleeren van wollen stof of van fluweel. In 1809 bevonden zich in haar garderobe 202 zomertoiletten. In één jaar kocht Josephine 23 stukken kant, 7 statiejaponnen, 136 toiletten, 20 Indische shawls, 70 corsetten, 48 stukken stof, 87 hoeden, 61 paar zijden kousen, 990 paar handschoenen en 500 paar laarzen.

In den loop van zes jaar heeft zij aan mode-artikelen 1,573,654 francs betaald.