30ste JAARGANG m ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1823 No, 38

De metaalfcemerfcer

Kleeß&lad van den Hlgemeenen Dederlandscben metaalbewerkersbond.

REDACTEUR: G. VAN DER HOUVEN „ , , Arbeiders aller Landen ___________________________Kennis Is macht Vereenigt Uj Adres van Redactie en Administratie: Hemonylaan 24. Amsterdam Eenheid Vracht – ■ t Telefoon 26175 1

ABONNEMENT* . . „ , ADVERTEKTIËN Bil vooruitbetaling per jaar ; ; ; ; f1 50 Stukken Van moeten ui ter lijk Maandags, Gewone advertentien per regel f 0.30 Bij vooruitnetanno per jaar. • * Bondsnieuws en advertentiën Woensdagsmorgens non Voor Buitenland verhoogd met porto. .. • , Aanvragen voor personeel 0.20 Losse nummers 0.03 J ingekomen. Afdeelingsadvertentiën . . ! ! ! I ï . . 0.20

OPLAAG 34 400 Officiëele Mededeelingen. Deze week wordt het contributiezegel op de 38e week in het Bondsboekje geplakt^ Onze leuzen bovenal. Het heeft de burger-, zoowel rechtsoheals linksche-, pers heel wat moeite gekost in 1923 bij de groote massa wat enthusiasme en feeststemming te kweeken om het jubileum van de koningin op eenigszins dragelijke wijze te herdenken. De bourgeoisie, welke zulke feesten voornamelijk noodig heeft om wat afleiding voor zichzelf te vinden, kon daarbij het decorum van de massa niet missen. De grooten der aarde nestelen zich bij zulke gelegenheden ineen ontelbaar aantal commissies en laten geen enkele poging onbenut om zich aan hare majesteit op te dringen, waarbij een onderlinge wedijver om inde voorste rijen te komen een gereede afleiding is om in het leventje van ~dólce far niénte” (zalig niets-doen) wat nieuwe opfleuring te brengen. Teneinde de maskerade volledig te doen slagen, wordt weken daarvoor reeds de groote trom geroerd om te bereiken dat het ~gewone volk” zich zal opmaken om zich langs den weg te scharen en voor het onmisbaar hoera-geroep te zorgen. De groote hanzen in en om het paleis, Jan boezeroen daarachter in dichte opeengepakte massa; ziedaar het beeld van onze hoogstaande oranjefeesten, ’t Is een bof voor de dames en heeren geweest, dat de koningin zélf de feesten in Amsterdam en Den Haag is komen opluisteren. Zonder haar tegenwoordigheid zou het een dooie en saaie boel geworden zijn. Voorzoover het heele gedoe niet gezocht is voor eigen pleizier, heeft men het in dezenn tijd van economische malaise toch noodig geacht om het gewone volk, waaronder heel wat ontevredenheid valt op te merken, ietwat op te montéren. De vroegere liefde voor het vorstenhuis, kenmerk vooral van het meest slaafsché deel der arbeiders, was steeds een groote waarborg voor volledige onderworpenheid aan het kapitalistisch gezag. Wat wonder dus dat de burgerpers alles gedaan heeft om het zoo goed als uitgedoofde oranjevuur weer eehs op te rakelen, om bij het volk weer de gewenschte stemming te brengen. De feesten zijn over ’t algemeen geslaagd. Vele menschen en vooral de jongeren onder hen, die zich in doorsnee niet druk maken over vraagstukken van politiek of economie, hebben op wat luidruchtige en uitbundige wijze in het openbaar kunnen fuiven en, zooals men dat noemt, de blommetjes buiten kunnen zetten. De bourgeoisie-pers, welke in de laatste jaren niet heeft opgehouden om versobering en zuinigheid te prediken en regelmatig critiek oefende op de spilzucht van de massa welke maar niet wilde inzien dat het goede leventje van de eerste naoorlogsjaren uit moest zijn, hebben we nog geen bezwaar zien maken tegen de geld-

