28STE JAARGANG ZATERDAG 14 MEI 1921 20

De Metialliiserlitf1 Mlmmmïkderlaitdscben metaalbewrßerabonl

■* c*K^!B»ri»n ri'Mirirriiiir««nMirT|Ti:MMMaMaHMMa» Arbeiders ader tanden Vereenfgt Ü. ■ 1-

REDACTËUR: G. VAN DER HOÜVEN Adres van Redactie en Administratie: Hemonylaan 24, Amsterdam —. Telefoon Z 6175 .

'ff Vb apapIMWW ———i iiumu Bi—— ■iniii —i | a—WWW— *i « Kennis Is macnti Eenheid kracht. 4——--fc

ABONNEMENT:; Bij vooruitbetaling per jaar. >?wwe»■»»-?■»■ f J.50 Voor Buitenland verhoogd! me t pèrt<£ Lossa nummers • 0.08 –

Stukken van algemeenen aard moeten ulterlyk Maandags, Bondsnieuws en Ad verten tiöa Woensdagsmorgens zijn ingekomeru

AD VERTENTIEN; dewone aüvortontien ..j, , per regel f 0.80 Aanvragen voor personeel, « „ , , 0.20 . A , > , , 0.20

OPLAAG 33.©©0 Officiëele Medédeelingen. Deze week wordt het contributiezegel pp de 20a week in het Bondsboekje geplakt. Tegen het militairisme. Op 5 Juni zullen we, krachtens den oproep die van N.V.V. en S.D.A.P. is uitgegaan, o. m. ook demonstreeren tegen het militairisme. Het leek ons met het oog daarop niet ondienstig, over dit vraagstuk, dat voor ons metaalbewerkers van nog grooter belang moet zijn dan voor sommige andere groepen, iets te schrijven. De belangstelling voor den strijd tegen dit uitwas van het kapitalisme is niet altijd even groot ea dat zal op zichzelf wel z’n oorzaak vinden in het feit, dat de meest tastbare resultaten van den strijd tegen dit bolwerk van de foefersebende klasse, worden verwacht van de politieke actie. En inderdaad, als de arbeidersklasse politiek voldoende ontwikkeld was en de groote ellende van het militairisme doorvoelde, zouden we op dat terrein veel meer en veel betere’ resultaten kunnen oogsten dan tot heden het geval is geweest. Maarde omstandigheden zijn nu eenmaal zóó, dat een niet gering deel van de Nedierlamdsche arbeiders zijn vertrouwen heeft geschonken aan vertegenwoordigers, die tot heden krachtdadig mee hielpen, millioenen en neg eens millioenen voor leger en vloot te voteeren. Zoo is nu eenmaal de werkelijkheid en het is goed, deze voor oogen te stellen. De strijd tegen het militairisme kan nimmet met succes worden gevoerd, ■ zoolang niet dó groote massa der arbeiders van de ellende, die dit stelsel veroorzaakt, diep is doordrongen, en, bereid is daarvoor ©en offer te brengen. Een mdividueele opoffering vragen we niet en achten we ook niet van groote en blijvende beteekenis. Inden strijd tegen het militairisme kart alleen succes worden verwacht vaneen massaal optreden en, in dat opzicht is er ook oo economisch terrein voor de vakorganisatie een taak te vervullen. Wanneer we spreken van mdividueele offers, waarvan wij geen resultaat verwachten, dan hebben We in ’t bijzonder op het oog de persoonlijke daad van dienstweigering. Een bepaalde strooming inde arbeiderspers maakt er een gewoonte van om personen, die door persoonlijke dienstweigering zich zelf opofferen, te bewiérooken en te huldigen. Men vergeet, als telkens weer deze mdividueele strijders, aan anderen ten voorbeeld worden gesteld, dat het slechts enkelingen zijn die over de kracht beschikken om, smachtend inde gevangenis, bij hun, weigering te volharden. Daarom is het zoo verkeerd om enkele jonge mannen den kop op hol te brengen, teneinde hun een offer te laten brengen, dat nimmer door de resultaten kan worden beloond.

