geweest en zelfs wanneer dat wél zoo geweest ware, dan was het stellig zeer juist gezien van de Nederlandselie Afdeeling om zich, na al wat is voorgevallen, niet bij den Minister te willen opdringen voor een geimproviseerde visite op een oogenblik, waarop deze magistraat getoond heeft niet of nog niet gediend te zijn van de uitvoering van een aan hem toegeschreven plan voor een internationale bespreking. Men begreep in Nederland, dat ongevraagde gasten zelden welkom zijn.

Desniettemin werd het onderhoud in Londen doorgezet, omdat men in Antwerpen oordeelde, „dat elk middel diende aangewend te worden tot effening van den weg naar verbetering van den toestand in de diamantnijverheid."

„Elk middel". Dus ook een middel, waarvan men bij rustige overweging moest begrijpen, dat het ondeugdelijk of ondoelmatig is? En geeft het blijk van een goed begrip van wat voor internationale samenwerking noodig is, wanneer men bij verschil van inzicht op eigen gezag gaat handelen?

„De vergadering", zoo gaat de berichtgever voort, „verklaarde zich met de opvatting en de gevolgde gedragslijn van het afdeelingsbestuur homogeen en besloot niet met gekruiste armen den verderen loop der dingen af te wachten."

Wij weten niet, wie dit bericht geinspireerd heeft, maar willen ons leedwezen in den vorm ervan niet verbergen. Het schijnt ons ongepast in de pers te laten insinueeren, dat de Amsterdamsehe Afdeeling den loop der dingen met gekruiste armen wil afwachten. De correspondent, die zich deze woorden in de pen heeft laten geven, ten einde in het licht te stellen, hoezeer België actief is in tegenstelling met degenen, die de armen gekruist houden waarmede in het verband, waarin het geschreven is, slechts de leiders in Amsterdam kunnen zijn bedoeld — heeft met zijn geschrijf aan de zaak der internationale samenwerking geen dienst bewezen. Samenwerking is op den duur niet mogelijk, wanneer een der samenwerkende partijen naar eigen inzicht handelt, indien de andere partij daarmede niet accoord kan gaan.

Samenwerking is ook niet mogelijk, wanneer met kwistige hand berichtjes in de algemeene pers gestrooid worden, houdende, dat een der partijen zoo actief en voortvarend is, dat zij voor zich reeds een plan de campagne heeft vastgesteld, hetwelk zij genadiglijk de andere partij ter goedkeuring, a prendre ou a laisser, zal voor leggen, ook al weet zij, dat daarvoor door die andere partij — die daarvoor wel haar goede redenen zal hebben! — „meer dan waarschijnlijk weinig geestdrift zal getoond worden.

Samenwerking is op den duur zeker niet mogelijk, wanneer in diezelfde berichtjes de stok achter de deur wordt gezet en een bedekt dreigement wordt geuit in een vorm als:

„Wij vernamen ook nog dat, ingeval de Nederlandsche afdeeling niet genegen mocht zijn de Internationale Commissie een opdracht te geven, waarmede Antwerpen zich aecoord kan verklaren, het syndicaat der Belgische Diamantnijverheid (Antwerpsche patroons-orga nisatie) waarschijnlijk het initiatief zal nemen tot het treffen van die maatregelen, welke Antwerpen noodig acht ter bereiking van een geleidelijk herstel van het diamantbedrijf".

M.a.w.: Als de Nederlandsche Afdeeling der Internationale Commissie niet wenscht te dansen naar de pijpen van haar Belgische zusterafdeeling; indien zij niet accepteert denkbeelden, waarvoor zij meer dan waarschijnlijk weinig

o-eestdrift zal bezitten, dan geen nood voor

België! Dan staat het S.B.D. klaar om te doen wat de I.C. wegens gemis aan overeenstemming tusschen haar afdeelingen niet zal kunnen ten uitvoer brengen! Het S.B.D., welks voorzitter ook de voorzitter is van de Belgische Afdeeling der I.C.!

Wij hebben gemeend de opmerkingen, tot welke de lezing van verschillende persberichten, waarvan wij enkele in ons vorig nummer hebben overgenomen, ons aanleiding heeft gegeven, niet in de pen te moeten houden, omdat wij daarmede hopen te bereiken, dat fouten, die gemaakt mochten zijn, zich niet zullen herhalen.

