Een zwak geheugen. De heer Mr. Kortenhorst is onze beweging aan ’t kapittelen, omdat zij, staande op het beginsel van vrijhandel, desondanks geprotesteerd heeft tegen de doctrionaire „vrijhandelaars”, die meenen dat elke overheidssteun aan de industrie uit den booze is. De roode pers, zoo betoogt Mr. K., heeft het geval van de „Nederland” een schandaal genoemd, maar had daartoe niet het recht; „Men is vrijhandelaar of men is het niet en daarin mag geen verandering komen, al naar gelang de bescherming bestaat ineen verhoogd invoerrecht en een invoerverbod dan wel ineen subsidie, en evenmin of het te beschermer! object uit een schip dan wel uit schoenen bestaat, en evenmin of de te beschermen arbeiders Amsterdammers dan wel Brabanders zijn. Zal het vrijhandelschip van de heeren Heldring en Treub na de averij die het beloopen heeft nog langer door de roode arbeiders worden bemand? Zal men eindelijk bij het N. V. V. gaan inzien, dat de economische politiek van „het Vrije Ruilverkeer” het volk doemt tot pauperisme?” Echt iets voor Mr. Kortenhorst om een voorval, dat met bescherming, zooals wij dit in ons land verstaan, slechts den naam gemeen heeft, voor zijn protectionistisch standje uitte buiten. Met kinderlijke opgewondenheid constateert hij dat „Het Volk” van 19 Jan. j.l. eenige graden naar de goede richting gezwenkt is en hij acht die een zeker teeken, „dat het gist inde roode gelederen”. Misschien is het voor ’s heeren Kortenhorst’s memorie niet ondienstig, dat wij hem er even aan herinneren dat, wat hij „zwenking naar de goede richting” en „gisting inde roode gelederen” noemt, niet dateert van 19 Januari j.l. Het congres van de S. D. A. P., gehouden met Kerstmis 1921 te Arnhem, heeft zich toen reeds uitgesproken voor steunverleening aan industrieën inden vorm van door den Staat te verkenen credieten. Dat is principiëel precies hetzelfde als rechtstreeksche steunverleening inden vorm van subsidies. Trouwens het N. V. V. had zich al eerder voor bijzondere maatregelen, in verband met de huidige crisis staande, uitgesproken. Bevordering van werkgelegenheid door subsidieverleening brengt aan den anderen kant ontlasting inden vorm van mindere uitgaven aan werkloozenöndersteuning. Derhalve is er voor Mr. Kortenhorst geen enkele aanleiding om over de protesten onzerzijds jegens de Mij. „Nederland” de protectievlag tc ontplooien en uitte steken. Open Brief aan de Directie der Ned. Scheepsbouw-Mij. 3e Conradstr., Amsterdam. Weled. Heeren Veroorloof mij op deze min of meer ongewone wijze enkele vragen tot U te mogen richten. Einde 1923 of begin Januari 1924 heeft U zich met een manifest tot Uw personeel gewend en koos als opschrift „ONJUISTE VOORSTEELING". In dit manifest wordt door U o ra. gezegd : „In het voorjaar bespraken wij een „loonsverlaging van 10 pet. met de 4 Vakvereenigingen en toen kort daarop de „staking uitbrak, stopten de onderhande„lingen en kwamen deze in September „weer aan de orde.” . . Uit het feit, dat op Maandag 10 September 1923 inde overlegconferentie van den Metaalbond, een loonsverlaging, variëerende van f/i tot 12j.fi pet. met gemiddsl'ée verlaging van 16 pet., aan de orde is gesteld, leid ik af, dat U bedoelt, dat de onderhandelingen in het voorjaar over de 10 pet. eveneens middels den Metaalbond zijn.gevoerd. Sedert het instellen van bovenbedoelde overlegconferenties heeft de organisatie, waartoe ik behoor, daaraan regelmatig deelgenomen. Geen enkele conferentie, waarvoor wij een middellijke of onmiddellijke, hetzij mondeling of schriftelijk, of wel volgens afspraak een uitnoodiging hadden bekomen, hebben wij verzuimd. En op geen dezer conferenties, in het voorjaar 1923 gehouden, is een loonsverlaging voor uw onderneming aan de orde gesteld. .. , Ik zou het derhalve zeer op prijs stellen, op de volgende vragen een duidelijk antwoord van U te mogen ontvangen. re. Op welken datum 'heeft de bovenge-

