30STE JAARGANG ZATERDAG 28 JULI 1923 No. 30

De meiaaiDemerfcer

meekblaa m den Jllgenteenen Hcderlanöscben metaalftewerkmbond.

REDACTEUR: G. VAN DER HOUVEN „ . . m . . Arbeiders aller Landen Kennis is macht, Vereenigt IE Adres van Redactie en Administratie- Hemonylaan 24. Amsterdam Eenheid bracht – Telefoon 26175 ' ■

ABONNEMENT* . .. .. , ADVERTENTLHN R« ilr :! ! ! (160 Stukken vaD a‘Sem<!“e" ‘*“* “>">“■> 01 *?rl ” ‘ Maandaf!S' Gewone advertentie.. per regel (0.30 Eg vooruitbetaling per jaar, 1 l,ou Bondsmeuws en advertentiën Woensdagsmorgens . . 090 Voor Buitenland verhoogd met porto. rijn tngetanen, Aanvrag,>r porno.ral. ....... 0.20 Dosse nummers . . . . 0.03 Afdeelmgsadvertentiën 0.20

«PLAAG 24.400 n --I.A ——— ■■ r". Officiëele lededeelingen. Deze week wordt het contributiezegel op de 308 week in het Bondsboekje geplakt. • * • NIEUWE STATUTEN EN REGLEMENTEN. [Deze week worden evenveel exemplaren van de op onze laatst gehouden algemeene Vergadering gewijzigde statuten en reglementen aan de afdeelingen toegezonden tls zij leden tellen. leder kan dus in het bezit vaneen nieuw statutenboekje komen. Aangezien eventueele volgende wijzigingen door middel vaneen aanvullingsblaadje ter kennis van de leden gebracht gullen worden, zullen onze leden goed ‘doen het nieuwe statutenboekje zorgvuldig te bewaren. HET BONDSBESTUUR. Aankondiging van finalen uitverkoop wegens liquidatie. sWèl mochten we dë vorige week in ons ■artikel ~Voet bij stuk houden”, waarbij we 'op meerdere activiteit van onze leden ter behoüd van de 48-urige werkweek aandrongen, nog eens ernstig waarschuwen voor de gevaren welke ons te dien opzichte bedreigen. Ons blad was nauwelijks van de pers, of we ontvingen van dén Directeur-Generaal yan den Arbeid een schrijven, hetwelk wij meenen volledig ter kennis van onze leden tè moeten brengen. Het luidt als volgt: ’s Gravenhage, 18 Juli 1923. Den Alg. Ned. Metaalbewerkersbond, Hemonylaan 24, Amsterdam. Ik heb het Districtshoofd der Arbeidsinspectie te Eotterdap gemachtigd om voor een tijdvak jvan 6 maanden, ingaande 8 Augustus a.s., aan iele machinefabriek en scheepswerf van Wilton toe te staan, dat 10 uur per dag en 6% uur op ■Zaterdag gewerkt wordt door dé dagploeg en 9% uur per nacht gedurende 5 dagen per ,week door de nachtploeg. Het motief voor deze vergunning is, dat de productiekosten in Nederland, vooral in verband met de hoogte der loonen in vergelijking 'met die in het buitenland, zóó hoog zijn, dat het isteeds meer onmogelijk wordt om voor het buitenland te werken. De politieke toestanden inde landen om ons heen doen nog geenszins verdachten, dat zeer spoedig het bedrijfsleven in gezonder positie zal komen. De gevolgen hiervan voor de welvaart in ons land, in het bijzonder [voor de arbeiders, zijn dermate, onrustbarend, i'dat niet voortgegaan kan worden met af te ■wachten of zonder bijzondere maatregelen de toestand zal verbeteren. Hoe ernstig ik het ook betreur, dat aan de (arbeidsvoorwaarden, zooals die enkele jaren geileden mogelijk werden geacht, moet worden getornd, mag ik het oog niet sluiten voor de werkelijkheid, die hierin bestaat, dat tengevolge yan de stagneerende invloeden, die buiten onze grenzen werkzaam zijn, ons land mede naar de 'armoede wordt gevoerd. Die zeer te betreuren omstandigheden maken het noodzakelijk, te erkennen, dat het levenspeil van 1920 tot de geschiedenis behoort en dat een verdere achteruitgang inde productie te ontgaan is, door ,nog te trachten goedkooper te produceeren. Dat hiertoe naast andere middelen ook loonsverlaging onvermijdelijk is, valt niet te ontkennen. Gaat met die loonsverlaging een werktijdverlenging gepaard, dan heeft ineen geval als bij