Wij allen, zoowel in België als in Nederland, zijn bezield met de beste wenschen ten opzichte van de toekomst van het diamantbedrijf en wij zijn ervan overtuigd — het bestaan van de Internationale Commissie wijst erop —- dat wij schouder aan schouder moeten staan in ons gemeenschappelijk streven. Maar laat ons dan ook gezamenlijk handelen in oprechte waardeering van elkanders bedoelingen. Laten wij — gelijk wij het in den aanhef hebben opgemerkt —• tegenover elkander den juisten toon aanslaan, zonder welken de noodige harmonie niet kan worden bereikt.

In de Katholieke Illustratie DE OUDE stond onlangs een artikel over LEGENDE. de diamantbewerking, geteekend J. van Landsberg, dat

aldus aanvangt:

„Reeds in het grijs verleden werd de diamant als versiering gedragen, maar dan in den ruwen vorm, waarin de natuur hem had afgeleverd. Eerst in 1476 ontdekte men, dat die onvergelijkelijk harde steen ook geslepen en daardoor tot iets prachtigs gemaakt kon worden. Het was Lodewijk van Bereken, een Bruggenaar van geboorte, die de ontdekking deed, er met succes gebruik van maakte en de eerste diamantslijperij grondveste. Maar het spreekt vanzelf, dat de manier van werken toen nog zeer primitief was.

Van Bereken vatte eenige diamanten in cement, wreef den eenen steen tegen den anderen en verkreeg daardoor het ook thans nog voor het slijpen onmisbare diamantstof. Dit stof roerde hij door olie en op deze wijze vervaardigde hij het eerste diamantslijppoeder, dat ook heden nog in de edelsteenslijperij zoo'n gewichtige rol speelt.

Daar het diamant het hardste lichaam is dat wij kennen, was het niet mogelijk, het met een of ander instrument te bewerken, want zelfs het hardste staal is altijd nog enkele graden zachter dan diamant. Eerst nadat men er in geslaagd was, diamantstof te vervaardigen, was de mogelijkheid geschapen, ruw diamant te bewerken.

Karei, de laatste hertog van Bourgondië, was de eerste klant van den diamantslijper Van Bereken. Hij gaf hem drie groote diamanten te bewerken en was ten hoogste verblijd, toen de poging slaagde. De eerste geslepen diamanten konden geleverd worden en Van Bereken werd met een geschenk van 3000 dukaten beloond."

Misschien wil de heer Van Landsberg ons wel eens vertellen, hoe hij aan al deze bijzonderheden betreffende „Lodewijk van Bereken" is gekomen en dan meteen eens verklaren hoe het komt, dat er Indische geslepen diamanten bestaan, eeuwen ouder dan de 15de eeuw, in welke gezegde „Van Bereken" heet te hebben geleefd.

In de rest van het artikel vindt men nog de volgende merkwaardigheden, van welke de vakgenooten met evenveel belangstelling als bevreemding kennis zullen nemen:

„Het diamantpoeder wordt door de slijperijen zelf vervaardigd; slechtkleurige of fouten vertoonende steenen worden in den stalen vijzel zoolang geklopt, tot er nog maar een fijn poeder van over is. Dit poeder wordt voor het aanbrengen op de schijf tot verwijdering van vreemde lichaampjes sterk verhit en met tien druppels olie per karaat poeder vermengd.

De ruwe steen wordt in de zoogenaamde slijptang met; lood vastgekit. Dan wordt met de hand eerst eenmaal op de slijpmachine een ronding afgeslepen."

Op Zondag 4 September OP VOOR 1932 komen te Arnhem

ONTWAPENING ! en Enschedé en op 11

September te Groningen de arbeiders van Duitschland en Nederland bijeen, ten einde gezamenlijk te demonstreer en tegen het militarisme en voor den vrede.

De Besturen der Plaatselijke Raden, de afdeelingen van de S.D.A.P. en de vakbondsafdeelingen hebben maatregelen getroffen, om het vervoer naar deze demonstraties zoo groot mogelijk te doen zijn.

Wij wekken al degenen op, die niet deelnamen aan de vredesdemonstraties, reeds te Breda en Maastricht gehouden, voor zoo ver zij dit nog niet gedaan hebben en voor zoo ver zij daartoe financieel in staat zijn, zich op te geven om deel te nemen aan de Arnhemsche, Enschedésche of Groningsche demonstratie. Op voor de Ontwapening !

