nemens der regeering, werd de maatregel, vooral door de Christelijke ' Bonden, toegejuigd. Wij schreven daar: achter de schermen zien. Wat W'as het geval? Vanaf 1914 .waren door het gcheéle land de Steuncomité’s ingesteld. Werden de eerste jaren de uitgaven dezer steuncomité’s grootelijks bestreden uit vrijwillige gaven, nadat dit eenige jaren had geduurd, trok de bezittende klasse zich terug. Geleidelijk werd de regeering gedwongen, de tekorten uit de gewone middelen bij te passen. Dit vereischte in 1918 bij het beëindigen van den oorlog reeds zoodanige bedragen, dat naar middelen moeSt worden gezocht van dit instituut af te komen. Dat dit niet zoo eenvoudig zou gaan, was te voorzien. Men zou wel de steuncomité’s kunnen opheffen, doch de nood zou blijven. En men begreep dus zeer goed, dat als men die comité’s wilde opdoeken, er iets op moest worden gevonden, om de uitkeeringen toch te doen plaats hebben, doch over andere schijven. En nu kwam men met het prachtige plan, bovengenoemd. De uitgetrokken vakvereenigingsleden konden zich opnieuw wenden tot hun organisatie, en werden als rechthebbende leden beschouwd. Eerste opruiming. Zij, die tot dien hadden getrokken van de steuncomité’s en ongeorganiseerd waren, konden tot de vakvereeniging toetreden en werden eveneens direct als rechthebbende leden beschouwd. Tweede opruiming. Het restje, wat nog bleef, wei'd overgeheveld naar het Armbestuur. Dat was de finale opruiming. Natuurlijk werd bij dit schoone plan direct boter bij den visch gedaan, en ook de vakvereenigingsleden konden profiteeren. Als deze soms werkloos werden, kregen zij een bijslag op hun uitkeering, die niet te versmaden was. En de kosten ? O, geen nood! De regeering betaalde alles: bijslag, uitkeering aan leden, uitkeering aan de nieuw toegelredenen, enz. Dat kwam terecht! Inderdaad is het terecht gekomen, n.l. het wegwerken van de steuncomité’s. Wat niet is terecht gekomen, dat zijnde beloften toen gedaan. Zeker, de regeering heeft correct alles betaald wat te haren laste kwam. En ook onze leden hebben een korten tijd een vrij goede uitkeering gehad, al wrerd dit dan spoedig gevolgd dooreen hoogere bijdrage. Maar zoodra er sprake was van crisis, begin 1921, werd het snoeimes ter hand genomen en stukken van de uitkeering afeeknipt. En thans schijnt het parool te zijn : lager met de uitkeering, lager zelfs, dan wij ze in 1919 voor onze leden haddeh yastgesteld. Wat is de oorzaak dat het nu zoo loopt, en dat de vakve/eenigingen, om het zacht uitte drukken, afhankelijk zijn van de regeering? Is het de crisis? Zeker, de crisis heeft het hare gedaan. Maar volgens mijn meening is de werkelijke oorzaak, dat men het oude beproefde standpunt, n.l. het standpunt der verzekering heeft verlaten, en door de regeering een weg is opgedrongen, die de vakvereenigen althans de eerste jaren nog niet zouden hebben ingeslagen. Geen vakvereeniging zou eigener beweging zijn begonnen den uitkeeringsduur te stellen op 48 dagen na 6 maanden lidmaatschap of qo dagen na 3 jaren. Aan dezen langen uitkeeringsduur is het danken, dat in dezen tijd, juist nu er crisis is, de vakvereenigingen zich met hun werkloozenverzekering inden grond werken. Is dit te boud gesproken ? Welnu, men overdenke dan eens deze feiten. In dit jaar 1921 zal zijn uitgekeerd op 31 December rond f 530.000. Dit geld moet ergens vandaan komen. Het is gevonden op de volgende wijze: Bijdrage van leden. . . f 145.000.— Subsidies 145.000.— Voorschotten van het' Rijk . -193.000.— Bezit 1 Januari . .»