We hebben in ons leven iemand gekend, die onis mededeelde dat bij voornemens was, ais bij 'binnenkort voor den militairen dienst zota worden opgeroepen, dien dienst te weigeren., Vervuld van innerlijken eerbied voor zijn voornemen, stelden wij hem de vraag, of hij bok in staat zou wezen, vol te houden., Zijn antwoordwas zeer openhartig: dat weet ik niet, maar ik zal probeeren om vol te houden. Later is ons gebleken dat hij inderdaad uitvoering aan zijn voornemen heeft gegeven, maar ook, dat hij niet over de kracht beschikte, om na ©enige weken gevangenschap voet bij etuk te houden. Hij gaf het op en, honderden met hem zouden best moeten opgcven, iadien zij alreeds niet te voren zooveel zelfkennis hadden, dat zij wisten, bet niet te kunnen verhouden,. Het persoonlijk offer voor een groote zaak is mooi en verheffend, maar wat baat het, rodien men vooruit kan zien, dat het resultaat nihil blijft?, ’ -zalce den strijd tegen bet miütaixkme kan alleen kracht uibgaan van de ma ssa, die heeft leeren beseffen, dat zij bij eenswilfend optreden inslaat is, den oorlog van, voor en ten behoeve van het kapitalisme, ónmogelijk te maken. Het vorige jaar is een manifest verschenen van het Internationaal Vakverbond, waarin, met het oog op een nieuwen, dreigenden oorlog, krachtig voor de oaxtWapeningsgedachte werd stelling genotaren. En ook op het Int. Congres van Metaalbewerkers, in Augustus van bet vorige jaar gehouden,- is een resolutie aangenomen, waarin werd opgewekt de aanmaak Van wapenen en munitie te weigeren voor de vijanden van Sovjet-Rusland. Zoowel manifest als resolutie hadden destijds betrekking op de verwikkelingen tusschen Polen en. Sovjet-Rusland en er was dus iets tastbaars, waarop de arbeiders gewezen konden worden. De vraag is nu (en deze is ons meermalen gesteld) of de consequentie van ons met meebrengt, dat onverwijld het parool wordt uitgegeven, dat geen enkele Nederlandsche metaalbewerker zich leent voor aanmaalc van oorlogsschepen, wapenen en, munitie. Ons antwoord is rondweg: Neen! Een parool geeft men niet uit, of men moet ook de overtuiging hebben, dat het wordt opgevolgd. Aan groote woorden hebben we ons in ons landje al genoeg bedronken. Is er éen ernstig mensch die gelooft dat een dergelijk parool zou worden opgevolgd? Wanneer de metaalbewerkers georganiseerd waren, d.w.z. georganiseerd in de organisatie die bereid is -zich te geven voor den strijd tegen het militairisme, zou er tenminste nuttig effect vaneen dergelijk parool verwacht mogen worden. Maar, onder de huidige omstandigheden, dat n.l. een groot deel van de arbeiders niet doordrongen is van den plicht, georganiseerd tc zijn en een ander groot deel heil zoekt bij organisaties,, die tot heden nog geen blijk gaven van anti-militairistisebe gezindheid (wel van het tegendeel); zou het pure dwaasheid zijn aldus te handelen. Het eenige gevolg zou wezen, dat een aantal goede leden zich opofferde dooreen

daad te verrichten, waarin de groote massa hen alleen zou laten staan., ■ Dat alles neemt niet weg, dat op ons, als strijdbare organisatie, die zich bewust is, dat haar taak niet wordt begrensd door den strijd yoor waf meer loon, de plicht rust,, ijverig te propageeren inde richting van ontwapening, en als organisatie van metaalbewerkers in ’t bijzonder, voor weigering van aanmaak van oorlogstuig. Want alleen daardoor zal het mogelijk: zijn hoofden en harten ontvankelijk te maken voor absolute weigering, in geval ons een nieuwe oorlog mocht bedreigen. Inconsequentie, vrienden, zou ■ men ons kunnen verwijten, indien wede macht zouden hebben, niet alleen om een parool uit fe geven, maar vooral om te maken dat dit ook werd uitgevoerd. Die macht hebben we helaas niet en, zoolang we die niet hebben, zullen we verstandig doen, ons te onthouden van te doen alsof we haar wèl hebben. Rekenen wij het echter ons zelf tof een ernstigen plicht, de ontwapenings• gedachte ingang te doen vinden bij duizenden en, duizenden. Dat zijn we verplicht jegens ons zelf, jegens onze kinderen, maar vooral ook jegens de millioenen menschenlevens, die gevallen zijn als slachtoffers vaneen grenzeloos hardvochtig en menschonfeerend stelsel. Onlangs heeft de vrijzinnig-democratische heer Marchant ineen rede, die hij te ’s-Gravenhage Hield, gezegd, dat hij het zou toejuichen, indien bij een nieuwen oorlog, de arbeiders in massa zouden weigeren te werken. ’t Is mogelijk dat deze heer zou juichen, we willen het althans niet in twijfel trekken. Maar wèl constateeren we, dat deze heer, evenals zoovele anderen, het werk, ter voorbereiding yan deze daad, aan ons zal overlaten. – 1 leder van onze bondgenooten, ook al moet hij noodgedwongen zijn arbeidskracht en vakkennis verkoopen ten behoeve yan het militairisme, behoeft zichzelf, we bedoelen als persoon, niet bezwaard te achten, mits hij zich geeft voor de groote gedachte: oorlog aan den oorlog I Op 5 Juni, bondgenooten, naar Amsterdam, opdat we met tien-duizenden opkomen en demonstreeren voor onze eischen, belichaamd inde verschillende leuzen, waaronder ook deze: Tegen hef Esiliüurisme! Voor behoud van den B-urendag. Sinds November 1918 en. verder gedurende 1919, was het aantal voorstanders van den acbturendag buitengewoon groot onder de burgerlijke intellectueelen, economen etc. Dat had zoo z’n bekende oorzaak, dat weten we. En nu wordt er gesproken van reactie onder diezelfde heeren, maar, dat is toch inderdaad niet zoo. Het zijn allen te samen nóg .voorstanders, maar ..... op papier. Kijkt eens, zoo wordt door die yoorstan-