Op voor den Vrede !

Tal van jaren GEWESTELIJKE wordt het zomer-

JEUGDDEMONSTRATIES. van de A. J. C.

afgesloten door een reeks van demonstratieve feesten in verschillende delen van ons land.

Ook nu weer worden de voorbereidingen getroffen voor een aantal gewestelijke jeugddemonstraties. Deze zullen op 24 en 25 September 1932 worden gehouden te Dordrecht, Haarlem en Winterswijk. Deze feesten zullen dit jaar ook nadrukkelijk het karakter dragen van te zijn betoogingen en demonstraties. Demonstraties voor de volgende leuzen: Verbetert de vakopleiding.

Werklooze jeugd eischt afdoende hulp. Jeugdbescherming verhoogt de volkskracht. Geen afbraak, maar opbouw van het volksonderwijs.

Voor zon en vrijheid. Wettelijke vacantie voor de arbeidersjeugd.

Deze eischen, op het gebied van onderwijs en arbeidsbescherming, zjj hebben in deze tijden van afbraak van al die kostelijke goederen, die na jaren van taaien, volhardenden strijd, bij stukjes en beetjes waren verkregen, dubbele beteekenis.

Op den Zaterdagavond zijn er groote feestelijke bijeenkomsten en na afloop daarvan fakkeloptochten met slotbijeenkomsten. De Zondagmorgen wordt besteed aan wandelingen in de omgeving der plaatsen, waar de A.J.C. bijeenkomt, terwijl de Zondagmiddag voor de eigenlijke demonstratie is bestemd.

Te Dordrecht spreken: Joh. Brautigam en Herman Molendijk.

te Haarlem: E. Kupers, Flip Barmes en Piet Schumacher,

te Winterswijk: C. J. van Lienden en Klaas Toornstra.

Op deze jeugddemonstraties zullen, naar wij' hopen, duizenden jongeren, met een warm gevoel van solidariteit en ook met de belangstelling der volwassen kameraden optrekken voor de vrije ontplooiing der geestelijke en zedelijke krachten der arbeidersklasse.

Voor de Roode Valken worden feesten gevierd op 3 en 4 September te Delft en Kerkrade, op 10 en 11 September te Almelo, Hoorn en Utrecht en op 17 en 18 September te Assen en Drachten. Deze bijeenkomsten zullen meer een feestelijk karakter dragen, waar in het bijzonder rekening zal worden gehouden met het aparte karakter van het Roode Valkenwerk.

De Vereeniging Hulp STRAATCOLLECTE voor Onbehuisden, het HULP VOOR bekende Jonker alhier,

ONBEHUISDEN." waar dagelijks ruim

acht honderd mannen, vrouwen en kinderen verzorgd, gekleed, geherbergd en gevoed worden, verkeert tengevolge der moeilijke tijdsomstandigheden in grooten geldnood.

Immers, het aantal te helpen gevallen is thans 25% hooger dan in normale jaren en hiertegenover staan geen toenemende baten. Een groot tekort is hiervan het gevolg.

Ten einde de hulpverleening voor de komende wintermaanden in stand te doen blijven, wordt op Zaterdag 24 September 1932 een straatcollecte voor Hulp voor Onbehuisden gehouden.

Voor het werk is het zeer te hopen, dat deze collecte moge slagen. Doch het hangt voornamelijk af van het aantal collectanten, dat zich beschikbaar stelt.

Thans zijn er nog lang niet genoeg! Vandaar deze dringende oproep! Geeft u s.v.p. ten spoedigste op als collectant voor deze Straatcollecte, aan het Uitvoerend Comité, 2e Constantijn Huygensstraat 35, Amsterdam, (Oud Buitengasthuis), telefoon 82049.