verspilling welke deze feesten met zich gesleept hebben. Het doel heiligde de middelen; oranjefeesten moesten er zijn, het volk moest weer eens op straat en in geestdriftige stemming gebracht worden. Inmiddels zijn ~de feesten” nu zoowat achter den rug; nog slechts enkele naklanken vernemen we uit sommige kleine plaatsen zooals o.a. uit Katwijk tusschen twee haakjes gezegd wellicht de eenige plaats waar het jubileumfeest nog op echt ouderwetsche manier, n.l. dooreen klopjacht op wat socialistische jongelui, gevierd is geworden. Maar met uitzondering dan van Katwijk heeft het echte enthusiasme ontbroken. * * * Heel, het feestgedoe heeft niet kunnen verhinderen dat de moderne arbeidersbeweging inmiddels kalmweg haar gang gegaan is met zich voor te bereiden op haar grooten dag van demonstratie. De modern-georganiseerde arbeiders, de kern van het volk dat vooruit wil naar een nieuwen tijd, heeft zich door den feestroes niet laten afleiden, maar is voortgegaan met propaganda en agitatie om den 23011 September tot een onvergefelijker! dag ie maken. Het moet de bourgeoisie toch wel iels zeggen dat ineen tijd van loonsverlaging en geheele of gedeeltelijke werkloosheid, ineen tijd bovenal waarin men zich uitgesloofd heeft om nieuwe oranje-geestdrift te wekken, de deelname aan onze landelijke demonstratie grooter zal worden dan ooit het geval was. Voor ons is dit een treffend bewijs dat de groote kern van onze beweging ondanks de toenemende reactie nog even onwrikbaar en standvastig om haar banieren geschaard staat als inde jaren waarin het mogelijk was groote voordeelen te bereiken. Lust en ijver, toewijding en onbaatzuchtigheid zijn in onze rijen nog niet verdwenen. Integendeel ! Een groote massa zal zich het financieeie offer getroosten om a.s. Zondag in Amsterdam mee op te trekken en onze leuzen uitte dragen. De vakbeweging is momenteel niet in staat haar krachten te ontplooien zooals noodig en gewenscht zou zijn. Vele verslechteringen hebben we ons moeten laten welgevallen, omdat de ondernemersklasse thans inde sterkste positie verkeert. Maar dat alles kan niet verhinderen dat de geestdrift en het idealisme als de trouwe onmisbare metgezellen gebleven zijn. Geen enkele beweging in ons land is in staat zulk een geweldige massa demonstranten bijeen te brengen als de onze a.s. Zondag zal doen. Dat zij de regeerders en de bourgeoisie in het algemeen tot een vingerwijzing en waarschuwing, om niet op den weg van reactie voort te gaan. De kunstmatig opgewekte oranje-feestviering is voorbij, maarde nood en het lijden vaneen groote massa uit het volk, zoo schreven we voor 14 dagen, zijn gebleven. Maar bij de arbeidersklasse blijven ook de wil en het streven om zich te ontworstelen aan de greep der reactie en voor haar eischen daartoe zal zij op de bres blijven staan.

De bourgeoisie wil het economisch herstel bereiken door de arbeidersklasse weer terug te dringen naar de knechtschap en afhankelijkheid van voorheen. Geen middel wordt daartoe ontzien en de regeering, als de gewillige dienaresse, zal het belang van de heersohers dienen en bevorderen. Voor de werkenden geeft de regeering een langeren arbeidsdag en tegelijk daarmede loonsverlaging. De werkloozen zal men probeeren te treffen door vermindering van uitkeering, want op de staatsuitgaven moet bezuinigd worden. Onze christelijke regeering zal het werklooze volk oorlogsschepen inplaats van brood voorzetten. Tegenover dit alles plaatsen wij onze leuzen: Voor Bedrijfsorganisatie en Medezeggenschap ! Voor de handhaving en verdere doorvoering van den Achturendag! Tegen het militairisme! Aan economisch herstel wil de moderne arbeidersbeweging meewerken, maar niet als de onmondige, niet als de geknechte van voorheen. Wij willen handel en nijverheid zien als dingen die het volk aangaan omdat de groote massa er van moet leven. De levensvatbaarheid van onze industrie willen wij bevorderen door den arbeiders medezeggenschap te geven opdat zij hun arbeid zullen beschouwen als plicht en noodzakelijkheid en niet als een ondragélijken last. Maar we willen geen langeren werkdag die ons maakt tot doode machines, tot geestelooze werkdieren, We wenschen behoorlijke verzorging van hen die het slachtoffer zijn van deze samenleving en door werkloosheid tot armoe en ellende dreigen te verzinken. Aan oorlogsschepen die millioenen kosten en slechts ellende inplaats van welvaart kunnen brengen, heeft het volk geen behoeften én de regeering moet duidelijk gemaakt worden dat zij het belastinggeld nuttiger en meer economisch doeltreffend heeft te bestemmen. * * * De 23ste September is „Onze Dag” waarop we met tienduizenden zullen manifesteeren om onze leuzèn te laten weerklinken. We vleien ons niet met de gedachte dat alleen door onze demonstratie al onze eischen zullen verwezenlijkt worden. Daarvoor moet „Onze Dag” de inzet worden van nieuwen strijd en ontplooiing van nieuwen werklust. Geve deze groote dag van samenzijn en van eenswillende demonstratie ons kracht en lust om verder te arbeiden aan versterking van de organisatie, opdat we sterker staan tegenover de machten die ons belagen. Laat de stroom van duizenden demonstranten op den avond van 23 September terugkeeren naar zijn haardsteden, bezield met nieuwe geestdrift die niet verloren gaat. Dan zal „Onze Dag” onuitwischbare herinneringen bij ons nalaten waarmede we als goede strijders en kameraden nieuwe krachten verzamelen om de valsche leuzen en het pseudo-enthusiasme van de bourgeoisie, waarmede men ter gelegenheid van de jubileumfeesten het volk heeft willen verblinden, weg te vagen! En wij, de

