strijd Sn Twente goal Sn de eerste plaats om liet houd yen de 48'tiriQe .. t pril wee cin de tex Bél 11 di isit

Sociale Bouwbedrijven. (Uit „de Vakbeweging”.) Dezer dagen verscheen het rapport van de ~Commissie tot het ontwerpen vaneen plan voor centralisatie van de sociale bouwbedrijven in Nederland”. De kwestie van de organisatie van het bouwbedrijf houdt den bij ons Verbond aangesloten Bouwarbeidersbond reeds langen tijd bezig. Het hoofdbestuur nam te dezer zake de volgende resolutie aan: „De oogenblikkelijke toestand en de naaste toekomst van het bouwbedrijf geven aanleiding tot ernstige bezorgdheid. Terwijl de woningnood voortduurt, worden van regeeringswege maatregelen getroffen, die geenszins geëigend zijn om daarin verbetering te brengen. Vastgesteld kan worden: a. dat de bouwkosten cn dientengevolge de huren van de arbeiderswoningen in vele plaatsen te hoog zijn; dat de Regeering tracht, mede door verlenging van den arbeidstijd en daardoor net drukken der arbeidsloonen, deze bouwkosten te verlagen; b. dat dit laatste de Regeering misschien gelukken kan, zoolang het ook gelukt kunstmatig de werkloosheid te bewerkstelligen, door het weigeren van voor den woningbouw benooaigde gelden ; c. dat de Regeering door den drang der omstandigheden, vooral door de gevolgen van oen woningnood, gedwongen zal kunnen worden toch weer met kracht den woningbouw ter hand te doen nemen, waardoor de politiek van. loondruk te niet zal worden gedaan; d. dat, zoo in het tusscren b. en c, gelegen tijdvak, welk tijdvak ah het huidige kan w*orden beschouwd, niet regelend wordt ingegrepen, eenerzijds groote groepen bouwvakarbeiders door werkloosheid geteisterd worden, anderzijds tal van konflikten uitbreken, de chaos in het bedrijf zal vergrooten en de arbeidersklasse over het algemeen gedupeerd zal blijven door den woningnood, waarna, is het in c. bedoelde tijdstip aangebroken, de woninghuren weer zullen oploopen tot prijzen, welke door de arbeiders onder de geldende ekonomische omstandigheden niet te betalen zijn. In dit verband mag ook worden vastgesteld, dat in afzienbaren tijd niet te verwachten is dat het overgroote deel der arbeiders in beter gesitueerde positie zal geraken, Konklusie. In veler belang moet het worden geacht den woningbouw met kracht te bevorderen en geregelden voortgang te !BJ L 1 J1 Wat de metaalbewerker van de warmte moet weten. Door TH. WOLFF. (Nadruk verboden.) 1. De warmte is de natuurkracht, waarop de geheele techniek van de metaalbewerking berust. Inde eerste plaats kan de productie der metalen enkel en alleen door de warmte tot stand komen, namelijk door het uitsmelten van de metaalertsen, zooals het in de hoogovens van de smelterijen gebeurt. De warmte is eveneens voor de bewerking der metalen noodig. Verreweg het grootste deel der metalen wordt in warmen toestand bewerkt, hetzij in gloeienden vorm, zooals bij het smeden het geval is, hetzij in gloeiénd-vloeibaren toestand, zooals inde ijzergieterijen geschiedt. Zonder warmte zou het nóch mogelijk zijn om de metalen te produceeren, nóch om ze te bewerken. Voorts is de warmte echter ook de belangrijkste drijfkracht van de talrijke en uiteenloopende kracht- en werkmachines, die inde moderne metaalindustrie worden gebruikt. Dat zien wij rechtstreeks aan de stoommachine, de belangrijkste en meest gebruikte aanzetmachine der metaalindustrie, waar door verbranding van stookmaterialen onder den stoomketel hooge wafmtetemperafuur worden bereikt en waardoor ’t water inden ketel in stoom van hooge spanning wordt veranderd, die door middel van deze eigenschap, die hij uit de warmte heeft verkregen, de heele stoommachine en eveneens de aangesloten verschillende werkmachines drijft. Indirect is echter ook bij alle andere machines, onverschillig van welk soort, bijv. ook bij alle electrische machines, die immers tegenwoordig eveneens inde metaalindustrie op