der;-, van den kouen grond geredeneerd; we zijn ,er wel vóór, maar het tijdstip van invoering is niet goed gekozen. De wetgever had nog een poosje moeten wachten, want er is zoo’n gebrek aan productie en, eerst wanneer dat gebrek is opgeheven, moet men. beginnen met korter te werken. De bekende professor Treub is dat alles nog weer eens gaan vertellen op een bijeenkomst inde Industrieele Club te Amsterdam, Een bijeenkomst, niet van arbeiders, maar van Handelsagenten en de heer T ub heeft er gesproken over de verwachtingen Betreffende den handel inde naaste toekomst. Bij deze gelegenheid heeft deze oud-leider van den Economischen Bond zich bij vernieuwing doen kennen als voorstander van – den 8-urendag .> op papier.; Hij lief zich o.m. als volgt uit: Spreker wees verder op het verschijnsel, dat, hoewel men hier te lande op zichzelf geen ondercomsumptie heeft en men ’i zelfs iets beter heeft dan gemiddeld vóór den oorlog, men toch precies hetzelfde waarneemt als inde oorlogvoerende landen: de groote menigte is niet voldaan en het wil het niet even goed, maar beter hebben als vóór den oorlog. Maar dit kan niet, in elk geval niet internationaal. En nu komt er voor Nederland bij, dat men ook het effect ondervindt van het gevoel van moedeloosheid. De „k'oopersstaking”, dat de crisis verhaastte, acht spreker voor Nederland niet de hoofdzaak. Voor geheel Europa is alleen uitkomst, wanneer de productie zoo hoog mogelijk wordt opgevoerd, maar voor Nederland wordt dc toestand nog verergerd, doordat van regeeringswege en van den kant der wetgeving de sterk verminderde productie nog meer werd verminderd. Hoewel slecbm van toenemende voortbrenging de sociale vrede te verwachten is, werd hier onder kortzichtig drijven der arbeidersvereenigingen, de achturen-dag ingevoerd en de Regeering was niet stevig genoeg om dat tegen te houden. Spreker is voorstander van den achturigen arbeidsdag en hij heeft voor de wet gestemd, maar in dezen tijd van crisis had de Regeering de wet niet mogen invoeren. Thans wil men de wet soepeler maken; als de arbeidersvereeniging en de werknemersvereeniging bepalen langer te willen werken, wil men ze hun gang laten gaan, maar men zal niet langer mogen werken dan 48 uren per week. Dit is een groote fout voor den tegenwoordigen tijd van crisis. Nog honderd zulke voorstanders van den 8-urendag op papier, en er zou, als de heeren het voor ’t zeggen hadden, niets meer van de Arbeidswet overblijven. Omdat het Entente-kapitalisme een politiek voert, uitsluitend er op berekend om de kapitalisten van het eigen land van dienst te zijn en als gevolg, waarvan men de midden-Rijken geen middelen geeft of laat om op adem te komen, zouden de arbeiders langer moeten werken. • Op 5 Juni demonstreeren we, vrienden, vóór den 8-urendag! Het is noodig, om te zorgen, dat de regeering niet bezwijkt voor den aandrang van zulk soort voorstanders als professor Treub er één is. De sloopers houden vast; wij niet minder 1