noemde bespreking in het voorjaar plaats gehad? 2e. Was hiervoor een speciale uitnoodiging gezonden, zoo ja, op welke wijze, op welken datum, en van wien is die dan uitgegaan en aan welke organisaties was die gericht? 3e. Waar had deze vergadering plaats en onder wiens leiding stond deze? 4e. Hoe zijnde namen van de 4 door U bedoelde organisaties, die aan deze bespreking hebben deelgenomen? Waar hier een misverstand in het spel moet zijn, vertrouwen wij, dat U gaarne bereid zult zijn, dit mede te helpen oplossen. Inmiddels, Met de meeste Hoogachting, P. VAN ECK, Voorzitter Afdeeling Amsterdam A. N. M. B. Amsterdam, 29 Januari 1924. Het wezen der industrieele concentratie. Van de hand van den grooten denker, den ontwerper der relativiteitstheorie, professor Norbert Einstcin, vonden wij in één onzer buitenlandsche zusterorganen een artikel onder bovenstaanden titel, hetgeen wij meenden onzen makkers niet te mogen onthouden. Inde Duitsche industrie heeft zich gedurende de laatste jaren een concernvorming voltrokken, die in haar versnellend tempo tot heden nog geen weerga vond. Deze concentratie-ontwikkeling is het gevolg van eensdeels productie-technisöhe oorzaken, anderdeels vindt zij echter haar uitdrukking in de inflatiehuishouding. (Onder inflatie verstaat men in ’t kort een opjagen van de papiergeldcirculatie boven de metaaldekkihg van de circulatiebank, waardoor de effectieve waarde van het betaalmiddel in evenredig-, heid met de verhooging van deze inflatie of beter opzwelling van papiergeld daalt en de prijzen stijgen. A. J.) Eenige groote industrieele ondernemingen trokken daaruit groote voordeelen in tegenstelling weer tot de verarming, welke voor goheelc volkslagen uit deze inflatie is ontstaan. Men kan inde concentratie-ontwikkeling zeer zeker een organische en een anorganische (d.w.z. levende en levenlooze) afwijking onderscheiden. Aan den eenen kant staat de. aaneensluiting tusschen ondernemingen der ruwprocluctie en der raffineer- en volmakingsindustrie tot huishoudelijke orga nismen zonder eigen economisch levender maatschappijen. De producties der verschillende aaneengesloten werken en fabrieken vullen elkaar wederkeerig aan. Hun productie wordt dooreen centrale geregeld en hun afzet evenzoo dooreen vergadercentrale bezorgd; theoretisch heeft ieder lid zijn belangen overeenkomstig die van den concern te regelen. Er bestaat geen twijfel, dat er inde practijk wel eens wat aan deze organisatie hapert. De productie- en handelsbelangen vaneen concern zijn dikwijls geheel verschillend. Bij de nieuwe samenvatting vaneen concern ontwikkelen zich veelvuldig storingen door oude productie- en handelsbetrekkingen, die nu den concern niet meer toebehooren. Daar zij echter vaak economisch zeer yoordeelig zijn, poogt men deze betrekkingen in het concernleven in te schakelen en benadeelt daarmede dikwijls de organisatorische eenheid. Er zijn gevallen bekend ge worden, dat de kolenhandelskantoren van den concern niet de beste cokes aan de ijzersmelterijen beschikbaar stelden, omdat er een oude loonencle handelsbetrekking tot een ander ijzerwerk bestaat en er zijn voorbeelden bekend, waar ijzer- en walswerken niet de beste materialen aan de eigen raffineeren volmakingswerken beschikbaar stelden, maar dooreen handelscentrale voor vreemde ondernemingen verkrijghsar stelden. Dat zijn echter relatief onbeduidende bezuimgm= gen tegenover de algerneene ontwikkeling, welke vastgesteld kan worden. De concernen vormen een organisatorische eenheid, waarin de afzonderlijke belangen aan de gezamenlijke belangen onderworpen zijn. BH deze vormen van concentratie vortai-se» -firma of maatschappij het centrum, dat meestal die onderneming is, waaraan de geheele schepping historisch haar ontstaan te danken ’ heeft. In deze maatschappij is het meestal een persoonlijkheid, die het geheele concern■ verbond de richting aanwijst en inde meeste gevallen heeft zich, ondanks den meer parlementairen vorm vaneen gemeensohappelijken raad van beheer van den concern, de overwegende invloed van deze persoonlijkheid niet laten breken. Bij de onderhandelingen voor concentratie zal men de nieuw aangesloten ondernemingen wel toestaan, dat haar individueele invloed niet vermindert, practisch echter hebben bijna overal de oude leidende persoonlijkheden haar invloed ook inden concern overwegend doen gelden. Men mag de beteekenis der technische, fabricatieve «n productief-huishoudelijke redenen, die tot overdenking betreffende oerproductie, verderverwerking en voltooiing

