terugbetaling van dit voorschot zou later i worden beslist. Door de georganiseerde werklieden werd ons direct de vraag gesteld, of hier sprake was van werkloosheid. Dit kon onzerzijds niet worden ontkend. Wel echter werd de restrictie gemaakt, dat geen uitkeering kon worden gegeven, zoo lang niet afdoende was bewezen, dat inderdaad het voorschot moest worden terugbetaald. Immers, kwam de firma op haar voornemen terug, wat niet onmogelijk scheen, dan zou èn loon èn uitkeering zijn genoten. Dit ging nu eenmaal niet. Nadat het hooge water weer was gedaald, en de fabriek weer ging draaien, kwam zeer spoedig daarna de voorschotkwestie aan de orde. De firma wenschte dit beslist terug. Zij stelde den werklieden voor, gedurende zekeren tijd over te werken en met dit overgeld het voorschot af te lossen. Dit voorstel werd echter direct teruggewezen. Het personeel, dat door de actie der vakvereeniging eenmaal de 48- urige werkweek had veroverd, wenschte deze niet prijs te geven. Zijnerzijds kwam een ander voorstel. Het wenschte het voorschot direct aan de firma terug te betalen, zoodat dit geen invloed meer kon uitoefenen op het overwerk. Het personeel steldé zich hierbij op het logische standpunt, dat, wanneer het voorschot moest terugbetaald worden en van de werkgeefster geenerlei loon of vergoeding was genoten, alsnog uitkeering moest geschieden uit de werkloozenkas. Van dit voorstel echter moest de werkgeefster niets hebben. De kwestie van het voorschot bleek nu het zwaartepunt niet te zijn. De firma wenschte overw er k. En hoe ook, dit moest gebeuren. Daar moest iets op worden gevonden. Maar gcmakkelijk zou dit niet gaan. Na korten tijd kwam de firma,nu met het volgende voorstel: Indien werd overgewerkt, zou het overwerkpercentage wordgri, gebracht op 75 pCt. Den werklieden zouden de overuren worden uitbetaald, alleen het percentage overgeld zou dienen tot aflossing van het voorschot. Dank zij het altijd nog groot aantal ongeorganiseerden, werd dit voorstel noodgedwongen aanvaard. Inderdaad is dan ook het voorschot op deze wijze tot den laatsten cent teru g betaald. Voor het hoofdbestuur was thans de tijd gekomen, zich met deze zaak meer in het bijzonder te bemoeien. Het stelde zich hierbij op het standpunt: Nu blijkt, dat het voorschot most worden terugbetaald, de ‘werkgeefster geen enkele vergoeding of loon, heeft gegeven, treedt art. 25 in werking. Dit zegt, dat bij onvrijwillige werkloosheid uitkeering kan geschieden. Ten einde echter te onderzoeken of ook ’t bestuur van de gemeente Gorinchem zich principieel met dit standpunt kon vereenlgen, werd mondeling overleg gepleegd. De voor het bestuur optredende ambtenaar verklaarde, dat de gemeente geen bezwaar had tegen uitkeering en zich principieel met ons standpunt kon yereensgen. Alsnu werd tot uitkeering overgegaan.' Dit geschiedde vanaf 8 Mei 1920. Wie ’ schetst echter onze verbazing, toen dato 22 Juli d.0.v., nadat alle uitkeeringen w arengedaa n, van de gemeente Gorinchem het volgende briefje kwam : ~Door de afdeeling Gorinchem van den Algemeenen Nederlandschen Metaalbewerkersbond is tijdens het hooge water in het begin van dit jaar aan werkloozen een uitkeering gedaan tot een bedrag van f 2030.25, op bijgaande staten nader gespecificeerd, welke uitkeering, blijkens schrijven Van den directeur der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling, d.d. 25 Mei 1920 no. 301 A. Z. ten onrechte is geschied. Een