, , TeßJëH§tej dat,het bedrag der-nationalè . – productie iets is,- dat vast staat, een eonf stante hoeveelheid of grootheid, gelijk men inde wiskunde zegt. Ten tweede, dat het bedrag der werkelijke loonen, d. w. z. van de loonen, gemeten naar de gebruiksvoorwerpen, die er voor gekocht kunnen worden, een vaststaand bedrag, een constante grootte is. Welnu, zijn eerste onderstelling is zeer blijkbaar foutief. Gij zult zien, dat de waarde en het totaal der productie van jaar tot jaar stijgen, dat de productieve krachten van den nationalen arbeid groeien en dat het tot circulatie van deze vermeerderde productie noodige geldbedrag voortdurend wisselt. Wat aan het einde vaneen jaar en voor verschillende met elkaar in vergelijking gebrachte jaren waar is, dat is ook waar voor lederen willekëurigén dag van het jaar. Dè omvang of de hoeveelheid der nationale productie; wisselt voortdurend. Zij is niet een constante, doch een veranderlijke grootheid en, geheel afgezien van de wijzigingen in de talrijkheid der bevolking, moet dit zoo zijn uit hoofde van de bestendige wisseling in dë ophooping van kapitaal en in de voort brengi ngsk «öch ten van den arbeid. Het is volkomen juist, dat, als heden de algemeene loonstandaard zou stijgen, deze stijging op zich zelf geen onmiddellijke wijziging inden omvang der productie tot gevolg zou hebben, wat dan ook haar verdere uitwerking zijn mocht. Maar als de nationale productie vóór de stijging der loonen veranderlijk en vaststaand was, dan zal zij ook na de loonstijging vobrtgaan veranderlijk en ; niet Vaststaand te zijn. Doch nemen wij aan, dat de omvang der nationale productie constant en niet veranderlijk ware. Zelfs dan zou dat, wat onze vriend Weston voor een logische gevolgtrekking hield, altijd nog maar ' een willekeurige bewering zijn. Wanneer ik een bepaald getal heb, laten we zeggen 8, dan verhinderen de absolute grenzen van dit getal zijn deden niet om hun relatieve grenzen te veranderen. «Als de, winsten gelijk 6 en de loonen gelijk 2 zijn, dan kunnen de loonen tot 6 stijgen en de winsten tot 2 dalen en toch het totaalbedrag 8 blijven. Bijgevolg zóu het vaststaan van het productiebedfag volstrekt niet het vaststaan van het loonbedrag bewijzen. Hoe bewijst dus ónze-vriend Weston dit laatste vaststaan ? Daardoor, dat hij beweert. Maar zelfs toegegeven, dat het door hem beweerde feit juist ware, dan zou het naar beide zijden werken, terwijl hij het slechts naar een kant laat bewegen. Als het bedrag der Joon en een constante grootheid is, kan het noch verhoogd noch verlaagd worden. Als dus de arbeiders dwaas handelen, zoodra zij een tijdelijke loonsverhooging afdwingen, dan zouden de kapitalisten niet minder dwaas handelen, wanneer zij een voorbijgaande loonsverlaging dóórzetten. Onze vriend Weston ontkent niet, dat de arbeiders onder zekere omstandigheden een loonsverhooging afdwingen kunnen; doch daar het gezamenlijk bedrag der loonen volgens hem bij natuurwet vastgesteld is, zou op de'ze verhooging een reactie moeten volgen. Aan den anderen kant weet hij eveneens, dat de kapitalisten een loonsverlaging kunnen