JAARGANG XII/23 (598)

8 DECEMBER 1934

WEEKBLAD VAN HETjNEDERLANDSCH SYNDICALISTISCH VAKVERBOND AANGESLOTEN BIJ DE INTERN. ARBEIDERS-ASSOCIATIE TE MADRID

STIJGENDE ARMOEDE EN MISDAAD

DE VROUWEN IN HET DERDE RIJK

ONTROOFD VAN HAAR SOCIALE RECHTEN

AAN MISHANDELING BLOOTGESTELD

Wij publiceeren hieronder een oproep van Lotte Schuftan om te protesteeren tegen de mishandelingen welke haar zuster en een aantal andere in Duitschland gevangen genomen vrouwen ondergaan, en tot het bijeenbrengen van gelden om ze te verdedigen.

In het minimumprogramma van de nationaal-sociaÜstische partij is een punt opgenomen, dat kennelijk doelt op de blijvende verzwaring in het lot van de vrouw, die hoe langer hoe meer wordt beschouwd als machine voor de voortplanting. Dit is in zoo sterke mate het geval, dat groepen nationaalsocialistische vrouwen reeds openlijk protesteeren tegen deze stelselmatige uitsluiting van de vrouw van het beroepsleven, dat voor haar van dag tot dag minder toegankelijk is geworden.

Het is dan ook geen wonder, dat het vooral vrouwen zijn, die in den strijd tegen het nieuwe duitsche barbarendom in de voorste rijen staan, waar zij herhaaldelijk blijk gegeven hebben van heldhaftigheid en durf. De terreur der Nazi's maakt, hij haar strafvervolgingen tegen andersdenkenden, geen enkel onderscheid tusschen de seksen. De sadistische wreedheden, die tegen weerlooze vrouwen zijn begaan, welke waren opgesloten in de kazernes der stormtroepen (S.A.) en in de concentratiekampen voor vrouwen — onverschillig of er al dan niet een strafbaar feit kon worden ten laste gelegd, of het ging om vroegere beambten van de ontbonden arbeidersvereenigingen, dan wel om volmaakt onschuldige gijzelaars —, zijn in elk beschaafd land ondenkbaar.

Thans zijn wij in staat aan de hand van enkele bijzondere gevallen aan te toonen, hoe denkbeeldig de rechten der verdediging in Duitschland zijn geworden en hoe deze de verdachten zelfs ernstig in levensgevaar brengen. Naar wij vernomen hebben, zal binnenkort een monsterproces aanvangen voor een rechtbank te Berlijn (het Volksgerecht), tegen een aantal leden der SAP. (de duitsche OSP.), waaronder zeven vrouwen van wie sommigen nog geen 18 jaar zijn, die beschuldigd worden van hoogverraad. Het feit, dat men tot een jeugdbeweging heeft behoord, wordt niet als een verzachtende, maar integendeel als een verzwarende omstandigheid beschouwd. De acte van beschuldiging, die niet minder dan 73 bladzijden telt, is geteekend door den procureur-generaal Jorns, een naam die bij de duitsche revolutionnairen buitengewoon smartelijke herinneringen heeft achtergelaten. Deze Jorns heeft zich berucht gemaakt door de bescherming, die hij verleende aan de moordenaars van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, lijnrecht in strijd met elk begrip van recht. Waar Jorns reeds in normale tijden kans zag buitensporige veroordeelingen door te drijven, kan men zich gemakkelijk voorstellen, op welke wijze hij »recht" zal doen nu de dictatuur van Hitier woedt. Onder de vervolgde vrouwen bevinden zich:

Charlotte Adel, steno-typiste, 41 jaar,

Lilly Adel, verpleegster, 18 jaar,

Edith Baumann, steno-typiste, 25 jaar,

Erika Bötzer, huisvrouw, 22 jaar,

Kathe Kirchnick, leerares, 21 jaar,

Use Schnieber, steno-typiste, 19 jaar,

Kathe Schuftan, schilderes, 35 jaar.

Al deze vrouwen zijn zonder strafregister, terwijl pressie en martelingen het „geraamte der acte Van beschuldiging uitmaken, die haar slechts één feit ten laste legt: zij zijn socialisten gebleven en hebben hun socialistisch solidariteitsgevoel niet laten varen. De motieven zijn dus nauwkeurig vastgelegd: de beschuldigden zijn idealisten, die hun internationale opvattingen trouw blijven en die, ten overvloede, hun persoonlijke en stoffelijke belangen op den achtergrond stellen.