afschrift van dien brief voegen wij hierbij. Wij noodigen u uitte willen bevordedcren, dat het hiervoren genoemde bedrag binnen vier maanden na heden wordt teruggestort.” Burgemeester en Wethouders, van Gorinchem, De secretaris, De burgemeester, (w. g.) (onleesbaar). Dit was toch wel liet fraaiste wat men zich ooit zou kunnen voorstellen. Hoewel het bestuur van de kas de bevoegdheidheeft, uitkeeringen te doen zonder het gemeentebestuur te kennen, tracht men door mondelinge bespreking moeilijkheden te .voorkomen. En als dan alles achter den rug is, komt het gemeentebestuur op zijn besluit terug en eischt terugstorting'. Men zou kunnen opmerken, dat slechts met een ambtenaar was gesproken. Zeer juist. Maar worden dergelijke zaken niet steeds met de ambtenaren afgedaan ? En was het voor de gemeente zoo’n moeite geweest, even den bond te berichten, dat de ambtenaar zich had vergist ? Maar niets van 'dit al. Eerst laat men alle uitkeeringen doen en dan... stelt men eischen. Het spreekt, dat het bestuur van den bond

I direct in beroep ging bij den minister. 1 Immers, hij had het recht aan zijn zijde. Want wie objectief de zaken beoordeelt, moet toch tot deze conclusies komen : ie. Dat hier sprake was van onvrijwillig werkloos zijn: 2e. dat hetgeen dé werkgeefster den werklieden uitkeerde, geen loon of vergoeding was, doch een voorschot, dat door de werklieden tot den laatsten cent is terugbetaald ; 3e. dat dus niet van toepassing kon zijn art. 25, laatste alinea, luidende: ~Indien in geval van werkloosheid loon of vergoeding wordt uitgekeerd, wordt alleen dan uitkeering uit de kas verstrekt, indien dat loon of die vergoeding minder bedraagt dan 70 pCt. der dagelijksche verdienste, met dien verstande, dat liet bedrag der uitkeering, vermeerderd met het loon o f Ve rgo e d i ng, liet minimum-bedrag van 70 pC-t. der dagelijksche verdienste niet mag overschrijden.” ' 4e. dat dus reglementair recht op uitkeering' aanwezig was. * * * En ziet hieronder nu de conclusies, tot welke de minister komt, nadat deze zaak vanaf 26 juli 1920 tot 18 Februari 1921 in onderzoek is geweest: ~De Minister van Arbeid, Gelezen een op 27 Juli 1920 ingekomen beroep van het bestuur van den Algemeenen Nederlandschen Metaalbewerkers bond tegen een beslissing van Burgemeester en Wethouders van Gorinchem, d.d. 14 juli 1920 No. 2 c—-37—7, waarbij bezwaar werd gemaakt tegen uitkeeringen uit de werkioozenkas-van den bond op 8 Mei, 5 en 21 Juni 1920 verstrekt aan J, A. de Bruin en vieren-taontig anderen, en werd gevorderd, dat: de uitgekeerde bedragen, totaal f2030.25, inde werkloozenkas zouden worden teruggestort ; . gelet op artikel 11 van het Werkloosheidsbesluit 1917; gehoord de commissie, bedoeld bij art. 25 van hel: Werkloosheidsbesluit 1917; overwegende, dat het gemeentebestuur bezwaar maakt op grond, dat er voor de leden, aan wie de uitkeering is verstrekt, geen sprake is geweest van loonderving, overwegende, dat het bestuur van dé werkloozenkas aanvoert, dat de betrokken leden in Januari j.l. door het hoog:e water niet hebben kunnen voortwerken; dat de werkgever hun onderwijl voorschot heeft gegeven.op hun loon ; dat het bestuur aanvankelijk aan het afdelingsbestuur heeft bericht, dat het niet uitkeeren kan, zoo lang de werkgever zich beieid verKtaart, onder welke voorwaarde ii ook, een regeling ie treffen, dat geen loonderving ontstaat, daar immers loon en u i t k e er i n g niet tegelijk plaats vinden