doen hebben, waarbij er naar gestreefd dient te worden : ie. de huurprijzen tot het redelijke terug te brengen; 2e. de loonen der bouwvakarbeiders dermate bepalen, dat zij een voldoende belooning kunnen worden geacht voor den geleverden waardevollen arbeid. Taak der vakorganisatie is, in het belang der eigen leden, zoowel als dat van de arbeidersklasse in het algemeen, aan het scheppen vaneen geregelden toestand mede te werken. Middelen. a. Een geregelde toestand kan alleen dan ontstaan, zoo de Regeering bereid is er toe mede te werken, maatregelen te ( treffen, welke het mogelijk zullen maken een maximum bouwbedrag per woning voor elk toe te laten woningtype te konstrueeren. b. Noodig is daarvoor: het instellen vaneen bouwraad, bestaande uiteen gelijk aantal vertegenwoordigers van werknemers, technici, werkgevers, woning'bouwvereenigingen en Regeering, die o.a. tot taak zal hebben ; a. in overleg met de organisaties van belanghebbenden vast te stellen : 1. het, honorarium der architekten ; 2. het honorarium alsmede het eventueel saldo winstpercentage van aannemer of bouwkoöperatie e.d. (Een voorgeschreven en streng toe te passen systeem van boekhouding zal het mogelijk moeten maken de kosten van bouwwerken te kontroleeren) ; 3. de loonen en andere arbeidsvoorwaarden der bouwvakarbeider, technici en administratief personeel. b. vereenvoudiging van den woningbouw, beperking van het aantal typen en sterk doorgevoerde normalisatie voor onderdeden. Een en ander met dien verstande, dat rekening moet worden gehouden met de eischen die in verschillende deden van het land aan een arbeiderswoning worden gesteld en met den gerechtvaardigclen wensch, dat de arbeiderswoning, behalve eenvoudig en praktisch, ook ruim en geriefelijk moet zijn. c. Regularisalie van het bouwbedrijf, waardoor het mogelijk wordt, het grootst mogdijk aantal bouwvakarbeiders voor woningbouw beschikbaar te stellen, en wel door: het opschorten of vertragen van minder noodige bouwwerken en uitvoering van bouwwerken en uitvoering van bouwwerken in volgorde van hun maatschappelijke beteekenis. d. Prijskontroieerend op te treden en 200 noodig prijsregeiend in te grijpen door het stichten van aan het doel bevorderlijke bedrijven. groote schaal worden gebruikt, de warmte de drijvende kracht, waarvan alle arbeidsprestaties uitgaan, zooals wij nog meer in het bijzonder zullen verklaren. Ten slotte is de warmte ook de bron van alle kracht en arbeid van den rnenschdijken arbeider, dus ook van alle spierkracht en geestelijke kracht, die de metaalbewerker voor z;jn werk noodig heeft. Deze alles overheerschende beteekenis van de warmte voor de heele techniek der metaalbewerking doet ons veronderstellen, dat het wel op zijn plaats is, als wij hier eens dieper op het wezen en de werking van deze wonderbare natuurkracht en haar speciale toepassing inde metaaltechniek ingaan. Hierbij moeten we echter, om een beter begrip te krijgen, eerst van de algemeene eigenschappen van de warmte uitgaan. De bron van de warmte, die op de aarde aanwezig is en hier toegepast wordt is de zon, résp. de door de zon uitgestraalde warmte. Voor technische doeleinden, voor stoken, koken, voor het aandrijven van onze machines en ook voor het smelten der metalen gebruiken wij echter niet rechtstreeks de zonnewarmte, maarde warmte, die er bij de verbranding van de brandstoffen, zooals bijv. van hout en turf, vooral echter van kolen, ontstaat, omdat deze warmte een veel hoogere temperatuur heeft, dan de zonnewarmte, wat voor de genoemde doeleinden volstrekt noodzakelijk is. Maar ook de warmte, die bij de verbranding van kolen of andere brandstoffen ontstaat, dus ook de warmte, waardoor wijde metalen smelten of de andere werkzaamheden in het gietbedrijf uitoefenen, is enkel en alleen van de zon afkomstig. Hoe moet dat verklaard worden ? De kolen zijn een veranderingsproduct van hout, zijn uit de verandering, d. w. z. de verkoling van de boomen van vroegere oerwouden, die ondergegaan zijn,