• • – 47.000.— Totaal . . . f 530.c00. Natuurlijk zijn dit ronde cijfers en komt hierin nog eenige verandering. Wat echter hieruit duidelijk te zien is, en waar ik speciaal de aandacht op wensch te vestigen, is dit; dat wij trots onze f 145.000 bijdrage, nu nog schuldig blijven aan het Rijk de helft van f 193.000 of f 96.500.— Wij storten dus in\onze wcrkloozenkas rond f 241.500, (in werkelijkheid is bet nog meer) wat meer is dan J van al onze Bondsinkomsten. Ik herhaal nog eens: „Waar gaan wij heen?” Zal 1922 voor ons beter worden? Bedriegen de vöorteekenen niet, dan moeten wij ons voorstellen, dat het niet beter, doch slechter wordt. Allereerst immers vraagt de regeering een bijdrage van 20 cent per lid en per week, wat neerkomt op een som van f 220.000 per jaar bij het bestaande ledental. Als de crisis niet erger wordt, en veel kans is hierop niet,

zullen we aan voorschot nog eens een f 50.000 noodig hebben. Is het geoorloofd dergelijke bedragen te besteden voor steun bij werkloosheid? Inderdaad mag dan de vraag gesteld; „Zijn wij een Werkloozenkas of een -Strijdorganisatie?” Maar het ongezonde in dezen toestand is, dat niemand weet waar wij nog eens toe moeten komen. Was er eenige zekerheid, dat althans in 1922 de bijdrage niet zou worden verhoogd, dat was ten mniste iet®. Hadden wijde zekerheid, dat de uitkeeringen zich zouden beperken tot een 5T ton, men wist tenminste een grens. Maar dit alles staat op losse schroeven. Inde laatste circulaire van den Minister van Arbeid, regelende de uitkeeringen voor 1922, wordt niets definitiefs bepaald. Als het noodig is zal de Minister weer iets anders voorstellen. Dat andere, wel, dat zal wel aldus gaan. In Mei 1921 bleek onze bijdrage van 10 cent niet voldoende, het moest 15 cent worden. Nu in December 1921 blijkt 15 cent niet voldoende en wordt 20 cent bijdrage verlangd. Over enkele maanden zal wellicht weer een boodschap te wachten zijn van verhooging tot 25 cent. Straks tot 30 cent. Waarom niet ? Alles wat op de vakvereeniging wordt gelegd, dat is dus op de leden, vermindert de uitgaven der regeering. En hoe moet het gaan, als werkelijk in het metaalbedrijf eens de crisis komt ? Wij hebben andere vakken gezien, waar het aantal werkloozen stijgt tot 20 of 30 pCt. ja zelfs meer. Bij ons is dit momenteel 10 pCt. Als werkelijk bij ons de crisis zich uitbreidt tot 20 pCt., zal dit practisch hierop neerkomen, dat de uitkeeringen per week zullen stijgen tot 20 a 22000 gulden. Dit wordt per jaar 1.1 millioen. Waneer dit cijfer wordt bereikt, komt het hierop neer, dat wij, naast – onze gewone bijdrage van 220.000 gulden, nog eens 220.000 gulden aan voorschotten aan het Rijk schuldig worden. Een uitgave alsdan van 4} ton alleen voor de werkloozen. Wie even nadenkt, zal moéten toestemmen, dat dit toch niet gaat. Maar hieraan zit nu direct deze vraag vast; „Moeten wij vooruit of terug?” „Moeten wij voortgaan op het hellend Vlak, dat al onze middelen woorden verbruikt tot steun voor werkloozen, of moeten wij terug tot het verzekeringsstandpunt, d. w. z. dat wij onze reglementen terugbrengen tot datgene, wat in gewone tijden doeltreffend is gebleken, n.l. een uitkeering tot 60 a 70 pCt. van het loon voor alle leden, ongeacht cf zij gehuwd of ongehuwd en ongeacht of zij ineen groote of kleine plaats wonen, en een uitkeefliigsduur van 24 tot 48 dagen.” Wil men het eerste, dan dienen onze leden zich voor te bereiden op een flinke contributieverhooging, waarbij het traditioneele 5 cent of een dubbeltje maar