In Het Volk van DIAMANTSCHANDALEN 18 Augustus 1932 IN ZUID-AFRIKA. komt, van de hand

van onzen vakgenoot L. J. Coerant, het volgende artikel voor: „Een der industrieën, die door de wereldcrisis zwaar is getroffen, is zonder twijfel de diamant-industrie. Het is dan ook te begrijpen, dat het welzijn van deze industrie de regeering van Zuid-Afrika, het voornaamste ruwe diamant produceerende land, veel zorgen baart. Daarbij heeft Zuid-Afrika nog een feilen strijd te voeren tegen den ongeoorloofden dia¬

manthandel, die den staat voor millioenen benadeelt. Ter verklaring hiervan diene het volgende :

De regelmatige handel in diamant wordt gedreven door opkoopers, die zich, van een door den staat verleende licensie voorzien, op of in de nabijheid van de diamantvelden ophouden. Voor deze licensie stort de opkooper een waarborgsom van 12.000 gulden, welk bedrag hij bij overtreding van de desbetreffende wettelijke bepalingen verbeurt, afgezien nog van de onvermijdelijke proceskosten. Alleen aan de licensiehouders onderling is handel in diamant toegestaan. Zij zijn verplicht van iedere transactie onmiddellijk aangifte te doen en moeten bij uitvoer van ruwe diamant een recht van tien procent betalen.

Het is deze laatste bepaling, die men tracht te ontduiken. Indien men er namelijk in slaagt eenige diamanten onbelast uit te voeren, heeft men reeds een tamelijk hoog bedrag „verdiend."

Toch is deze soort belasting-ontduiking nog niet de grootste zorg voor de regeering: in veel grootere mate wordt zij benadeeld door het verhandelen van op onrechtmatige wijze, dus door onbevoegden, op de velden en in de mijnen verkregen diamant. Ondanks de beste voorzorgsmaatregelen gaat er toch geen week voorbij of een dezer wetsontduikers loopt tegen de lamp. Hoe de speciaal door de Zuid-Afrikaansche regeering met de bestrijding van den onwettigen diamanthandel belaste detectives hierbij te werk gaan, moge het volgende voorbeeld duidelijk maken:

De eerste kennismaking.

Een handelaar, die voor zaken te Kaapstad vertoeft, maakt in zijn hotel kennis met een anderen gast. Aanvankelijk maakt men het gewone beleefdheidspraatje. Wanneer de heer en elkaar, na een week bijvoorbeeld, wat beter kennen, komt deze gast met een aanbod — natuurlijk alleen aan den nieuw verworven kennis, dien hij, in den korten tijd dat de heeren bijeen zijn, genoegzaam heeft leeren kennen om te weten, dat hij hem in vertrouwen kan nemen. Het is natuurlijk een aanbod van diamant, tegen een verleidelijken prijs.

De handelaar echter wijst het af; hij denkt er niet aan de wet te overtreden en aldus in moeilijkheden te geraken.

Eenigen tijd later krijgt de wetsgetrouwe handelaar bezoek van zijn kennis-uit-hethotel, die „toevallig" in de stad is. De kennis geniet een gastvrij onthaal, zooals dat in Afrika gebruikelijk is, en zit mee aan den maaltijd van zijn gastheer. Bij dit afscheid weet de bezoeker den handelaar nog eens aan zijn aanbod van destijds te herinneren.

Hij zegt daarbij, in financieele moeilijkheden te zijn geraakt en, ten einde aan de noodige middelen te kunnen komen, een partij diamant ter waarde van 40.000 guldene voor tien mille te willen afstaan. De verleiding wordt den gastheer bijna te groot, doch hij houdt de zaak nog in beraad. Wanneer de heeren elkaar den volgenden dag echter weer ontmoeten slaat hij toe en spreekt met den verkooper af, hem in een hotelkamer te zullen ontmoeten, waar de diamant tegen contant geld zal worden uitgeleverd.

Gesnapt.

's Middags vindt de samenkomst plaats, maar op het oogenblik, dat de transactie wordt voltrokken, treden eenige detectives de kamer binnen en arresteeren den ongelukkigen kooper. Dan blijkt eerst, dat de heele historie een afschuwelijke, minderwaardige comedie is ge¬

weest en dat de verkooper een handlanger der politie was. Het geld van het slachtoffer wordt verbeurd verklaard en hem wacht een langdurige gevangenisstraf. Met de schandelijke wijze, waarop de spion hem tot den koop overhaalde, houdt men verder geen rekening.

Dergelijke gevallen komen bij herhaling voor en daarbij zoeken de spionnen hun slachtoffers juist onder degenen, die zich nog nooit met diamant-handel hebben opgehouden. Wel is waar zijn in het parlement stemmen opgegaan tegen zulk een minderwaardig systeem, doch de regeering antwoordde hierop, dat dit de eenige wijze was om den verboden handel | eenigszins te beteugelen. Het publiek moet er onder deze omstandigheden namelijk altijd rekening mee houden, dat de aanbieder een politie-spion kan zijn.