(Gekonstateerd kan worden, dat de C.B.V. zooals zij thans funktioneert, niet voldoet aan in dit verband te stel- : len eischen. Ingrijpende nader vast te stellen veranderingen zullen, wil men dit lichaam behouden, dan ook in werkwijze en beheer dienen te worden aangebracht). e. Een wetsontwerp uitte werken en aan de Regeering voor te stellen, in welk wetsontwerp taak, rechten en plichten van op de bouwwerken te kiezen bouwgedelegeerden (vertrouwensmannen der arbeiders) worden vastgelegd. Op 3 Juli 1922 had een vergadering plaats van verschillende Bouwvakbonden en Produktieve organisaties, waar de volgende resolutie werd aangenomen: „Het eerste algemeene kongres van in sociale richting strevende bouw-koöperaties, bouwassociaties en Soortgelijke groepen en vereenigingen; van oordeel, dat in het algemeen belang op den door de groepen ingeslagen weg dient te worden voortgegaan; dat evenwel het vraagstuk van den bouw door de arbeiders zelve, niet plaatselijk, doch nationaal zal moeten worden opgelost; dat hierbij de medewerking van de vakorganisaties noodzakelijk is, daar ook deze, bij een verandering in het productiesysteem, haar historische taak zullen moeten blijven voortzetten; gehoord de mededeelingen over de op het congres tè Leipzig gedane stappen om tot een internationaal verband te komen ; draagt aan het voorloopig bestuur op in deze richting te werken door: 1. aanknooping te zoeken met de vakorganisatie en G.G.8.; 2. een goeden financieelen grondslag te zoeken voor het voortbestaan, voortwerken en uitbreiden van het werken in 1 éigen beheer; 3. het ontwerpen van statuten voor een Landelijken Bond van samen werkende groepen; 4. het orgaan „Hel Bouwbedrijf” a’s algemeen orgaan maandelijks te dóén verschijnen.” Er werd een kommissie benoemd, bestaande uit: F. Drewes en G. Heimans vopr de Produktieve Associatie, C. van der Lende voor den Alg. Ned. Bouwarbeidersbond C. de Klerk voor de Federatie en G. P. Westra voor den Opzichters- en Teekenaarsbond. Deze kommissie benoemde een sub-kommissie, welke tot de konklusie kwam, dat liet wenschelijk moet worden geacht, een bedrijfsbond op te richten, die zou worden gevormd door de respektievelijke vakbonden, wier leden alle of voor een deel in het bouwbedrijf werkzaam zijn. ontstaan, evenals immers ook kunstmatige kolen, namelijk houtskool, uit het hout wordt verkregen. Al onze kolengroeven zijn door het verkolen van het hout van de vroegere reusachtige oemouden ontstaan. De kracht, die de planten en hoornen van deze oerwouden vormde, was echter de zonnewarmte. De plant kan alleen onder den invloed van zonnewarmte en zonlicht ontstaan, absorbeert deze als ’t ware. Inde boomen van de oerbosschen was dus ook zonnewarmte en zonlicht aanwezig en bleven ook in het ontbindingsproduct er van, namelijk in onze steenkolen. Als wij de kolen nu verbranden, dan wordt de zonnewarmte, die ze eens tienduizenden jaren geleden geabsorbeerd hebben vrij en komt als de warmte te voorschijn, die bij het verbranden van kolen of andere brandstoffen ontstaat. Dit zullen we dooreen vergelijking nog aanschouwelijker maken. Als ik een klok opwind, dan moet ik een be- j paalde hoeveelheid spierkracht ontwikkelen. Door middel van mijn spierkracht breng ik de veer van de klok ineen bepaalden spanningstoestand, die de veer in staat stelt om het heele uurwerk te drijven. Feitelijk is het dus mijn, inde horlogeveer gelegde spierkracht, die het uurwerk drijft, dus dié in het horloge (de klok) als drijfkracht vrij wordt en te voorschijn komt. Inde horlogeveer was dus mijn spierkracht als ’t ware opgestapeld en van deze stapelplaats werd die kracht langzamerhand aan het horloge afgegeven, resp. ze werd voor de beweging van het raderwerk gebruikt. De horlogeveer is dus een accumulator (bergplaats) voor mijn spierkracht. Een dergelijke accumulator, echter niet van menschelijke kracht, maar van vroeger geabsorbeerde zonnewarmte, is ook de kool en in het geheel elke brandstof. De substantie van de kool is door de zonnewarmte ineen bepaalden gespannen toestand gebracht en