kinderwerk is. Wil men terug, dan dient de geheele moderne vakbeweging de handen ineen te slaan om de werkloosheidsverzekering weer te brengen op het standpunt als voorheen : de werkelijke verzekering. Mijns inziens moeten wij terug tot dit laatste. De werkloosheidsverzekering inden vorm, zobals zij w'as en werd toegepast in 1917 en 1918, was goed én doeltreffend. Zij was reëel en eerlijk, omdat zij al onze léden behandelde als gelijkberechtigden. En zij baarde niet die verassing zooais thans, dat onzp leden, de goede risico, die bijna geen werkloosheid kennen, als zij eens werkloos worden, met een grijpstuiver worden weggezonden. De werkloosheidsverzekering in het stadium, waarin zij nu verkeert, is niet geschikt om te worden gebruikt in crisistijden. Daarvoor heeft zij een te korten levensduur gehad. Wanneer zij zich rustig had kunnen uitleven, flinke reserves had kunnen vormen, dan mogelijk had zij over een tiental jaren een crisis kunnen doorstaan. Nu men echter de dwaasheid heeft gehad, de werkloozenverzekering te willen dienstbaar maken in crisistijden, komt men van de eene narigheid inde andere. Maar ten slotte, kunnen wij terug? Kunnen wij terug nu wij reeds zoover zijn afgegleden? Mijns inziens, ja! Vóór alles moet de vakvereeniging weten waar zij aan toe is. Het is haar niet mogelijk de risico van de crisis op zich te nemen. Als zij reeds genoegen moet nemen met te lage uitkeeringen, als zij haar vastgestelde hooge bijdrage betaalt, is dit reeds compensatie genoeg. Haar ook nog te willen pressen tot het medebetalen van voorschotten, is ongehoord. En als de regeering weigert hierop in te gaan ? Welnu, dan afgewacht! Wil de regeering de werkloosheidsverzekering toch kapot maken (trouwens, zij is er druk mee bezig), dan zal de vakbeweging, evenals voorheen, de wegen vinden voor haar leden te zorgen. En de ervaring heeft dit wrel geleerd; op een beteren en rechtvaardiger grondslag dan thans het geval is. J. G. S.

ült de Afdeeiingen. -—-—* —•—* ■ ■ 1 AMSTERDAM. De Nieuwe Gedachte. Zondagmorgen 25 Dec. ioJ- u., zal vanwege „De Nieuwe Gedachte” inden „Victoria- j Bioscoop”, Nieuwendijk 192, spreken de heer J. Heulen, over: ~Godsdienst en Sexualiteit in ’t bijzonder bij Luther”. APELDOORN. De Ned. Vereen, tot Afsch. v. Alcoholhoudende Dranken en de A. B. B. hadden op Donderdag j.l. een Sint Nicolaasfeestje georganiseerd voor de kinderen van d,e stakende metaalbewerkers, i Een honderd en twintig grooten en kleinen namen aan het feest deel. Wat hebben wij | dien avond een massa benauwde gezichten gezien, toen St. Nicolaas met zijn zwarten knecht de zaal inkwam I Later glunderden zij allen van pret, toen zij van den Sint een cadeautje hadden gekregen. Zeer aangenaam zijnde kinderen door den Sint en door den heer 0., die hen vergastte op zijn mooi schimmenspel, beziggehouden. Er is dien avond , door de kleinen heel wat gelachen en gezongen. Een milde geefster zorgde dat aan allen een kopje chocolademelk kon worden gegeven! Ook de coöperatie droeg haar aandeel bij inden vorm van reductie op speculaas enz. Het feestje is in alle opzichten goed geslaagd en zeer voldaan gingen ouders en kinderen naar huis toe. De commissie, die de voorbereiding vaneen en ander heeft gehad, komt voor haar werk den hartelijken dank toe voor allen, die aan het feest hebben deelgenomen. Wij maken ons tot tolk van hen en brengen dien dank over. W. C. S. DEN BOSCH. Ook in Den Bosch voeren we een onderdeel van den strijd tegen de R.