Toch hebben de protesten tot resultaat gehad, dat er in de beschreven schandelijke methode althans eenige wijziging is gekomen. Thans mag de politie een handelaar nog slechts tot onwettig kooper verleiden, na voorafgaande waarschuwing, dat zij hem van onwettigen handel verdenkt en dat hij dus op zijn tellen moet passen. Bovendien schijnt men ook alle op heeterdaad-betrapten niet naar denzelfden maatstaf te straffen wat uit het volgende geval moge blijken.

Een ook op de Europeesche diamantmarkten bekende firma kocht in Zuid-Afrika ruwe diamant en liet deze te Johannesburg en te Kimberley bewerken. Natuurlijk kocht deze firma bij het gouvernementskantoor te Kaapstad. Men had er echter de lucht van gekregen, dat de directeur of bedrijfsleider zich met onwettigen handel in liet en zette hem een val, waar hij, volgens de regelen der kunst, inliep. Het bedrag, dat hjj voor de diamanten betaalde, 5000 pond, werd in beslag genomen. Tegen een borgstelling van 1000 pond stelde men den man voorloopig in vrijheid. Hij moest echter de belofte afleggen, het land niet te zullen verlaten en ging de verplichting aan, zich op geregelde tijden bij de politie te melden.

Een ieder, die met de feiten op de hoogte was, twijfelde niet aan 's mans veroordeeling — zooals in andere dergelijke gevallen. De wetsovertreder werd echter vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Maar zijn geld kreeg hij niet terug op grond van de overweging deirechtbank, dat de bedoeling tot overtreding van de wet aanwezig mocht worden geacht. Bovendien gelastte zij intrekking van zijn vergunning. De betrokkene is zoo verstandig geweest tegen deze beslissing niet te protesteeren."

In De Diamantbewerker, van

DE CONGO 13 Augustus 1932, zet Van DIAMANTEN. Berckelaer zijn beschouwingen over dit onderwerp als volgt

voort:

„Het zijn natuurlijk de belangen van het „Vaderland" en der vaderlandsche zakenman¬

nen, waarvoor het stel christene bladen nu weer op het oorlogspad is.

Zie hoe/ dat de lezers daarvan door de christen patroonspers in de ooren wordt geknoopt:

„Waar is dan de wijsheid van het verkoopen onzer Congo-diamanten aan een vreemd organisme, dat hoofdzakelijk de taak schijnt te vervullen op goederen uit onze eigen kolonie zoete winsten te verwezenlijken, en daarenboven deze winsten nog door onzen handel te doen betalen. En dat alles zonder tegenprestatie "

Heel gemoedelijk gezegd.

Maar wanneer men dan nadenkt dat het uit dien zelfden hoek is dat gansch onze nationale diamantindustrie, met Congobelangen incluis, voor zoete winsten aan een vreemde regeermg werden verkwanseld.... wanneer men dan nadenkt: dat in dienzelfden christelijken hoek men onmeedoogend alle Belgische diamanthandelaren, fabrikanten, enz. met alle Belgische werklieden weigert te helpen tegen die verkwanselaars, dat het ook daar is dat men stopzetingen saboteerde en de huisindustrie uitbreidt, nu dan weet men dat heel die campagne een nieuwe comedie moet zijn om er weer wat uit te kloppen ten bate der plannen van deze of gene, of ten bate der immer meer — in alle kringen — armoede brengende christen-kapitalistische politiek.

Want als heel de kern, waaromheen die christen-perscampagne nu draait, zuiver blauw-wit-vaderlandslievend zou zijn, dan was er enkel „dat de Congomaatschappijen hunne diamanten verkoopen aan een Engelsch in de plaats van aan een Belgisch?!? consortium."

Dat kan het echter niet zijn wat die menschen warm maakt. Daarvoor, voor vaderlandsche belangen, loopen die immers niet warm. Het verkwanselen onzer nationale nijverheid aan Zuid-Afrika heeft dat toch ten overvloede bewezen. Zooals daardoor ook onloochenbaar aangetoond werd, dat van zakenmannensolidariteit, godsdienst of naastenliefde daar geen sprake is. Want door dit overbrengen onzer nijverheid naar Z.-A. werd die belangrijke inkomstenbron niet alleen aan ons land ontnomen, maar werden duizenden zakenmannen en abeiders — zoo christenen als anderen — letterlijk geruineerd en gebroodroofd. En dit alles voor een kans op zoete winst voor den Boerenbond en zijn joodsche bondgenooten.

