jaargang XI / 42 (564)

14 april 1934

WEEKBLAD VAN HET NEDERLANDSCH SYNDICALISTISCH VAKVERBOND AANGESLOTEN BIJ DE INTERN. ARBEIDERS-ASSOCIATIE TE MADRID

DE CVy n|l- ., ,c-T

Bögs 1IHI fin»* ^ mm ESB1 ~

DE OORLOG NADERT

Dus neemt de SDAP. haar draai LlBERTAIREN: ALLE HENS AAN DEK

) n 192], op haar Kerstcongres, stelde de SDAP. In IQ?'3 ^et standpunt der nationale ontwapening.

y2ö nam zij een resolutie aan met de verklaring, 'Óih PartÜ en ^are vertegenwoordigers geen ind g zullen verleenen tot een mobilisatie,

'en het bevel daartoe als een drijven naar oorlog u moeten of kunnen worden geker merkt of het -j9-^1°9sgevaar zou oproepen". In de resolutie van de Werc* deze resolutie nader bevestigd. Het was q P^iode der dappere ongehoorzaamheid.

b P net met Paschen 1934 gehouden congres werd ,sloten de resoluties van 1928 en 1931 in te trekd n- Zoodat dus naar menschenverstand voortaan w partij en hare vertegenwoordigers wél medeind zu"en verleenen tot een mobilisatie, ook 'en het bevel daartoe als een drijven naar oorlog 0qU boeten of kunnen worden gekenmerkt of het r'ogsgevaar zou oproepen. Maar... het standSi^ ^er nationale ontwapening bleef gehandhaafd.

ba ?art'J lieeft haar standpunt veranderd in verben met Gewijzigde internationale verhoudinari :.de ondergang der duitsche en oosten rij ksche eidersbeweging, het fascistisch oorlogsgevaar. fa"1 •c'at volstrekt niet gedaan om bij de halfof.Sc|stische Colijn-regeering in het gevlei te komen °m tegemoet te komen aan de eischen der eeds reactionnairder wordende bourgeoisie, die inf* ^aar kapitalistisch staatsstelsel de crisis en de ^Hernationale spanning niet slechts in het leven e geroepen, maar ze tevens op voortdurend beÜ wÜze weet uit te buiten om de arbeidersQ^eging terug te dringen. O neen, tegenover ^11 'Jn en de bourgeoisie staat de SDAP. pal. dP een' nu de internationale toestand intrekking VQr ^soluties van 1928 en 1931 eischt, wordt het ordeel, dat de regeering ze niet meer als argut nt t°t het ontslaan van ambtenaren kan han•n H6*1' a'S 9rat's premie dankbaar aanvaard. nu e plaats van de dappere ongehoorzaamheid is deneen andere procedure, een andere frase getreT\v 'n Augustus 1933 door het IVV. en de t)atee^e Internationale genomen besluiten. dem^aat zo°- Indien oorlog dreigt zullen de sociaalke °cratische arbeiders met een beroep op Vollij. ond en Kellogg-pact hun regeeringen vriendete | Verzoeken, het geschil op vreedzame wijze op -pe °SSen. De regeering die weigert, is de aanvaller. zet?en d'e regeering moeten de arbeiders zich verr,ateni °ok met algemeene werkstaking. Een interniet°naa' verzet wordt door de sociaaldemocraten t^.f^eer mogelijk geacht, nu de SDAP. in OosI°qs en ^->uitscI1'anc:i 's neergeslagen. Het oorde ^Vaar van de zijde der fascistische staten legt Plicht- s ^er "democratische" staten de verIn d °P van solidariteit met hun regeeringen. dUs ® democratische landen moeten de arbeiders te l nemen aan den oorlog om de democratie tuUrie.s5'lerrnen. In de fascistische staten, die nade/ ' de aanvallers zullen zijn, moeten de arbeic>ori sta^en- internationale directe actie tegen den bew°9.is niet meer mogelijk, omdat de arbeidersEn d in de fascistische landen is neergeslagen. de ,Us^ Dus moet de arbeidersbeweging juist daar S^a pecte actie tegen den oorlog toepassen. De bes , • 2a' om de wille van de democratie en tot rrn'n9 van imperialistisch Nederland gaan

bliiffVecïlten- Maar de nationale ontwapening

Wat ^e^andhaafd. Sic!

in h ^en fatsoenlijk mensch het meest tegen staat lijk Politiek geknoei der SDAP., dat is de walgei\Ve °nwaarachtigheid.