bouwers van den nieuwen tijd, zullen ons enthusiasme en onze leuzen het land indragen en de arbeiders opwekken tot strijd en offers voor een groote zaak. Reden tot pessimisme? ’t Is ons opgevallen dat de diverse organen van onze zusterorganisaties een zeer somberen en pessimistischen toon laten hooren. Geklaagd wordt over verslapping bij de arbeiders, vermindering van den invloed der organisaties en teruggang in ledentallen. Het is ontegenzeggelijk juist, dat de verslapping onder de arbeiders zeer sterk is, maar verwondering behoeft ons dat zeker niet te baren. De tijd is er in het algemeen nu eenmaal niet naar, om geweldig geestdriftig te zijn en zeker niet als daar nog bij komt dat meerdere organisaties, aan handen en voeten gebonden als ze zijn wegens zware financieeie zorgen, het laatste grijntje geestdrift, dat er nog is, kapot maken. Men moet zich godbetert nog verwonderen over verslapping, als men onder alle omstandigheden de dingen zóó zwart inziet dat men tot geen enkele daad van verweer durft adviseeren. Het geval Wilton is het beste bewijs, dat de christelijke organisaties zeker geen recht tot klagen hebben over heerschende moedeloosheid. De beste strijders, zooals er ook inde gelederen van de christelijke organisaties zijn, worden ontmoedigd door de slappe houding hunner besturen. Men vergete niet dat hun leden, grootendeels gewonnen inde laatste jaren, zeer heftige, zooal niet heftiger redevoeringen van hun leiders te hooren kregen dan bij ons het geval was. Sommige leiders van christelijke huize gingen voor geweldig rood door en hun peroraties overtroffen menigmaal die van ons. ’t Is ons zelfs overkomen dat onze eigen leden een christelijken collega ten voorbeeld stelden als eigenlijk veel meer revolutionnair dan wij. Zij wisten toen nog niet, dat tusschen woorden en daden vaak een hemelsbreed verschil gelegen is. De tijd heeft intusschen geleerd, dat het verschil er wel is en dat de vurige concurreerende redevoeringen slechts ijdele woordenpraal waren. Afgezien van dit alles is de maatschappelijke toestand nu eenmaal zoo, dat we heel vaak ook met een overigens sterke vakbeweging niet tot tegenstand bieden in staat zijn. ’t Is inden laatsten tijd ook meermalen voorgekomen, dat ondanks ons advies tot verzet, de leden niet genegen waren dit op te volgen. Het zou dwaasheid zijn hen zulks kwalijk te nemen. De tijd is nu eenmaal ongunstig en moeilijk. Als de leden tenslotte maar zien dat de jleiding wil optreden als de omstandigheden dit naar hun meening noodig en gewenscht maken, dan blijft het vertrouwen er ook als door neven-factoren dat optreden toch onmogelijk blijkt te zijn. Bij velen onzer leden treffen we zeker geen strijdlustigen geest aan, maar dat wil lang niet altijd zeggen, dat zij moedeloos zijn en slapheid aan den dag leggen. Vele goede leden zijn er met een geest van berusting tegenover de toestanden die ver-