De drjjfveeren tot die campagne uit den christelijken hoek moeten dus elders liggen. Zü kunnen niets anders zijn dan groeps- en politieke belangen. Alleen daarvoor loopt men daar warm.

En verbeteringen zijn vandaar uit evenmin te verwachten. Dat diezelfde groepen, die het Zuid-Afrika-schandaal op hun geweten hebben, ook de vaders en de stuwers zijn naar de sloopende maatregelen, dat zegt toch in deze ook alles, over de ware bedoelingen in dien hoek.

Wij hebben immer de combinatie met Londen voorgestaan en zijn daar ook immer openlijk voor uitgekomen. Dit om de eenvoudige en voor ons eenige doorslaande reden: dat Londen het meeste waarborgen bood voor een vaste regeling van ruwvoorziening, volgens de vraag en prijzen voor elk gelijk. Komt er een stevigere, dan zullen wij die aanprijzen.

Van de jaren 1890 af, toen Cecil Rhodes de overeenkomst tusschen de Z.-A.sche mijnen tot stand bracht, met toevoeging van de verkoopcentrale, te Londen, van dit moment af dagteekent de stijgende weelde, die de diamanthandel en nijverheid overal en vooral in België heeft gebracht.

Dat onze Congomaatschappijen zich bij die combinatie aansloten, was dus niet meer dan natuurlijk. Zoo werd dat ook door de overgroote meerderheid der betrokkenen geaprecieerd.

En die waren bevoegd om te oordeelen. Want vroeger hebben wij hier den detailverkoop der Congodiamanten gehad. Dit onder leiding van een alleszins bevoegd man als wijlen J. Kryn was. En daarover waren de meesten ten zeerste misnoegd.

Is er nu iemand die openlijk zou durven beweren: dat een dergelijke regeling onder leiding of invloed van een Cassiers, Van Antwerpen, de Paters der Vakscholen. ... of pastoor Luytgaerens, algemeen secretaris van den Boerenbond dat die meer waarborgen voor voldoening aan den Antwerpschen handel of de belangen van het vaderland zouden geven?? Och kom.

N. B. — Met welke middelen met in deze ernstige zaak werken durft en wat het ware moreele gehalte is der drijvers van deze campagne, kan men ook best beoordeelen wanneer men weet: dat zekere lui naar het Ministerie van Koloniën een brief hebben geschreven, waarin onder meer wordt gezegd: „dat de Congodiamanten in de handen van vreemde joden worden gespeeld en dat Van Berckelaer daar aan medehelpt."

Men ziet, sommige lui vallen niet vies er over met welk aas zij visch vangen. In hoeverre dit een poging tot op stoopentrekkerij van bedoeld ministrie is, kan men oordeelen, als men weet dat, om zoo te zeggen, alle Belgische zakenmenschen in de diamantwereld, in dienst of in associatie werken, van uit het buitenland gekomen joden. Dat is toch elk betrokkene bekend."

Varia.

k. s. f.

Een cent per week kan ieder missen, Valt zelfs wie werkloos is niet zwaar; Doen vijftig man dat in een busje, 't Is vijf en twintig pop per jaar.

Ingezonden.

Voortgezette polemiek.

Oude vriend Monteiro!

Werkelijk, ik blijf van meening, vooral na je tweede artikel, dat je geen gelukkige greep deed.

Want was het dan niet het verschil van tactiek, van politiek, van strijdwijze, waarom men ons de S.D.A.P. uitdreef? Juist door het aangeven en het propageeren van een andere poli¬

tiek, zocht men motieven om den linkervleugel het bestaan in de S.D.A.P. onmogelijk te maken. Nogmaals: lees en leer.

De politiek van het reformisme: een bloeiend kapitalisme stapje voor stapje te veroveren en onder controle van den door de arbeiders beheerschten staat te stellen, was de politiek waarin de arbeiders werden opgevoed.

Dit bleek een illusie. Ik heb daar niet noodig over uit te weiden.

Nu leven wij in een periode van het ondergaand kapitalisme, in een crisis zooals het huidige geslacht er nog geen gekend heeft.