Viiee sPrekers maakten daarop een uitzondering: °ntwen 6ri ®on9er. De eerste noemde de nationale dat pPen'n9 een illusie en verklaarde blij te zijn, Vast jankrijk een leger heeft. En Bonger stelde ^Dap at Wanneer de nood aan den man komt, de v0eQ Precies moet handelen als in 1914. En hij irinX. eraan toe: Houdt er rekeninq mee dat dit V|° ent k°mt.

geQj?en en Bonger zeggen het ronduit: als de bourWaChJ.e °°rlog wil, dan is van ons geen verzet te aanraHn' maar zuilen wij ons volk en onze jeugd het aiten zic^ zonder verzet te laten slachten op 'n d V3n vaderland.

geen Practijk zullen de overige leiders der SDAP. hun ander standpunt innemen. Meedoen. Ziedaar Penjn a^°0'' ^at is in hun mond „nationale ontwaHet J* dan anders dan onwaarachtige misleiding? Wap °rdt nu voorgesteld alsof de nationale onteen Qn'j9 door de SDAP. altijd is beschouwd als ^tecnF61^66'' een uitvloeisel van vooraf besloten nati0a |°na'e ontwapening. Dat is onwaar. De ling t a . ontwapening was bedoeld als tegenstel'nternationale ontwapening. De leuze be-

teekende, dat zij onafhankelijk van deze moest worden doorgevoerd. De nationale ontwapening stond vóórop! Zij werd verdedigd met het argument, dat Nederland niet te verdedigen was. „Wij beschikken over heel wat meer verantwoordelijkheidsgevoel dan de bourgeoisie — schreef Het Volk van 24 Maart 1921 — die ongetelde millioenen aan wapeningen besteedt, waarvan zij opperbest weet, dat ze totaal nutteloos zijn."

In Februari 1922 schreef Kleerekoper in het s.d. verkiezingsblad Je Verlanglijst, Maat! (wat een titel!):

„Met den mond zijn ze allemaal anti-militaristen. De Kommunisten zelfs, ofschoon het Russische ,Roode Leger" door hen wordt aangebeden met 'n vereering, waar een Russische Jonker zich mee zou kunnen vergenoegen. En al de anderen. De Vrijheidsbond. De Rechterzijde. Allemaal tegen het militarisme! Maar helaas de andere volken doen het óók. En dan ware het zelfmoord om ons hier van alle verdediging te ontblooten. Het dierbare vaderland en zijne onafhankelijkheid. Enzoovoorts. U gelieve het Wilhelmus aan te heffen.

Dit, met alle respect, is niets dan larie en boerenbedrog... „Ergens moet een begin zijn. Welnu, dat begin willen wij zijn

„Ja, Nederland moet de eerste zijn, omdat hèt geld, dat nu aan het militarisme wordt weggeworpen, toch ons niet bij machte zou maken om in een oorlog de groote monsters van ons lijf te jagen

„En laat er maar eens een leger opmarcheeren naar een ontwapend Nederland! Dat leger zal grootendeels bestaan uit gewapende arbeiders. En die zullen hier komen te staan voor andere arbeiders, in den strijd voor ontwapening overwinnaars gebleven. Zal dan slachting van gewapende op weerlooze arbeiders volgen? Of zullen de gewapende arbeiders, hun wapenlooze klassegenooten aanschouwende, doen wat deze deden en wegwerpen hun moordtuig? Wij durven die proefneming aan..."

In dezelfde verkiezingsdagen schreef A. B. K. (namelijk in De Voorwaarts van 18 Februari 1922):

„Kijk het goed aan Moeder! het jongetje, dat zooeven, gisteren, een paar jaar geleden jouw bloed gedronken heeft. Nu stroomt het in zijn aderen. Zal het straks vergoten worden op het veld van eer dat de akker is der menschelijke schande?

Bij de stembus zal dat beslist worden."

Uit het verslag van het Kerstcongres 1921, dat besloot het ontwapeningsstandpunt te aanvaarden, citeer ik:

„Van der Kieft (Bussum) stelt de vraag, hoe de partij tegenwoordig staat tegenover eventueele mobilisatie-credieten. Brengt ons nieuwe standpunt ten aanzien van het militarisme mede, dat onze Kamerleden tegen zullen stemmen?" (Het Volk van 27 December 1921)

Troelstra gaf daarop volgens hetzelfde verslag het volgende antwoord:

„Hij (Van der Kieft) vraagt, hoe staan wij thans tegenover eventueele mobilisatie-credieten. Die duidelijke vraag moet duidelijk beantwoord worden. In 1914 stond de partij op het standpunt der militaire landsverdediging. Op dien grondslag heeft zij vóór de mobilisatie-credieten gestemd. De partij heeft haar standpunt sedert gewijzigd. Zij is voor ontwapening. Welnu, op dien grondslag zal de Kamerfractie in de toekomst haar stem tegen eventueele mobilisatiecredieten uitbrengen. (Luid applaus.)