kan ; , dat het vervolgens heeft vernomen, dat de werkgever heeft laten uitbetalen, zooals gewoon, nadat een verklaring geteekend -was, luidende aldus: ~De ondergeteékende , No verklaart hiermede het bedrag, dat hem zal worden uitgekeerd voor de uren die niet gewerkt zijn vanar 17 Januari 1920 vanwege oen watersnood; ais vo o rs-o ho t te ontvangen tot nadere regeling. Gorinchem, 21 Januari 1920. (Handteekening.) ’ ’ dat na het einde van den watersnood de werkgever het personeel heeft 'voorgesteld arbeid te verrichten na de bedongen dagtaak, om hiermee het voorschot af te lossen; dat de meerderheid der werkliedenzich hiertoe niet bereid heeft verklaard; dat de werkgever op het verrichten van extra-arbeid heeft aa «gedrongen, voor de overuren een verhooging van het loon met 75 pGr. heeft aangeboden cn heeft voorgesteld de terugbetaling van het voorschot in dezer voege te regelen, dat voor de overuren het gewone loon in geld zou worden betaald , en van het overwerk percentage 75 pCt. zou worden bestemd voor aflossing van het voorschot, dat het personeel noodgedwongen hierbij zich heeft moeten neerleggen ; dat het bestuur daarop-tot de conclusie is gekomen, dat de werklieden recht op uitkeering hadden, daar zij immers onvrijwillig werkloos waren geweest, terwijl geen loon of vergoeding genoten was; dat het overleg heeft gepleegd met den ambtenaar der Arbeidsverzekering té Gorinchem, die heelt medegedeeld, dat het gemeentebestuur géén bezwaar had en kon worden uitgekéerd; dat de uitkeering vervolgens zoodanig heeft 'plaats gehad, dat er eerst S' uren 'voorschot moest zijn terugbetaaid, voordat een dag , werkloosheklsuitkeering werd verstrekt ; overwegende, dat de werkgever aan de werklieden gedurende den tijd van onvrijvvilige werkloosheid een geldsom heeft aangeboden, gelijk aan het normale loon en de betrokken leden dit bedrag hebben aangenomen ; overwegende, dat het feit, dat van de

arbeiders hiervoor een contra-prestatie werd gevorderd, er niet aan af doet, dat zij inde : gegeven omstandigheden niet kunnen worden beschouwd als werkloos inden zin van het Werkloosheidsbesluit 1917, en dat zij j in allen gevalle geen nadeeiige geldelijke ! gevolgen van hun niet kunnen arbeiden i ondervinden, terwijl het doel der werkloosheidsverzekering juist is, om, in het bestaan yan zoodanige gevolgen te voorzien; heeft goedgevonden : xe., te verklaren, dat terecht door Burgemeester en Wethouders van Gorinchem bezwaar is gemaakt tegen bovenbedoelde uitj keeringen uit, de werkloozenkas van den | Algemeenen Nederlandschen Metaalbewer-I kersbond ; 2e. te bepalen, dal deze beslissing inde Nederlandsche Staatscourant zal worden geplaatst en in afschrift zal worden gezonden aan Burgemeester en Wethouders van Gorinchem, aan het bestuur van den Algemeenen Nederlandschen Metaalbewerkers-- bond, de commissie van advies voor de werkloosheidsverzekering en aan de commissie, bedoeld bij art. 25 van het Werkloosheidsbesluit 1917.” ’s-Gravenhage, 18 Februari J921. Overeenkomstig de geparafeerde minuut, Dé secretaris-generaal, Wij kunnen al de over w e g i n g en, die ons schrijven slechts bevestigen,: stilzwijgend voorbijgaan en ons bepalen tot de laatste,. Hierin wordt rondweg uitgesproken, dat, als de werkgeefster een contraprestatie vordert, inden vorm van over- of nachtarbeid, om haar voorschot terug te krijgen en op deze wijze al 'de uren"~laat arbeiden, die zijn verzuimd, „de.werklieden eigenlijk