Wanneer nu de arbeidersbeweging in deze periode de opvatting huldigt van „in crisistijden is de aanval onmogelijk, wij moeten verdedigen^) wat wij hebben, dan leidt een dergelijke opvatting, die een bloeiend kapitalisme noodig heeft, om weer tot den aanval te kunnen overgaan er toe, dat de socialistische beweging zich het herstel van het kapitalisme tot eerste doel gaat stellen.

En wat zien wij in dezen tijd? Dat hoe langer het kapitalisme zich handhaaft, des te erger het lot van de arbeidersklasse. Want hoe meer dat kapitalisme in nood verkeert, hoe reactionnairder, fascistischer het wordt. Zij kunnen niet wachten op betere tijden.

Slagen wij er niet in het socialisme nu te verwezenlijken, nemen wij niet de leiding van het socialistisch offensief, beginnen wij met voor alles den terugtocht stop te zetten, dan drijven wij de arbeidersmassa in handen van gewetenlooze politieke misdadigers (fascistisch gespuis); en dan wordt deze massa verslagen, murw getrapt, verdeeld, kapot getreiterd en is dan bovendien klaar om in een nieuwen oorlog gedreven te worden, een oorlog, zooals men in de geschiedenis niet gekend heeft.

Aan den anderen kant, en let nu op, mijn oude vriend Monteiro:

Nu is dus, eerst als verdediging en dan als aanval de verovering van het socialisme aan de orde, en het Socialisme-Nu de eenige reëele politiek.

Het gereedmaken van de arbeidersklasse voor verovering van de macht komt dan in het centrum van den strijd te staan. Want ofschoon het mogelijk is, dat de arbeidersklasse, als zij een politiek voert, die de massa in beweging brengt, gedurende eenigen tijd er in zal slagen de bourgeoisie tot hervormingen, sociale maatregelen, lenigen van de nood te dwingen • er komt een oogenblik, waarop de kapitalisten niet meer kunnen toegeven zonder hun levensbasis prijs te

geven en dan wordt het de strijd om de

machtlW

De verovering van de macht, deze eerste voorwaarde voor socialisatie in een snel tempo, is niet mogelijk langs den weg van de parlementaire democratiel

Want het betreft hier het zijn of niet zijn van het kapitalisme en er is dus geen sprake van, dat de heerschende klasse afstand zal doen van haar heerschappij, zonder eerst met alle middelen van economisch en militair geweld gepoogd te hebben het verzet der arbeidersklasse neer te slaan.

Hoe stelt nu het reformisme den gang van zaken voor van den strijd om de macht?

„Straatgevechten", - „baricaden",- „opstanden", - „politiek van avonturen" en het roekeloos? vergieten van bloed.

Al deze tafreelen kan men alleen aanschouwen daar, waar het reformisme hoogtij vierde en niet de strijd voerde om de macht, maar langs uitsluitend parlementairen weg zich verdedigt.

Nu wil ik niet zeggen dat de barricadenstrijd onvermijdelijk zal zijn, maar het is niet de methode van de links-socialistische politiek en in geen enkel opzicht de hoofdzaak aangeven van de wijze waarop de strijd gevoerd moet worden.

Het wezen van den strijd is de buitenparlementaire volksbeweging, ten doel hebbende het zelfvertrouwen van de arbeiders te doen toenemen, de werfkracht van het socialisme te vergrooten, de heerschende klasse tot concessies tw dwingen, die geen parlementaire minderheid en ook geen parlementaire meerderheid kan verkrijgen, doch die alleen onder den druk van een groeiende dreiging aan de bourgeoisie kunnen worden ontwrongen.

En dan beseffen, dat met die hervormingen de bedoelingen zijn, doch de eindstrijd, die daardoor dichter bij zal zijn gekomen en onvermijdelijk zal moeten uitloopen op de sociale revolutie. Eerst dan wordt het mogelijk gemaakt een nog scherper wapen in den strijd te brengen, het economische wapen, de politieke masscHStaking.

Maar dat is alleen mogelijk, indien de werkende arbeiders de zekerheid hebben, dat zij niet door het werkloozen-leger in den rug worden aangevallen.