Kan de heer Albarda in het aangezicht van deze feiten volhouden, dat de congressisten van 1934, die meenden, dat het loslaten der resoluties van 1928 en 1931 tevens beteekende het prijs geven der nationale ontwapening, het bij het.verkeerde einde hadden, zooals hij verzekerde? Kan hij ontkennen, dat de „handhaving" van den eisch van nationale ontwapening in de nieuwe resolutie niets anders is dan een frase? Iets anders is dan de uitdrukking eener onwaarachtige tweeslachtigheid?

Trouwens, als de SDAP. met de wapenen der barbaren het vaderland wil verdedigen, dan is het nonsens tegelijkertijd van nationale ontwapening te spreken, dan is het haar plicht die wapenen te helpen aanschaffen: mitrailleuses en snelvuurkanonnen, bombardementsvliegtuigen en tanks, brisant-granaten en brandbommen, bacteriën en gifgassen.

Het heet nu dat de omstandigheden veranderd zijn. In welk opzicht? Is Nederland nu plotseling weer wèl te verdedigen? Zijn de millioenen voor het nederlandsche militarisme nu niet meer weggesmeten? Is het veld van eer niet langer een akker der menschelijke schande? Is nationale verdediging geen nationale zelfmoord meer?

Eén ding is er veranderd. In 1921 bevonden wij ons vlak na den oorlog, in 1934 vlak er vóór. Vóór 1914 stemde de SDAP. tegen de oorlogsbegrootingen. Van 1914—1918 was zij van de partij. Na den oorlog stemde zij tegen de oorlogsbegrootingen. Wat is er logischer, dan dat zij, nu de oorlog ernstig dreigt en de bourgeoisie zich er opnieuw voor gereed maakt — niet het minst door de burgerlijke vrijheden steeds meer in te perken en te regeeren met den staat van beleg — alvast maar verklaart, dat zij opnieuw zich ter beschikking van de bloedige internationale zal stellen?

De waarde van een beweging in den strijd tegen den oorlog kan men toetsen aan één vraag: wat is haar houding als de oorlog een feit is. Al het andere telt niet mee. Op die vraag heeft de SDAP. van 1914 —1918 een duidelijk antwoord gegeven. Daarna was haar standpunt „ja noch neen". Thans is het opnieuw ja. Op hetzelfde congres, waar het revolutionnaire geweld tegen de bourgeoisie wordt afgezworen, wordt het oorlogsgeweld in dienst van de bourgeoisie aanvaard. Nu het erop aan gaat komen, haalt de SDAP. bakzeil. Veertig duizend leden telde de SDAP. toen zij de ontwapeningsleuze aanvaardde. Tot bijna 100 000 leden is zij inmiddels geklommen. Voor een niet gering gedeelte dank zij die leuze, welke echter nooit meer dan een leuze is geweest, die „voor de leus" werd aangeheven. Thans meent zij zonder die leuze verder te komen.

In Januari 1922 schreef ik in De Wapens Neder, dat de SDAP. terwille van den godsvrede met de bourgeoisie bereid zou blijken, aan de ontwapeningsidee iedere verlangde concessie te doen. Aan de juistheid van die profetie is thans geen twijfel meer mogelijk. Achter het gewijzigde standpunt zitten drijfveren van politieken aard. De SDAP. wordt bang, omdat zij den strijd tegen de bourgeoisie niet aandurft. Om de zeer sterke oppositie op het congres te overwinnen, heeft Albarda erop gezinspeeld, zooals blijkt uit het volgende vetgedrukte gedeelte van het verslag in Het Volk:

Handhaving der resoluties zou voor de partij zeer ernstige gevolgen kunnen hebben. Meer wil spr. hiervan niet zeggen, om geen dingen uit te lokken. Als ervaren politiek leider wil spr. het congres waarschuwen tegen een daad, die een reeks van jaren zou worden betreurd en veel zou kunnen bederven. Een besluit, dat voor het gansche volk gevaarlijk en voor de partij noodlottig zou zijnl

Hoe geheimzinnig deze woorden klinken, zooveel is wel duidelijk, dat de SDAP. met haar gewijzigde houding de gunst der nationale bourgeoisie hoopt te verdienen. Natuurlijk zal zij slechts welverdiende verachting oogsten, en niet van de bourgeoisie alleen!