-K. Werkgeversvereniging, Donderdag 15 December hebben we n.l. de staking ingezet bij de R.-K. georganiseerde firma N. V. Grasso’s Machinefabrieken. De inzet was uitstekend, het verloop der staking iaat tot nu toe niets te wenschen over. Behoudens de bazen en een paar oude menschen, is alles uit de fabriek. Een flinke honderd menschen staan hier inden strijd voor het behoud hunner arbeidsvoorwaarden! Voor hun en voor hun klassegenooten! Goed zoo! Thans vrienden, volhouden! De tanden op elkaar! Ter overwinning! « * * Ook hier gaf het „Klein Soc. Tooneel” uit Amsterdam voor een góed bezet zaaltje op Zondag 20 December een zeer onderhoudend matiné! Ook hier een dankbaar gestemd publiek! Wij hadden thans wel gelegenheid, het geheele programma te zien afwerken en konden ons dus ook eens vergewissen van de al of niet juistheid van de Apeldoornsche kwalificatie, dat „De inbreker en het meisje” ten aanzien van de strekking „banaal” zou zijn. Wat wij zagen, geeft ons aanleiding, met alle kracht te protesteeren tegen een dergelijke, zoo door en door onjuiste betiteling vaneen ten aanzien van strekking en beteèkenis doodonschuldig stukje! Het „Klein Soc. Tooneel”, heeft om de betiteling hartelijk gelachen, „Charivarius”, de schrijver van het geïncrimineerde stukje, zal er wel meewarig zijn schouders over hebben opgetrokken, maar wij meenen tegenover dit sympathieke gezelschap verplicht te zijn, te verklaren, dat onze ApeldoornSche correspondent zeker om een smoesje verlegen is geweest, toen hij ons vakblad en „Het Volk” zóó een onjuiste waardeering liet opnemen over meergenoemd stukje! – Belangeloos optreden en dan nog onjuist beoordeeld worden, is meer dan ik voor dit gezelschap verdragen kan. D. W- v. H. BREDA. De staking in Breda staat er, zooais elders, nog steeds uitstekend voor! De fabrieken blijven potdicht. Wat te wenschen overlaat, is alleen de deelname aan de staking door de werklieden der électrotechnische afdeeling van de machinefabriek „Breda” v.h. Backeren Rueb. Wèl zijn er een aantal inden strijd en wordt er in Breda niet inde betreffende afdeeling gewerkt, maar het nog al beduidend aantal monteurs dat op karwei is, blijft, ofschoon zij heel goed-weten, dat zij onderkruipers zijn, stiekem aan den arbeid. En waren deze „menschen” nu nog maar niet zoo verspreid werkzaam, we zouden ze wel bij de kladden komen! Maar ’t is er zoo mee gesteld: Je denkt ze te treffen in Oudega of Blauwhuis (zoekt niet op de landkaart) en als je er bent, zijn op weg naar, Tietjerksteradeel. Zet je onderzoekingstocht voort ook in dat nest, dan merk je, dat de gezochten ondertusschen zijn gedirigeerd naar de onherbergzame oorden van het Zuidhollandsche eiland Voorne en Putten. Het feit, dat deze menschen niet staken, , werkt wel een klein beetje ontmoedigend

op de stakende makkers. Laten onze vrienden echter begrijpen, dat onze positie te sterk staat, om ondergraven te kunnen worden dooreen aantal karakterlooze parasieten ! i De koppen er voor! De overwinning moet ons zijn! * * * Door het feit, dat de R.-K. Werkgeverst vereeniging de loonsverlaging ook heeft doorgevoerd, zijn wij genoodzaakt geweest, bij drie van het vijftal R.