doorzetten en feitelijk voortdurend trachten er eendoor te zetten. Overeenkomstig het beginsel van de bestendigheid van hft totaal der loonen, zou in dit geval een reactie moeten volgen niet minder dan in het andere. De arbeiders zouden alzoo een juiste handelwijze volgen, indien zij zich tegen loonsverlaging verzetten. Zij zouden dus overeenkomstig den juisten weg inslaan, dooreen loonsverhooging af te dwingen, omdat elke reactie tegen loonsverlaging een actie is voor loonsverhooging. Naar burger Weston’s eigen beginsel van de constantedoonsom zouden dus de arbeiders onder bepaalde omstandigheden zich onderling moeten, verbinden en voor loonsverhoogingen moeten strijden. Naast Marx staan in dit geval bijna alle burgerlijke geleerden van dien tijd, welke zich met dit vraagstuk bezig hielden en wij mogen aannemen, dat de economen van thans de reeds vroeger zoo herhaaldelijk bestreden en weerlegde theorie evenmin meer als een vaststaande economische wet zullen aanvaarden. Buitenland. Duitschland. 15 Augustus a.s. heeft een fusie plaats tusschen den Duitschen Metaalbewerkërsbond en den Bond van Duitsche Spoorwegvaklieden (dus voornamelijk metaalbewerkerspersoneel der spoorwegwerkplaatsen.) Met deze fusie zegt laatstgenoemde bond, na een 9-jarig meestal moeizaam tijdvak’ van vervolging tijdens de Pruisisch-Duitsche knoetregeering (tot de revolutie), i

zijn zelfstandig ': bestaan tusschen; ’ dë bestaande industriebonden vaarwel. • Er behoorde een tamelijke dosis moed en tactisch dóórzicht toe om 9 jaar geleden als arbeiders en béambtën in dienst van den staat (voornamelijk onder het Pruisisch Spoorwegministerie) tot een moderne vakf organisatie te behooren, waar hiêlenlikkerij en spionnage eenerzijds en kneveling en ontslag van arbeiders met ruggegraat anderzijds, schering en inslag was. De revolutie in November 1918 bracht daarin wel verandering en in massa stroomden de spoorwegarbeiders en rbeambten inde organisaties en ook de Duitsche Metaalbëwerkersbond won tienduizenden leden inde spoorweg,werkplaatsen. Daarnaast groeide de ih 1916 opgerichte Bond van Spoorwegpersoneel zeef snel, hoewel ook hij gedurende de oorlogs-; jaren onder dezelfde verdrukking zuchtte. Was het’dus wonder, dat het denkbeeld meer en meer doordrong, dat tusschen; beide groote industriebonden geen plaats; meer, was, voor een bepaalden beroeps- of vakbond ? •: i Waar wij in Nederland, het begrip! Industriebond nog wat vérstrekkender toe-i passen, zouden wij het advies gegeven heb-! ben, dat een fusie met den Den.schen Eisenbahnerverband (Bond van Spoorweg-; personeel) moest plaats hebben, omdat het; voor doeltreffende actie voor betere levens-; voorwaarden gunstiger resultaten afwerpt j als één organisatie in het industrieele (ofi commeflcieele) hoofdbedrijf deze actie! voert, dan dat er versplintering ’in diverse i bonden van zijdelings aan het hoofd-1 bedrijf ondergeschikte industriën plaats heeft. | Hoe dan ook (elk land zijn inzichten), j na de noodige voorbereiding had 10 Juli i 1.1. een Rijksconferentie vanaf gevaar- j digden van den „D. Met. Verb.” en „Bd. j