Wat op het SDAP.-congres te Utrecht is gebeurd, is wel ontzettend. De verwoestende invloed van den wereldoorlog op mensch en maatschappij werkt nog altijd voort. In plaats zich door heldhaftig verzet schoon te wasschen van de allernoodlottigste bloedschuld, die de sociaaldemocratische beweging op zich geladen heeft door aan dien oorlog deel te nemen, verklaart de SDAP. zich bij voorbaat bereid opnieuw te beginnen.

Een nieuwe oorlog beteekent in den letterlijken zin de ondergang van Europa en haar bevolking,

niet alleen in bloed en moord, maar ook in een volledige moreele ontwrichting en ontaarding, het ergste wat de wereldoorlog ons heeft gebracht en waarvan fascisme, terreur, foltering, sadisme en waanzin de uiterlijke verschijnselen zijn. Ten aanzien van den dreigenden oorlog is slechts één vraag van belang: doe je er aan mee, ja of neen? Slechts een beweging van menschen, die den oorlog zelf als de grootste bedreiging van de beschaving en van de toekomst beschouwen, waartoe zij zich onder geen argument, onder geen bedreiging, onder geen beding laten gebruiken, kan ons redden van den ondergang. De toekomst van ons geslacht hangt af van de vraag, hoeveel onverwijld verzet we tegen den oorlog weten te ontketenen.

Radicaal, principieel, vastberaden en doelbewust verzet tegen iederen oorlog en tegen elk militarisme wordt bijna uitsluitend aangetroffen in de libertaire beweging. Op haar rust onder de huidige omstandigheden een dure plicht. Het is noodzakelijk het verzet tegen den oorlog, de directe actie tegen het militarisme zonder dralen daadwerkelijk te organiseeren. Voorwaarde tot slagen is in deze voorbereiding de duizenden te betrekken, die den oorlog niet willen, ook uit de SDAP. Afgevaardigden als banning en Carry Pothuis hebben zich radicaal tegen het aanvaarden van den oorlog verzet en wij zijn nieuwsgierig welke consequenties zij uit hun standpunt zullen trekken. Maar belangrijker is wat de duizenden arbeiders in de SDAP. zullen doen, die in hun hart afwijzend staan tegenover iederen oorlog. Gebeurt er onzerzijds niets, dan zullen ook zij vermoedelijk niets doen.

Het is nu meer dan ooit onze taak het verzet tegen den oorlog te organiseeren en hen daarin te betrekken. De directe actie tegen oorlog en militarisme kan slechts doelmatig ontwikkeld worden op den grondslag der bedrijven.

Het eerst noodige is thans een samentrekking van alle libertaire krachten in de economische organisatie, in het NSV. Wij roepen de libertaire kameraden uit NAS., NVV. of buiten de vakbeweging staande, op zich onverwijld bij ons aan te sluiten. De leden van het NSV. zullen een ongekende activiteit moeten ontplooien. Huiscolportage met De Syndicalist kan het aanknoopingspunt zijn. En daarnaast moet een uitgebreid huisbezoek worden georganiseerd bij de moderne arbeiders, die men kent uit zijn omgeving of uit het bedrijf. Nu SDAP. en NVV. hun niet langer ook maar wijs kunnen maken, tegen den oorlog te strijden, moeten zij overtuigd worden van de noodzakelijkheid der directe actie tegen oorlog en kapitalisme. Uit zichzelf komen zij niet. Onze activiteit, onze voorlichting moeten den stoot geven.

De nood der tijden gebiedt ons: Alle hens aan dek!

DE ZAAK HELPT ELKANDER

Om de vrijheid van organisatie

Het Bouwvak (van de NAS.-Federatie) van 31 Maart bevat nogmaals een artikel over de geschiedenis met Helpt Elkander, dat in allerlei opzicht bij de lezers onjuiste voorstellingen en verwarring wekt. Teneinde deze zaak eens en voor goed recht te zetten, drukken wij hier het heele artikel eerst af:

In „De Syndicalist" komt de redacteur nog eens terug op wat wij schreven in ons blad van 3 Maart over onze Amsterdamsche grondwerkersorganisatie en het optreden van een stuk of wat leden van het voormalige bestuur. We moeten zeggen dat het syndicalistische orgaan zich, nu het in zijn kraam te pas komt, wel heel gemakkelijk van de kwestie en meer in het bijzonder van organisatorische aangelegenheden wil afmaken.