-K. georganiseerde patroons de staking te proclameeren. Jp Donderdag 15 Dec. zijn wij begonnen. En goed begonnen natuurlijk! De strijdwas algemeen bij ~de Etna”, Moleni schot en Dekkers. Alles en alles zijn hier thans een 600 stakers. Vasthouden, mannen 1 Onze strijd is noodzakelijk en rechtvaardig 1 Niet wijken !!! * * • Het „Klein Soc. Tooneel” uit Amsterdam, gaf Zaterdagavond 17 December voor een goed bezette zaal van „Thalia”, voornamelijk stakers, een welgeslaagden kunstavond. Het repertoire, voor de pauze vaneen min of meer dramatisch, daarna vaneen komisch genre, werd zeer verdienstelijk 'en tot algemeene voldoening uitgevoerd. Het was ons onmogelijk, de voorstelling geheel te blijven bijwonen. Wij konden daarom de opvoering van het één-actertje „De inbreker en het meisje” niet meemaken. Wat wij echter hadden gezien stond op hoog peil! Het publiek toonde zich, evenals wij, dankbaar gestemd voor de zoo belangeloos gegeven heerlijke oogenblikken 1 Tot weerzien! „Klein Soc. Tooneel”! DELFT. Met het steunen voor de stakende kameraden in het land gaat het in onze afdeeling uitstekend. In vijf weken tijd wisten onze stoere werkers op fabriek, werkplaats en door huisbezoek de som van f 4093.83 op te halen. Voorwaar een mooi resultaat. Van hier uiteen woord van dank aan onze leden voor het flinke steunen, maar vooral aan de werkers met de steunlijsten. Voor deze mannen was niets te zwaar, geen moeite hebben zij ontzien; zij waren niet eerder tevreden of alle leden moesten bezocht en tot plicht gebracht zijn. kameraden, blijft zóó voortgaan! Dit medeleven inden strijd kan niet anders dan gunstige resultaten afwerpen. Met den dag wordt de strijd zwaarder, steeds meerdere plaatsen worden inden strijd betrokken, wat voor ons wil zeggen, dat wij ons steeds zwaarder offers moeten getroosten. Want deze strijd moet gewonnen worden. Waar toch 20.000 kameraden inden strijd zijn gegaan om ons Joon op peil te houden en daardoor 60 k 70 pCt. van hun' loon inboeten, is het voor ons een eereschuld, te zorgen, dat de financiën steeds flink blijven toevloeien. Solidariteit is altijd het kenteeken van onze beweging geweest. Laten wij dit blijven betrachten tot de overwinning ons is ? C. Tv HAARLEM. De verplichte steunregeling een groot succes! Wij kunnen onzen leden berichten, dat de verplichte steunregeling van dubbele contributie een groot succes is geworden. Op een zeer klein aantal na (en deze zullen de gevolgen hebben te dragen), betalen alle leden het dubbele zegel. Om de cijfers even te geven: De hoogste week vrijwillige bijdragen f 770.—, de laagste week vrijwillige bijdragen f 600.—; deze week verplichte bijdragen f 639.471, bovendien op de lijsten f 383.52, totaal f 1022.99J. Dat is een vooruitgang van f 400.—. Laten wij zeggen, dat het in orde is, doch tevens, dat er met onze menschen wat is klaar te maken, hoewel overal malais® heerscht. Goed zoo, kameraden, goed zoo, vrouwen ! Doch vasthouden, want wij zijn et nog niet! Minder goede berichten. Een sterke stijging van het aantal werkloozen; 5 Nov. 46, 12 Nov. 55, tg Nov. 61, 26 Nov. 64, 3 Dec. 68, 10 Dec. 69, 17 Dec. 93 en terwijl wij dit schrijven, zijn er weer een stuk of 15 bijgekomen. Laten de leden er toch om denken, dat hun Bondsboekje in orde is, en dat zij betalen inde juiste klasse. HARDINXVELD. Wie doet mee? Kameraden! Dat het getal ongeorganiseerden hier op Hardinxveld—1-Giessendam nog bijzonder groot is ,getuige het feit, dat nog slechts een 70-tal van de circa drie honderd metaalbewerkers georganiseerd is. Dat is geen verhouding, en dat behoeft ook niet zoo le blijven, als wij allen als één mande schouders onder het werk der propaganda zetten. Dan zullen wij zeker na enkele maanden bovenstaande getallen belangrijk in ons voordeel gewijzigd zien. Wie doet dus mee aan het huisbezoek ? De tijd daarvoor is meer dan rijp. De heer Van Vliet heeft gemeend de loonen zijner