niets in te brengen hebben. Althans, als werkloozen worden zij niet beschouwd. En wanneer dan maar geen schade in loon wordt geleden, is-de zaak volmaakt in orde. Wij vragen ons in gemoede af, op welk afltkel uit ons reglement deze conclusie steunt, waar staat geschreven, dat een werklooze voor een voorschot verplicht is om te werken. Inderdaad, de georganiseerde werklieden bij De Vries Robbé hadden beter af geweest, als zij een voorschot hadden gevraagd bij den eersten den besten woekeraar. Ten minste, mochten zij ooit weer voor een dergelijk geval komen te .staan, laten zij dan ieder voorschot van de. werkgeefster afwijzen. Is het te veel gezegd, als wij spreken van zonderlinge conclusies? Ineen vervolg-artikel zullen we nog een ander staaltje van ministeriééle opvatting weergeven. . j_ Q g_

liruml, ~ r-m.r0.».., ... Het loodgieterseontract. Van den secretaris van den Bond van Lcodgieterspatroons ontvingen wijde vorige week end-erstaand schrijven: „Deze chene U ter kennis te brengen, dat in het morgen verschijnend -orgaan van den B. L. i. N. een Concept Landelijke ColiectieveArbeidsovereenkorast- is opgeeomen en vernemen wij gaarne van L, cf üw Bond genegen is, deel ttü te maken rn de partij ter andere zijde. In bet bevestigend geval vernemen wij dit gaarde omgaand van U. Mocht het zijn, dat daartegen bedenkingen bestaan, welke kunnen worden opgenevcn door het. aanbrengen van wijzigingen, zco vernemen wij ook dit liefst omgaande van U, want dan is het de 'bedoeling daarover op Donderdag 34 Maart a.s. des namiddags om 2 uur in Hotel '..du Commerce.” aan de Kalverstraat alhier, met Ü van gedachten te wisselen. Gaarne uw geëerd antwoord tegemoetziend, teckcnen wij met beleefden groet en hoogachting, enz.” Wij laten ■ hieronder tevens het contract: 'velgen, dat wij in hét Weekblad van’de . Loodgieter spa troons vonden af gedrukt: ..CONCEPT” LANDELIJKE COLLECTIEVE AR BEIDSOVEREENKOMST. voor tot Lct>%ielers, en Flttetslietirijf. _ fusschen den Bond van Loodgieters- en hitteïspatroons in Nederland, als rechtspersoon erkend bij Kon. Besluit van 30 November 1907, Nr. 65, als partij ter eenre C"* * * tezamen als partij ter andere zijde, zijnde navolgende arbeidsvoorwaarden vastgesteld: Artikel 1. ~Met ~patroons” worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld de leden van partij ter eenre, woonachtig in het ressort dier afdeelingen, die zich hebben bereid verklaard, déze collectieve arbeidsovereenkomst na te komen. Art. 2. Met ~werklieden” worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld, allen, die in dienstbetrekking zijn bij dein het vorig artikel bedoelde patroons. Zij verbinden zich de hun door of namens de patróóns Opgedragen werkzaamheden, di« zich in het bedrijf voor doen, of wélke daarmede direct verband hóuden, naar beste krachten te verrichten

Art. 3. Gedurende den duur dezer collectieve arbeidsovereenkomst is het partij ter eener I zijde verboden een uitsluiting te procla| meeren, alsmede de partij ter andere zijde, ! of een organisatie, welke daarvan deel uit; maakt, een staking af te kondigen of op bedekte of open wijze te steunen. Art. 4. Het loon bedraagt als inde bij deze collectieve. arbeidsovereenkomst beboerende klasse-indeeling is aangegeven. Art. 5. De arbeidsduur wordt vastgesteld op 8 uur per werkdag, met uitzondering van den Zaterdag, op welken dag ten hoogste 5 uur wordt gearbeid en in geen geval langer dan tot 1 uur