v. Eisenb. Handwerker” (Spoorwegvak- j lieden) plaats, en als gevolg daarvan heeft dus overschrijving der leden van laatst-', genoemden bond (5000 in 50 afdeelingen) ; inden „D. Met. Verb.” plaats, op, maar verzamelen deze als reserve voor kwade, dagen, die zoodoende het „wollen – kousje” van menige Engelsche mijnwerkérsvrouw in deze dagen van verzet en ontbering is geweest. (Een schitterend voorbeeld voor menigeen hier te lande, die „potten” als „uitheemsch”, „onmodern” enz. minacht.) Verder openen de coöperaties den mijnwerkers aanmerkelijke credieten, in het vertrouwen dat zij stellen inde spaarzaamheid en matigheid hunner leden. De stakers hebben geleerd van regeeringen, die inde knel zitten en een practischen maatregel (niet van korten duur) overgenomen. Zij hebben namelijk papiergeld gemaakt. Hun bons worden door de kooplieden, evenals van de coöperaties, in betaling genomen en presenteeren de ontvangers dezer bons deze aan den -betreffenden vakbond, die hun daarvoor een „wissel” (binnen 12 maanden betaalbaar en 6 pCt. rentedragend) terug geeft. Deze oplossing is niet zonder voorbeeldden uit voorafgegane conficten, en is daarom het vertrouwen van crediteuren verklaarbaar. Gedurende de laatste phase vaneen viermaandsche staking in 1893 moesten de Engelsche mijnwerkers tot een soortelijke financieele operatie hun toevlucht nemen, en alle kooplieden,-welke door den vakbond uitgevaardigde „wissels’-’ in betaling genomen hadden, werden tot de laatste penny betaald.” * * » Ziedaar, vrienden, er valt nog al wat te leeren, want naast goedgevulde weerslandskassen is er ook nog iets anders noodig om de centen der arbeiders legen de rijkstaal* (lers der kapitalisten te doen opwegen, n.1.: i°. in plaats versplintering in allerlei secte’s, eenheid van optreden in één organisatie, zoowel op economisch gebied als voortbrenger, alsook vals verbruiker in de coöperatie; 20. een hoogere activiteit in organisator risch als ook moreel opzicht, teneinde alom vertrouwen en achting te winnen, zooals bovenstaande voorbeelden toonen, Engeland. De wilskracht en taaiheid der Engelsche mij merkers in, hun strijd tegen loonsverlaging zal zekér menigeen onder onze makkers verbazing en eerbied ingeböezemd hebben. Menigeen van de oudere makkers weet zich wellicht te herinneren, dat 23 jaar geleden, gedurende de groote uitsluiting in Dene= marken, de vrouwen der uitgeslotenen hun sieraden naar O ome Jan (bank van leening) brachten om brood voor hun kroost te koöpen, en toch htm mannen tot volharden aanzetten. Een even bewonderenswaardig voorbeeld is de houding der Engelsche mijnwerkers, zooals wij aan het Parijsche tijdschrift „Opinion” ©nlleenen : „Dat de Engelsche mijnwerkers twee