Wilton deze het tweeledig gevolg, dat de weekinkomens gelijk blijven en door beperking van algemeene kosten bij grooter productie, de kostprijs van het product nog verder daalt. Het is ontegenzeggelijk voor u, zoowel als voor mij, zeer pij'nlijk, dat op deze wijze de internationale handhaving van den 8-urendag in gevaar komt, doch wij kunnen ook niet lijdelijk aanzien, dat de Nederlandsche bevolking nog verder door werkloosheid verarmt, als gevolg van het optreden der andere mogendheden. Dat optreden toch dreigt de wereld in zoo’n mate te zullen vernietigen, dat er nog veel meer dan de 8-urendag voor de arbeiders door verloren zou gaan. Ik vertrouw daarom, dat ook uw organisatie zich zal weten te schikken in het onvermijdelijke en naar ik hoop tijdelijk een verlengden arbeidsdag zal verkiezen boven verdere toeneming der reeds zoo rampzalige werkloosheid. De Directeur-Generaal van den Arbeid, w.g. C. ZAALBERG. De inhóud van Hit schrijven is wel een treffend voorbeeld van de mentaliteit, welke thans het Departement van Arbeid beheerscht. Geconstateerd moet worden, dat thans met groote openhartigheid niet alleen de motieven worden aangegeven, waarom men de overwerkvergunning verleent, maar ook dat het volle licht wordt geworpen op de middellijke of onmiddellijke gevolgen, welke de Directeur-Generaal in hoogst eigen persoon van, zijn nieuwen maatregel verwacht. Gulhartig, wordt thans ineen schrijven vastgelegd, dat de werktijdverlenging wordt toeg'estaan ■ met geen ander oogmerk, dan de firma Wilton inde gelegenheid të stellen, op de meest gemakkelijke manier een loonsverlaging door te voeren om daardoor den productieprijs te kunnen verlagen. En niet minder gulhartig wordt in dit merkwaardige schrijven toegegeven, dat door deze handelwijze de internationale handhaving van den 8-urendag in gevaar komt. Dit is een openlijke erkenning van de juistheid van het steeds door ons tegen het streven naar werktijdverlenging aangevoerde hoofdmotief. Telkens weer als we gelegenheid hadden, hetzij in het bureau van den Directeur-Generaal, dan wel in dat van den Minister van Arbeid, de aangelegenheid van den werktijd te bespreken, hebben we er op gewezen, dat een voorgaan van ons land op den weg van werktijdverlenging het groote gevaar met zich meesleepte, dat ook het buitenland dan noodwendig zou moeten volgen. De Directeur-Generaal erkent nu ronduit, dat ook hij die consequentie aanwezig acht. * * * De doelstelling van het Departement van Arbeid ,is overduidelijk; men wensent de industriëelen in ons land te steunen bij hun streven naar verdere loonsverlaging. Dat de Nederlandsche regeering tegelijk daarmede optreedt als gangmaakster der reactie en de doodsklok over de internationale handhaving van den 8- urendag inluidt, neemt zij op den, koop toe. Deze regeering, welke in dagen van revolutionnnaire beweging den polsslag van den tijd niet volgde, maar vooruit liep uit vrees van haar invloed op het volk niet te zullen behouden, heeft in 1918 een wet op de 45-urige werkweek