öe acte van beschuldiging steunt op de 22 artikelen van de Wet tegen het Hoogverraad, evenals op de decreten van April 1934, niettegenstaande de feiten daaraan waren voorafgegaan en de beschuldigden sedert 15 maanden zonder vorm van proces Waren gevangen gehouden. Aan enkele verdachten, die een brief uit het buitenland hadden ontvangen, Werd verweten, dat zij betrekkingen onderhielden niet het buitenland, waarop het bloedige decreet Van Göring van toepassing is: doodstraf! De acte van beschuldiging vermeldt dit.

Hierbij dient te worden opgemerkt, dat de beschul¬

digden reeds gedurende het vooronderzoek — tijdens den duur hiervan waren zij overgeleverd aan de geheime staatspolitie (Gestapo) — afschuwelijke martelingen hebben moeten verduren. Geen van haar is ontkomen aan deze gemeene wandaden.

Van de volkomen betrouwbare mededeelingen, die ons van medegevangenen hebben bereikt, willen wij slechts de meest typeerende meedeelen: de typiste Edith Baumann, lid van de vroegere socialistische jeugdbeweging, werd in Augustus 1933 te Berlijn gevangen genomen. Teneinde haar eenige bekentenis van „schuld" af te persen, leverde de Gestapo haar uit aan de S.S., die haar beestachtig mishandelde. Weken lang liet men de verdachte geen oogenblik rust. De dagelijksche verhooren gingen gepaard met niet te beschrijven mishandelingen, waaraan de bijzondere juridische raadsman van de NSDAP., commissaris Von Plotho een actief aandeel nam. Ranselen, bij de haren grijpen en op den grond werpen, en vervolgens wederom slaan, was de meest toegepaste methode. Verder onthouding gedurende ettelijke dagen van alle voedsel. Men veriangae van imai auicioew cw inlichtingen, die andere arrestaties mogelijk zouden maken.

Het lot van de 40-jarige Charlotte Adel, die in Augustus 1933 tegelijk met haar dochter Lilly werd gevangen genomen, is al even treurig. Het lijden van Charlotte Adel, een zieke en zwakke vrouw, was zóó erg, dat zij een poging tot zelfmoord deed. Van Lilly Adel is bekend, dat zij op zekeren nacht werd overgebracht van het hoofdcommisariaat van politie naar de Prins Albrechtstraat (zetel der Gestapo), waar zij schandelijk mishandeld werd. Wij verwijzen hier naar het bericht, dat destijds in de buitenlandsche bladen, o.a. in de Manchester Guardian, verscheen.

Maar Kathe Schuftan had zonder twijfel het meest te verduren. Deze begaafde artiste, die in de kunstwereld naam had gemaakt door haar talrijke tentoonstellingen te Breslau, werd in November 1933 door de SA. gevangen genomen, tegelijk met talrijke landgenooten, en opgesloten in de SA.-ka-

zerne, het „Maikowskihuis" in Charlottenburg. Wat zij heeft moeten verduren gedurende de 10 dagen, die zij met enkele andere vrouwen in de kelders van deze kazerne tusschen een groot aantal mannen doorbracht, is niet te beschrijven. Evenals haar metgezellinnen onderging zij de beestachtigste buitensporigheden van deze SA.-mannen, die hun dierlijkste lusten daarbij botvierden, en zij onderging meer vernederingen dan de andere vrouwen, omdat men bemerkte, dat zij jodin was. Vuistslagen in het gezicht, bespuwen, slagen met knuppels en zweepen van ossenleer, zelfs geeseling behoorden tot de methoden van het „voorloopig onderzoek". Men kan zich bijna niet voorstellen, dat menschen zich aan dergelijke sadistische orgieën hebben overgegeven, wanneer men er geen rekening mee houdt, dat het voor een deel kennelijk ziekelijke individuën zijn, terwijl de rest zich beroept op de proclamatie van den leider, die beveelt, dat de tegenstander zonder pardon moet worden uitgeroeid. Wij weten dat Kathe Schuftan een diepe wond had, die van de beenen tot over de heup liep, welke hevig bloedde. Men begrijpt niet hoe menschelijke wezens dergelijke mishandelingen overleven. Geen enkel middel van pressie en annstaanianinn lipfpn Hf» Nari's nnnphniii/». te verkrijgen, dat Kathe Schuftan de verblijfplaats zou verraden van haar voortvluchtige zuster, op wie men het bijzonder had voorzien. De menschelijke taal is niet bij machte weer te geven, hoe deze ongelukkige zelfs gedwongen werd haar afschuwelijken toestand te verbergen in brieven en telefoongesprekken, om haar zuster in een hinderlaag der SA. te laten vallen. De weerzinwekkende wreedheid, de vreeselijke psychische druk en de voortdurende bedreiging met den dood, zullen haar weerstand overwinnen.