Bovendien handhaaft het blad zijn kwalificatie inzake de door het Federatiebestuur gehouden stemming onder de leden grondwerkers.

We zullen De Jong dit niet al te kwalijk nemen, omdat we, te oordeelen naar hetgeen hij nu schrijft, reden hebben om aan te nemen, dat hij verkeerd is ingelicht. Hij herhaalt n.l. het onbehoorlijk te vinden, dat men een wettig genomen besluit tracht te doorkruisen.

Wij laten nu de liefde van De Jong voor de wettigheid in deze maar buiten beschouwing, merken alleen maar op dat er van doorkruisen van een besluit geen sprake is. Het Federatiebestuur heeft n.l. de stemming onder de leden grondwerkers reeds in gang gezet vóór dat de huishoudelijke vergadering waar gestemd moest worden, plaats vond. Weet De Jong dat? We twijfelen daaraan sterk. Het komt ons verder voor, dat het geen zin heeft gezien de gemakkelijkheid, waarmede De Jong daarover heen zweeft, om met hem over organisatie-begrippen te discussieeren. We willen wel zeggen dat het begrip „Federatie" voor ons nog niet impliceert, dat een ieder, die daarbij is aangesloten, maar kan doen en laten wat hij wil.

Verder zegt De Jong, dat het hem bekend is, dat beide partijen zich om advies tot een advocaat hebben gewend en hij geeft het advies de bourgeoisie buiten de zaken van de arbeiders te houden en waar de helft „H.E." heeft verlaten, die paar ongelukkige centen, die er zijn te deelen, ongeveer half om half. We willen hierop het volgende antwoorden:

a. Niet de helft van „H.E." is uitgetreden, doch slechts een paar tientallen. In verhouding tot het totaal, minder dan een zevende deel.

b. Het gaat niet alleen om wat centen, maar ook om de secretariaatsbezittingen en in het bijzonder om het archief.

c. Boven deze, min of meer materieele dingen uit, gaat

het om het feit, dat dit zevende deel dat uitgetreden is, van de overgroote meerderheid, onderwerping aan zijn wil verlangt en de laatste dagen met royementsbriefjes als vreesaanjaging heeft gewerkt.

d. Dat deze uitgetredenen, onze kameraden genoodzaakt hebben om zich van rechtskundigen bijstand te voorzien, doordat zij den penningmeester van „H.E." een schrijven van advocaat Caland op zijn dak zonden, waarin uitlevering van de kasmiddelen werd verlangd.

e. Dat, mede op ons advies het nieuwe bestuur van „H.E." anders zeker niet naar een advocaat zou zijn gegaan, doch besloten had, om te trachten langs den weg van bespreking de secretariaatsbenoodigdheden weer in het bezit van „H.E." te brengen. Dit werd door den brief van advocaat Caland doorkruist.

Als De Jong nu hiervan nota wil nemen, kan hij al het andere, waarover hij het nog verder heeft, van ons cadeau krijgen. Als hij er aanleiding in vindt om bij degenen, die onze organisatie verlaten hebben, wat meer begrip van verhoudingen te bepleiten, zal hij daardoor mogelijk overleg vergemakkelijken.

Al dit geschrijf dient slechts om de eenvoudige kern der zaak te verdoezelen. De waarheid is deze. Helpt Elkander is een zelfstandige organisatie met eigen statuten, waarop zelfs rechtspersoonlijkheid is verkregen. Aan haar zelfstandigheid valt dus niet te twijfelen en bovendien is ze ouder dan de Federatie van Bouwvakarbeiders. Zooals Helpt Elkander vroeger besloten had, zich bij de Federatie aan te sluiten, had zij volkomen het recht en de bevoegdheid, zich van de Federatie af te scheiden. Besluiten daaromtrent konden enkel en alleen door de ledenvergadering worden genomen.*) Het Federatiebestuur had daar niets mee te maken. Het Federatiebestuur mist het recht daarover stemmin-

*) Het Federatiebestuur heeft de wettigheid der huishoudelijke vergadering om een dusdanig besluit te nemen, ook niet betwist. Het was op die vergadering tegenwoordig, heeft aan de besprekingen deelgenomen en zich tegen het houden der stemming ook niet verzet. Het had zelfs de leden van H.E. opgewekt ter vergadering present te zijn en sprak in een circulaire bij voorbaat van de mogelijkheid dat tot heengaan zou worden besloten. Waarom eerbiedigt het Federatiebestuur dit besluit dan niet, waarop het zelf invloed heeft kunnen uitoefenen?