aangekondigd en later in het parlement zien aannemen. Maar deze zelfde regeering durft het ongeveer 5 jaar later aan om haar hoogsten ambtenaar van het Departement van Arbeid een nieuwe periode te laten inluiden, waarvan deze zelf getuigt dat daardoor de internationale handhaving van den 8- urendag in gevaar komt. • * * De sociale arbeid van deze regeering doet ons denken aan het werk vaneen stel spullebazen, die op een bepaalden dag een kermis gaan ophouwen. Wie herinnert zich niet uit z’n jeugd, hoe men zich kon vergapen aan de eigenaardige bekoring, die er van het ophouwen van zulk een complex van houten tenten uitging? En wie herinnert zich niet de teleurstelling als na een week van pret, jool en snoeperij, de heele boel weer werd afgetakeld om tenslotte geheel te verdwijnen? Met overkxopt hart stond je als jongen te kijken naar de plaats waar de draaimolen had gestaan, waarvan nog alleen het cirkelvormige pad, waarin het opgesierde paard had rondgeloopen, zichtbaar was. Heel het otreden van deze regeerins: 0 i *-5 ® doet denken aan' zoo’n in 1918 inderhaast opgebouwde kermis.' Het volk heeft er tijdelijk van genoten, heeft gehost en gesprongen, rondgedraaid in het caroussel, zich vermaakt inde schiettent (burgerwacht), met ingehouden adem gekeken naar de acrobatische toeren der kunstenmakers en gegierd van het lachen-om de potsierlijke grappen van de clowns. Maar langzaam aan is men den boel gaan afbreken en wat er nu nog over is, is slechts een schaduw van wat het eens was. ♦ * * Wat te zeggen van de argumenten die inden brief van den heer Zaalberg worden aangevoerd? De loonen zijn volgens zijn schrijven in ons land zóó hoog, dat het steeds meer onmogelijk wordt om voor het buitenland te werken. De heer Zaalberg schrijft dit, nadat de pers juist met eenigen ophef gewag gemaakt heeft vaneen nieuwe, buitenlandsche opdracht aan de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amsterdam, n.l. een motortankschip van 13.000 ton. Deze onderneming, welke de loonen nog slechts 10 pCt. verlaagd heeft, ziet dan toch schijnbaar wèl kans om buitenlandsche opdrachten te verkrijgen. Maarde firma Wilton, welke de loonriqn reeds met 22 pCt. verlaagde, kan dat imiët. In elk geval heeft de Ned. Scheepsbouw Mij. bewezen, dat het argument, hetwelk de heer Zaalberg aanvoert, niet op z’n plaats is. De zeer treurige omstandigheden maken het volgens den heer Zaalberg noodzakëlijk, om te erkennen dat het levenspeil van 1920 tot de geschiedenis behoort. Welke metaalbewerker zal dit ontkennen? Bij een verlaging der loonen, welke officieel 22 pCt. bedraagt, maar in werkelijkheid veel grooter is, zal wel niemand zoo naïef zijn, om te denken, dat we nog aan het levenspeil yan 1920 toe zijni 9 • «

De brief van den heer Zaalberg geeft heel wat te denken. Vast staat wel, dat deze bedoeld is om daarmee een periode van verder gaande verslechtering van den werktijd aan te kondigen. Zoo voelt het Departement van Arbeid zich thans anno 1923 geroepen om op hoog bevel van de werkgevers, vooral van hen wier , kapitaal-beheer inden laatsten tijd nogal wondt becritiseerd door deskundigen, als sloopers op te treden van hetgeen in 4918 werd gewrocht. Wij moeten den Directeur Generaal van den Arbeid teleurstellen in z’n vertrouwen, dat wij ons in deze afbraak zullen schikken. Want wij zijn van oordeel, dat de maatregel niet onvermijdelijk is en dat een, afname van de werkloosheid ook nog langs andere wegen is te bereiken. We wisten wel dat de werkgevers inden laatsten tijd opMen Nieuwen Uitleg de deur plat liepen en dat dezen daar meer onderscheiding ten deel valt dan de vertegenwoordigers der arbeiders. Maar we wisten niet, dat ze zoo’n suces zouden boeken als .thans in het schrijven van den heer Zaalberg wordt aangekondigd. Een Regeering die het volk terug voert in slavernij. In voorgaand artikel zijn we ingegaan op de afbraak-methode van de regeering welke zij nóodig acht om ons land en speciaal de arbeiders voor verdere materieele inzinking te behoeden. Dat een regeering maatregelen overweegt om materieelen achteruitgang te stuiten, is haar recht en plicht. Wat wij haar echter euvel duiden is, dat zij dit zooals nu, niet door opbouw, doch slechts door afbraak van moreele maatregelen denkt të bereiken. Wat deze christelijke regeering thans bezig is te doen, is niet anders dan het moreele eigendom van het grootste volksdeel opofferen aan schijn-materieele voordeelen. Daarmee is onomstootelijk bewezen dat de officieele christenen, die zoo gaarne poseeren als de dragers vaneen hoogere zedelijke levensbeschouwing, in hun wezen zoo plat materialistisch zijn als maar denkbaar. Het volk in het bezit te laten vaneen behoorlijke werktijdregeling en het leeren daarvan een nuttig gebruik te maken, is van hoogere cultureele waarde dan alle schijn-maafregelen die in den vorm van z.g. zedelijkheidswetten worden opgedrongen. Alle richtingen inde vakbeweging hebben meer of minder verstrekkende eischen op hun program staan die gaan inde richting van medezeggenschap, eischen, die mede vöorwaarden inhouden, dat de doelstelling daaxvan niet anders beoogt, dan de productie op de meest voordeelige wijze te dienen. Wat heeft deze regeering, die zich thans, naar zij voorgeeft, in hoofdzaak om der wille van de arbeiders, de gewillige dienaresse van de ondernemers toont, gedaan om langs andere wegen maatregelen te treffen die de productiviteit van onze nationale industrie ten goede zouden kunneni komen ?•