' I meandert in huil verzet- kdnderr volharden, { vis tschijnteiai? 'ongeJpdfljjkJiteifiëer, als men 1 bedenkt, dat de weerstandskassen door de 1 ■ staking in October verleden jaar geledigd 1 werden, ondanks Sfnil li e (de toenmalige Verbondsvpprzitter), de fondsen van het Verbond voor den grooten strijd die nu plaats vond intact hield. Om nu beide stakingen te kunnen bekostigen, hebben de mijnwerkers hun gedurende den oorlog gekochte y/aardeobjepten (obligaties, en dergelijke), met een verlies van 15'a 20 pCt. ten gelde moeten maken'. Hoe hebben zij trots alles kunnen leven en hun verzet kunnen hoog houden tot den laatsten dag ? Het geheim vair dezen weerstand berust bij de eigenaardige organisatie der Engelsche vakbonden en niet het minst der Engelsche coöperaties, die een heel wat nuttiger taak voor oogen hebben dan tot nu dë onze. (Hopelijk verandert dat inde toekomst.) De Engelsche coöperaties zijn namelijk | tegelijk spaarkassen hunner leden, die, natuurlijk niet in zoo beschamend geringe | aantallen als bij ons in Nederland, hoofci zakelijk uit de vakbonden gewonnen zijn. | De leden der coöperaties nemende dividenden, welke op hun inkoopen vallen, niet .0® Bultentendteche «fier Ver, Statest | ' van N.-Amerika m 192©, : ; Over de, ontwikkeling van den buitenland; schen handel der Vereenigde Staten na | den oorlog, -geeft volgend statistisch ovérj zicht een beeld,. Er was (in millioenen i dollars): . invoer uit nitvoer naar j 1920 ' Ï9Ï9 ’"1920 ' 1919' ; Europa 1227.8 750.5 4466.7 5187.7 ! N.-Amerika 1663.5 ”57-8 1929.1 1295.8 , Z.-Amerika 761.1 687.5 623.9 441.7 Azië 1283.8 1041.4 771.9 701.2 ! Oceanie J) 192.9 154.9 271.4 196.1 i Afrika 150-3 112.2 165.7 97-9 ; . . Totaal 5279.4 3904.3 8228.7 7920.4 : Gespecificeerd: 1 België 47.4 7.7 282.5 377-9 i Duitschland 88.8 10.6 311.4 92.8 Frankrijk 165.7 123.8 676.2 893.4 Engeland 513.8 309.2 1825.02278.6 Nederland 95.2 7,5.. 5 246.5 255. x Italië . 75.4 SQ-i 371-8 442.7 Canada 611.8 494.7 971-9 734-2 Cuba 721.7 418.6 515.1 278.4 Mexico 180.2 148.9 207.9 131.5 Argentinië 207.8 199.2 213.7 155-9 Brazilië 227.6 233.6 156.7 114.7 : Chili e 120.5 82.4 55.3: 53.1 : China 192.7 154.7 145-7. 105.5- ■ Japan 4-14.7 409.9 378.0 366.4 . De meerdere uitvoer was dus in 1920, 2949.3 millioen dollars tegenover 4016 millioen dollars in «919. De uitroer naar ■ Europa is tegenover 1919 met 721 millioen dollars achteruit ' gegaan, terwijl zij in ! totaal toegenomen is. De invoer uit Europa nam daarentegen met 477.3 millioen , dollars toe. ’) , Australië en de eilanden van den Stillen Oceaan. Ingezonden. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.f Geachte Redacteur! • Gelezen hebbende het antwoord van den heer H. W.(etselaar) op mijn schrijven in ons blad van 16 Juli j.l. verzoek ik u beleefd ónderstaande te willen opnemen : Een eerste; Wefselaar heeft gelijk wanneer hij schrijft, dat hef mijn bedoeling was, de Christelijke vakbeweging een houw toe te brengen. Ik deed dit omdat ik mij als christen er aan erger, dat die beweging den haam „christelijk” draagt, terwijl zij het tegenovergestelde is van hetgeen waarvoor zij zich uitgeeft. Als zij werkelijk goed christelijk was geweest, dan zou-de wereld niet zoo rot zijn als zij nu is en trokken zij : nog veel feller daartegen op, als nu de , modernen doen. Zijn wetgeving luidt; „gij zult niet stelen”. Daar, waar de menschheid bestolen en bedrogen wordt, ook door wat zich christelijk noemt-, (wij leven toch in een christelijk Nederland) daar, Wet sela ar.