Dit alles is gebeurd met medeweten en met volledige instemming van de duitsche regeering, want in dien tijd inspecteerden de groepsleider Ernst en prins Auwi (August-Wilhelm v. Hohenzollern, de laatste staat zeer in de gunst van den leider) de kazerne, waar deze martelingen plaats vonden en vergastten zich zelfs aan het schouwspel, dat de ellende van deze ongelukkige vrouwen bood. Nog sterker, zij namen er een foto van! En thans zullen deze stumperds voor het Volks¬

gericht worden gebracht dat over hen zal „rechtspreken". Het is buiten twijfel, dat de beschuldigden in groot gevaar verkeeren, zware vestingstraffen zullen haar worden opgelegd, de doodstraf hangt haar boven het hoofd! Daar geheel Duitschland niet anders meer is dan één groot concentratiekamp, waar alle menschelijkheid systematisch wordt onderdrukt en vervolgd, zoo hebben wij den dwingenden plicht, op te komen voor de verdediging van deze ongelukkige slachtoffers. Wij moeten een beroep doen, overal waar de opvattingen over Recht nog iets beteekenen; op mannen en vrouwen, om te protesteeren en geld bijeen te brengen.

Juist in dit geval, waar geen groote internationale organisatie deze vrouwen steunt, moet onze hulp onmiddellijk geboden worden.

Wij weten dat het eenige doeltreffende middel, dat in Duitschland eenigen invloed zal hebben, de buitenlandsche meening zal zijn. En daarvoor is noodig om, in afwachting van het proces, een groote internationale activiteit te ontwikkelen, opdat in de gevangeniscellen en in de duistere zalen der duitsche justitie een lichtstraal doordringe! Geeft Uw gezanten in Duitschland opdracht het op te nemen voor deze beklagenswaardige vrouwen, protesteert nadrukkelijk, opdat er verbetering kome in het lijden der besten en dappersten, en opdat het ergste worde afgewend.

Gij — het volk — gij verschaft door uw arbeid al wat nodig

ao «uui iiul UC5Lddll CU WCClUCIiy uu il«

Zij zouden niets hebben, als gij uw rijkdom hun niet gaaft. Zij zouden geen macht of gezag hebben, zo gij de knie niet boogt. — Jean Meslier.

IN HET DERDE RIJK

Dat het in den Heilstaat van Hitier nog niet alles is, moge blijken uit het volgende. Bij de firma Jannink in Gronau, waar naar verhouding nog de hoogste loonen worden betaald, komt het dagelijks voor, dat de eene arbeider het brood van den ander steelt, dat is meegenomen voor het schaftuur. Dit gebeurt ondanks het toezicht, dat er op wordt uitgeoefend. Is dit geen bewijs, dat er zelfs onder de werkenden ernstig honger wordt geleden? Want anders gebeuren zulke dingen niet. En hoe moet het dan wel zijn gesteld met de werkloozen in het Derde Rijk? Honger voor de massa, weelde en braspartijen voor de leiders, dat zijn de zegeningen van het fascisme.

WIJ ZINKEN ELKE DAG DIEPER

MAAR ER IS EEN UITWEG!

STRIJDT MET DE SYNDICALISTEN!

Waar gaan wij heen? Wij varen, maar niemand weet waarheen. De schuit is lek en wij moeten pompen om boven water te blijven. Is dat noodig? Moet de bemanning angst en ontbering blijven doorstaan? Om welke redenen? Alleen omdat enkelen profijt hebben bij op deze wijze doorvaren en bang zijn, dat hun gezag zal verminderen en hun bezit ten goede zal komen aan de geheele bemanning!

De bemanning doorstaat al pompende angst en ontbering doordat gebrek aan inzicht haar te weinig afhankelijk doet zijn van 't gezag. De arbeiders mogen alleen maar gehoorzamen en diensten bewijzen aan anderen en voor zichzelf zorgen zij niet. Zij werken in en voor de organisatie van het kapitalisme en missen durf en kennis tot opbouw van eigen organisaties, om een einde te maken aan de ellende.