Deze bond zal bevorderen : a. het oprichten en steunen van groepen als boven bedoeld; b. het leiding gevers en verghaffen v-n kredieten aan deze groepen ; dit laatst doof het oprichten en doen beheeren van een centraal bouwbureau met zoo noodi; provinciale filialen. Taak van het bureau zou zijn, al datgene te doen wat met h; geven van leiding, het ontwerpen v;,n plan nen, het maken en kontroleeren van kulaties, het kontroleeren der administr; – ties der groepen en dergelijke, in verban stond. c. het exploiteeren van bedrijven welke met het bouwbedrijf in nauw verband staan. Als richtsnoeren voor het werken der groepen, worden de volgende regelingen voorgesteld: a. uit de statuten en reglementen mo blijken, dat de groepen op demokratiscl ■ wijze werken, met vooropstelling van he gemeenschapsbelang en het gemeenschappelijk belang van allen die in her fcouwbe ■ drijf in loondienst werken ; b. de winst die eventueel gemaakt wordu moet zoo goed als geheel ten nutte van de bedrijfsuitbreiding worden aangewend, een' en ander na voldoende afschrijving. De heer Heimans diende daarnaast een plan in, waarbij het gedachte nieuwe be drijf den vorm had vaneen Naamlooze Vennootschap; na eenig beraad heeft de kommissie aan dezen vorm de voorkeur gegeven. Na verder overleg met het Bureau vo ; Sociale Adviezen werd besloten tot een zoodanige organisatie te adviseeren – n naast een N. V. Centraal Bouwbeheer, een N. V. „Centrale kas” op te richten, welke de geldmiddelen zou beheeren, en. als bankbedrijf optredend, tot voornaamste taak zou krijgen, de bij het „Centraal Bouwbeheer” aangesloten groepen te krediteeren. ! De kommissie is van meening, dat zulk een organisatie weliswaar niet een stuk socialisatie van het bouwbedrijf zou betekenen, doch wel een beteekenende st,«p in de richting vaneen gesocialiseerd bedrrif zou zijn. Wat de kommissie met haar plannen wil bereiken, drukt zij als volgt uit: „Met hetgeen wij hier voorstellen trachten wij te bevorderen dat wordt opgericht een bouwbedrijf, wat niet tot speciaal doei heeft het maken van win winst en nog eens winst, maar wat ten doei heeft het leveren van zoo goed mogelijk werk, m hoofdzaak arbeiderswoningbouw, op de meest ekonomische wijze en dus voor den meest billijken prijs verricht. Wij willen breken prijsopdrijving. Wij willen er in het algemeen naar streven, de chaotische toestanden in ons bedrijf te doen verdwijnen, arbeidsvreugde deze opgestapelde warmte koms bij de ontspanning van de substantie van de kool. namelijk bij de verbranding, als verbrandingswarmte voor den dag. De kool is dus een zonnewarmte – accumulator, op dezelfde manier zooals de electrische accumulator opgesiapelde electrische energie bevat, cn levert ons de warmte, die wij voor al onze technische doeleinden noot' hebben. De metaalgieters moeten er zich dus steeds van bewust zijn, dat de warmte, die bij de verbranding der slookmaterial n inden smeltoven ontstaat, dus ook de warmte, die het gloeiend vloeibare ijzer of ander metaal bevat, per slot van rekening van de zon afkomstig is. Voordat wij ons met de meer bijzondere verschijnselen en invloeden van de warn e inde techniek van hel gieterijbedrijf bezu houden, moeten wij over den belangrijkste-, toestand van de warmte, namelijk over d temperatuur spreken. Wij ken rede warmte in heel verschillende vormen Een stuk ijzer kan koud, lauwwarm of h d warm zijn, wat we reeds eenvoudig met onze hand kunnen voelen; het kan echtr i ook gloeiend, roodgloeiend of witgloeiend zijn en ten slotte ook gloeiend-vloeibaar. Dat alles zijn verschillende stadia der warmte, die wij temperatuur noemen. Een stuk roodgloeiend ijzer bevat veel meer warmte dan een even groot stuk lauwwarm ijzer, daar het in beide gevallen een ev groot, r-esp. even zwaar stuk ijzer, dus er een evengroote ruimte betreft, waarin ■ warmte aanwezig is, moet in het stuk rcw gloeiend ijzer, daar dit veel meer warn . bevat dan het lauwwarme stuk ijzer, de warmte als ’t ware veel dichter aanwezig zijn. Deze grootere „dichtheid” van de warmte ineen bepaalde ruimte is in dit geval de hoogere temperatuur van de warmte. (Wordt vervolgd.)