{ sluit ik mij liever aan bij de modernen, die dat euvel, bestrijden, dan aan uwe beweging, die dat kwaad nog inde hand werkt. Misschien vindt gij het nu niet vreemd dat ik schrijf christelijk modern ge= organiseert! arbeider. ■ Punt twee: Gij noemt ons program een leuze op papier. Dat behoeft en zal ook geen leuze blijven. Als de metaalarbeiders maar, willen, dan wordt het werkelijkheid. Wij blijven niet bij de pakken neerzitten, maar vragen de daad. Ook hadt gij het erover, dat ik nog enkele vruchten aan den boom had laten hangen, en gij ze me zoudt brengen, als ge weer in Utrecht kwaamt. Houd ze meer, als schelden en verdachtmaking ook ’n vrucht is, dan past ze niet bij ons, maar bij het kader van uw vakbeweging. Punt 3: Dan, beste vriend, ’t zit niet direct in samenwerken, zooals gij voorgeeft maar in ’t enz. Dat enz. beteekent. op ons program. Als gij daarmede werkt, houdt gij vanzelf op reactlonnair te zijn en komt gij hetgeen waarvoor gij u uitgeeft. Hier kunt ge uw daden toonen. Punt 4. Het dragen van verantwoording in raden en staten zal de druiven zuur doen smaken. Toen ik die woorden gelezen had, kwam ik tot de slotsom, dat gij jn Luilekkerland geboren zijt. Een zoo groote omvorming als socialisatie met zich brengt, kan nh tin eens tot stand gebracht worden, maar als de revolutie, want dat is de socialisatie, de slapende arbeiders tot denkende menschen heeft gemaakt, dan zijnde druiven zoet voor degenen, die het tot stand hebben gebracht, maar zuur voor de buitenstaanders, ’t Gaat zooals met alles, is ’t eenmaal klaar, dan is ’t jè ware. Punt 5. Zijt gij niet zeker van uw zaak, dat ge gaat pronken met hef roode veeren van ’n ander. Van je vriend Kolthek. Neen, Wetsélaar, als ik strijd voor wat recht en billijk Is, dan gebruik ik geen woorden van anderen, maar vecht met e er 1 ij k e wapenen, zeg en schrijf wat uit overtuiging geboren wordt. Punt 6. Dan verwijt gij mij, dat ik het met uw pogen tot handhaven van den achturendag niet ernstig neem. Wij zijn 1920 niet vergeten. Eèfst het gescharrel met uw program inzake den eisch van den achturendag. Die kwam toch wel ; ’n Christelijken Minister, niet noodig! Toen ’t geknoei met je zwarte vrienden, tóen men u toevoegde : gaat je grootén broer halen. Hier durf ik te verklaren, dat, mede door ’t gezwam en gepruts van uW organisatie, men nu tracht den achturendag öm hals te brengen. Men weet en voelt in Nederland, dat de Christelijke vakbeweging, zooals ze nu is, nooit'den arbeiders kan bezorgen, wat hun als mensch toekomst, n.l. een goede samenleving. Over uw verdachtmaking wat Rotterdam betreft, ik behoef er niets meer aan toe te voegen, in ; ~De Metaalbewerker” van 30 Juli kunt ge lezen wat daarvan overgebleven is. Ik zal uw artikel maar als een vergissing uwerzijds beschouwen. Een Christelijk Modern-georganiseerd Metaalbewerker. CORRESPONDEN^T""' v. H. te D. Het laatst gezondene js nu geplaatst. Wij lieten het andere achterwege om meer dan een reden. Is toch boter aan de galg. AD VERTENTIEN. f ' ■ AFDEEUNC UTRECHT Vanaf Zaterdag 20 Augustus a.s. is vanwege de Jaarbeurs de contributie-afdracht' des Zaterdagsavonds verplaatst ven Koren= beurs Vredenburg naar het gebouw der Groenten veiling Paardcnveld. * * Bezoek Bothanischen Tuin Al de leden, die belangstellen den prachtigen academischen tuin te bezichtigen, worden door ons uitgenoodigd bijeen te komen op Zaterdag 20 Augustus a.s. des namiddags uiterlijk 2’/4 uur, einde Nieuwegracht hoek Servaasbolwerk. HET BESTUUR.

Centraïe-Machinist. Inde centrale van Staatsmijn „Emma* bestaat gelegenheid tot plaatsing van eeij ervaren MACHINIST. Sollicitant moet een flinke practijk als centrale-machinist bezitten, terwijl het diploma C. scheepsmachinist tot aanbeveling strekt. Brieven met afschriften van getuigschriften, onder opgaaf van leeftijd enz., tg richten aan den Bedrijfsingenieur van Staatsmijn „Emma". Hoensbroek, Staatsmijn „Emma". Rotatiedruk „Vooruitgang'’, Keizersgracht 378, A’Uam.