Daarom moet de strijd voor de werkloozen en de strijd ter verdediging van de positie der werkenden als een golf van actieve solidariteit door de geheele arbeidersklasse gaan. Dat is niet alleen voor heden, maar meer nog voor den toekomstigen strijd noodig. En in dien zin moet het zwaartepunt van onze actie, buiten het parlement in de bedrijven in de stempellokalen, in de arbeiderswijken, op de straat liggen.

Denk nu eens een oogenblik (het mag ook langer), oude vriend Monteiro, ten eerste aan de politiek, die het reformisme in de afgeloopen periode gevoerd heeft en nog steeds voert en zal bliiven voeren, n.1. de politiek van coalitie, van

het „dulden", liet zich scharen in het Hindenburgfront, van het „regeeren" onder het juk van conservatieven en liberalen in Engeland, het in de steek laten van de slachtoffers der werkverschaffingen, doode parlementaire interpellaties, onwillig opgezette demonstraties, enz. enz. Wanneer het je genoegen zou doen, wil ik er hier nog wat noemen, Pantserkruiser,BritschIndië, stop.

Heusch, oude vriend Monteiro, zooals jij het beziet, is de O.S.P. en lang leven beschoren, als zij moet leven van de fouten gemaakt door het reformisme en die nog in de maak zijn.

Ik ben uitvoeriger dan ik oorspronkelijk van plan was en kan nu niet al je argumenten weerleggen, want dat zou nu nog meer plaatsruimte in beslag nemen, maar geloof mij, oude vriend Monteiro, indien uit jouw antwoord op bovenstaand artikel mocht blijken, dat het noodig is, dan komen wij terug op dezelfde golflengte en met dezelfde energie.

Met kameraadschappelijke groeten, je jonge vriend, Is. Hofstede.

ADVERTENTIÉN.

Woensdag 7 September 1932 hoopt onze lieve Man, Vader, Behuwd- en Grootvader, de Heer

BENJAMIN DE KLIJN, zijn 60sten Verjaardag te herdenken. Dat hij nog vele jaren in ons midden moge blijven, is onze wensch. Namens allen:

D. de Ki ijn—Peperwortel.

Den 18en September 1932 hopen onze geliefde Ouders, de Heer

H. R. KRISTEL en Mevrouw A. KRISTEL—Fafieanie, hunne 12|-jarige Echtvereeniging te herdenken. Dat zij nog vele jaren gespaard mogen blijven is de wensch van hun dankbare kinderen, Coba en Antoon. Marnixstraat ll2, Amsterdam.

Den 2en September 1932 hopen onze geliefde Ouders, Behuwd- en Grootouders,

EMANUEL BAREND en

SARA BAREND—Kops,

den dag te herdenken, dat zij voor 45 jaar in het huweijk zijn getreden. Dat zij nog vele jaren voor ons gespaard mogen blijven.

Namens kinderen en kleinkinderen: J. Barend.

Den 27en Augustus 1932 overleed in den ouderdom van 47 jaar, onze beminde en geachte Vriend, de Heer

M. CARELS.

Zijn heengaan trof ons zwaar.

Familie M. Waterman. Amsterdam, Lepelstraat 602.

Met leedwezen geven wij kennis van het overlijden van onzen ge achten Vriend

MOZES CARELS.

Familie J. Aluin.

Familie L. Huisman.

Familie M. Rabbie.

Mevr. Wed. R. Wurms—Mok. Mina Smit.

Den 21en Augustus 1932 overleed tot onze diepe droefheid onze geliefde Man, Vader, Behuwd-, Groot- en Overgrootvader, in den leeftijd van 68 jaar, diep betreurd door ons allen.

Uit aller naam: A. Mendes.

Mauvestraat 51.

DANKBETUIGING.

Voor de vele en hartelijke belangstelling ondervonden tijdens de kortstondige ziekte en het overlijden van mijn Echtgenoot, Vader en der kinderen zorgzame Grootvader, den heer Johannes Franciscus Tieman, betuigen wij onzen oprechten dank.

Uit aller naam: Wed. J. F. Tieman—Tieman.

Bespaart het zwarte poeder

voor het

K. S. F. „N.-L.".

HEBBEN ALLE OUDPATIENTEN EEN

SPAARBUSJE?

Gediplom. Vak-Opticien

DIRK HUTTER,

TAKSTEEG 12 (alleen No, 12)

levert D een solide, correct passende

VAKBRIL,

tegen sterk verminderden prijs

KAREL I

Hebben alle oud-patiënten een SPAARBUSJE?