namiddag. Art. 6. Alleen in geval van noodzakelijkheid, ter beoordeeling van de patroons, na machtiging als bedoeld in art. 29 der Arbeidswet 1919, zullen de werklieden ook na de normale dagtaak arbeid verrichten, 'waarvoor het loon als volgt is geregeld: a. Voor de eerste twee uren na de normale dagtaak, behalve bij overschrijding .van het eerste uur, zonder opdracht van de patroons, wordt het loon met 25 pCt. verhoogd; daarna tot den aanvang van de normale dagtaak den volgenden dag met 50 pCt. b. Des Zaterdags tot 6 uur 25 pCt., daarna tot 10 uur 50 pCt. c. Werkuren, vallende tüsschen Zaterdagavond 10 uur en Maandagochtend bij den aanvang van de normale dagtaak, 100 pCt. d. Wanneer op Nieuwjaarsdag, 2den Paaschdag, Hemelvaartsdag, 2den Pinksterdag en op een, of beide Kerstdagen, indien die niet op Zondag vallen, niet wordt gewerkt, wordt het loon uitgekeerd, alsof de normale dagtaak is vervuld. Moet op de onder deze letter van deze collectieve arbeidsvoereenkomst genoemde dagen worden gewerkt, dan wordt het loon verhoogd met 100 pCt. Art. 7. In geen geval kan aan de werklieden, die daartegen hunne bezwaren hebben te kennén gegeven, of alsnog geven, het verrichten van arbeid op Zon- en inde onder letter d. van het vorig artikel genoemde dagen worden opgedragen. Art. 8. De uitbetaling van het loon geschiedt des Zaterdags, onmiddelhjk na afloop van de voor dien dag vastgestelde dagtaak, aan de werkplaats, ten kantore van den patroon, of op bet werk. Het is geoorloofd inde individneele arbeidsovereenkomst te bepalen, wanneer de week eindigt. Art. o. Geen loon is verschuldigd, gedurende den tijd dat werklieden geen arbeid hebben verricht als bedoeld inde artikelen 1638 c en d van het Burgerlijk Wetboek, behoudens in onderstaande gevallen. a. In geval van ziekte of ongeval, waarbij geen uitkeering van de Rijksbank aan de werklieden plaats beeft, waarvan in beide gevallen door overlegging vaneen bewijs, afgegeven door éen bevoegd geneeskundige, moet blijken, verplichten zich de patroons tot een uitkeering van 8o pCt. van Het loon dér normale dagtaak. Voor de beide eerste dagen zal echter uitkeering geschieden, indien de ongesteldheid langer duurt dan 3 dagen. De duur der uitkeering zal zijn ten hoogste z.es-en-tvvintig weken per kalenderjaar. b. Bij huwelijk van de werklieden een dag loon. c. Bij bevalling van echtgenootc van werklieden op een werkdag, bij overlijden of begraven van familieleden inde rechte linie en inden tweeden graad der .zijlinie op een werkdag, hoogstens een dag loon. d. Bij inspectie voor den militairen dienst een halve 'dag loon. e. Bij uitoefening der kiesbevoegdheid 2 uur, indien gebleken is, dat daarvoor inderdaad 2 uur rtoodig waren, f. Bij gedwongen verzuim,, als bedoeld in artikel 1638 cl van het Burgerlijk Wetboek, doorbetaling van het loon tot een maximum c> van 6 werkdagen. Art. 10. Behalve de verplichtingen die de werklieden ingevolge het bepaalde inde Wet op de Arbeidsovereenkomst behooren na te komen, zullen zij zich gedragen naar dc volgende regelingen. Zij zullen de hun opgedragen werkzaamheden naar behooren en zonder gebreken afleveren. Geen schade door nalatigheid of onvoorzichtigheid aan eigendommen van principalen van patroons zonder herstelling achterlaten, voor zoover zij die schade oogenbhkkelijk kunnen herstellen. De aan hen, toevertrouwde gereedschappen en materialen oordeelkundig en overeenkomstig hunne bestemming behandelen en in het