Wij zinken immer dieper. De cijfers van het gemeentelijk bureau voor de statistiek vertellen ons, dat de werkloosheid weer grooter is geworden. In September 1933 was het 26,8%; in September 1934 37,3%. Het werkloosheidspercentage steeg bij: de sigarenmakers .... van 35,7 op 47.4 % de kleedingbewerkers . . . van 12,9 op 19,9 %

de slagers van 15,6 op 24 %

de bakkers van 13,5 op 15,7 %

de fabrieksarbeiders . . . van 25,5 op 28,4 % het café en restaurantpers. . van 8,9 op 11,3 % In de bouwvakken liep 't terug van 61,3 op 56,4 % Wij halen hier vakken aan, die direct afhankelijk zijn van de binnenlandsche markt. Duidelijk blijkt er uit, dat de verlaging van inkomsten der arbeiders vermindering van verbruik medebrengt, dus: werkloosheid veroorzaakt.

Naarmate de regeering en gemeentebesturen den steun der werkloozen verminderen wordt ook de koopkracht van deze groep der bevolking verkleind en de werkloosheid vergroot.

In het derde kwartaal van 1933 was het totaal der uitkeeringen wegens werkloosheid: ƒ 4.846.300.—; in het derde kwartaal van 1934 bedroeg het: ƒ 4.242.600.—. Aldus is er in één kwartaal voor ƒ 600.000.— minder gekocht.

Sprekende cijfers inzake de armoede der arbeiders geeft de statistiek der gemeentelijke kindervoeding. Verstrekt werden:

3e kwartaal 1932: . . . 507.500 porties voedsel 3e kwartaal 1933: . . . 543.700 porties voedsel 3e kwartaal 1934: . . . 598.800 porties voedsel

Ook het aantal nachtverblijven verstrekt door Hulp voor Onbehuisden en het Leger des Heils steeg van 77 700 in- het derde kwartaal van 1933 tot 84100 in het derde kwartaal van 1934.

Een beeld van den achteruitgang geeft ook de statistiek der beleggingen in de Bank van Leening: er werd beleend in het:

3e kwartaal 1932 voor ƒ 633.000.—

3e kwartaal 1933 voor 544.000.—

3e kwartaal 1934 voor 528.000.—

Hier spreekt de verarming zeer duidelijk!

Ook de kleine middenstand krijgt harde klappen. Het aantal faillissementen was 152 in het derde kwartaal van 1933 tegen 166 in het derde kwartaal van 1934.

Daarbij neemt de misdaad gestaag toe. Het aantal economische misdrijven, dat ter kennis van de politie kwam, (en hoeveel komen niet ter kennis

IN DE ELLENDE

van de politie!), zooals diefstal, verduistering, heling en bedrog was:

3e kwartaal 1932 2969 gevallen

3e kwartaal 1933 3488 gevallen

3e kwartaal 1934 4346 gevallen

Deze cijfers spreken een harde, maar duidelijke taal. Hoewel de menschheid in staat is meer voedsel, kleeding en woningen voort te brengen dan ooit te voren, wordt de armoede iederen dag grooter. Dat bewijst toch wel afdoende, dat de organisatie van onze maatschappij niet deugt, behalve dan voor die kleine groep, die ondanks alles nog in weelde kan leven.

O, welk een ellende wordt er noodeloos geleden door millioenen onschuldigen. En die ellende voert weer tot moreele ontaarding en tot misdadigheid, zooals bovenstaande cijfers aantoonen. Maar het doel van het menschelijk geslacht is toch om te stijgen in algemeene welvaart en beschaving en niet te gronde te gaan in ontbering en verwording te midden van overvloed.

De natuur is onuitputtelijk rijk en wacht slechts op een doeltreffende economische regeling doqr den mensch. Waarop wachten wij?

Is het geen misdaad zonder reden en zonder doel futloos onder te gaan? Want dat is niet noodig. Er is een uitweg. De syndicalisten wijzen dien aan: de organisatie van allen, die nuttig werken willen in het belang van den mensch, op den grondslag van het bedrijf. Ieder bedrijf kan een bron van welvaart worden, zoodra de arbeiders het willen. Aan onrecht, aan stoffelijke en zedelijke ellende zal een einde komen zoodra de werkers het willen. Waarop wachten wij? En ook gij lezer, wij vragen het u persoonlijk: waarop wacht gij? Organiseert u heden nog en strijdt met ons voor de menschelijke idealen van het Syndicalisme.

Want beseft het wel, in het aangezicht van al het noodelooze leed, het onrecht, de ontaarding: uw lakschheid is misdaad! A. R.