van fabricaten geleid hebben, niet te gering I achtén. Door nauwe aaneensluiting der verschillende sporten der productie en door fabricatie in verhitting (hetgeen vooral inde montanindustrie, hoogoven, walswerken enz. een groote rol speelt), was het punt der kostenbezuiniging van groote beteekenis. Echter nog meer dan dat, hebben inden na-oorlogstijd gebrek aan ruwstof en afzet den meesten invloed tot concentratie uitgeoefend. De verderver werkende ijzerwerken zijn door gebrek aan ruwstof in handen der ondernemingen van lagere trappen van productie gevallen. Het verderverwetkende ijzerwerk heeft wegens regelmatigen aanvoer van ruwstof belang bij aaneensluiting, terwijl het werk der oerproductie (hoogovens enz.) door de inschakeling der raffineer- of verfijningswerken betrouwbare afnemers wint. Naast een ruil van ruwstoffen was echter de deelname inde winsten voor de oerindustrie de voornaamste reden tot samenkoppeling met de voltooiingsindustrie en vooral daarom, omdat de ruwstofindustrie bij de groote uitvoerprestatie der Duitsche industrie, vooral aan de ten deele vallende deviezen (wissels in vreemde valuta) van den buitenlandschen handel wenschte deel te nemen. Bij alle aaneensluitingen is vooral van beteekenis dat de inschakelende onderneming inden regel overeen kapitaaloverschot beschikt, terwijl de ingeschakelde onderneming meestal onder gebrek aan kapitaal gebukt gaat. Door uitschakeling van den tusschenhandel en door concentratie der winsten ontstaan nu overwinsten, die steeds verder aangroeien en steeds grooter uitbouwing van den concern mogelijk maken. Al deze voordeelen loopen zoo in ’t oog, dat het beginsel der concentratie niet alleen strikt in verticalen, productief-technisch juisten vorm tot uitwerking komt, maar dat vele speculatieve ondernemingen zich ook in dezen vorm verder ontwikkeld hebben. Onder de concerns in Duitschland zijn tegenwoordig scheppingen ontstaan, welke onder den gezichtshoek van productief-technische samenvatting of van trustaardige beheersching vaneen industrietak kunmsn begrepen worden. De groote handelsconcerns toonen ons welken invloed de inflatie op de industrieele concentratie uitgeoefend heeft. In dit verband wordt op twee scheppingen gewezen; de „Aquila-concern” en de „Kanold-Kellner-groep”. De „Aquik*’ (Adelaar) concern vormt zich om de Frankfurter schroothandelsfirma (schroot is ijzerafval) Adler Jr., welke voor den oorlog een handel in ruwstóffen dreef en daarmede reeds toen inden sohroothandel een leidende positie innam. Gedurende den oorlogs- en na-oorlogstijd kon zij dooreen met succes bekroond zakendoen zich versterken. Aangezien de uitbreiding der firma Adler inden schroothandel nog toegenomen was, was haar inden na- ook uitoefening van invloed op de groote metaalwerken mogelijk (b.v. het ijzersmeltwerk Thale, gietstaalfabriek Döhlen, Vogtland: Machinefabriek Plauen, Machinefabriek VVilh. Hegenscheidt enz.) De Kanold-Kellner-concern ontstond evenmin uiteen logische opeenvolging van productieve gebeurtenissen, beginnende bij ontginning der steenkolen en eindigende bij de voltooiingsfabricatie, maar in deze schepping heeft zich een Duitsche onderneming met een buitenlandschen effectenkapitalist verbonden en heeft een onderneming opgebouwd, waarin fabrieken van machinebouw, textiel-, tabaks- en chocolade-industrie ingeschakeld zijn. Echter, niet alleen in deze kleine scheppingen schemert de speculatieve zijde der industrieele concerns door, maar ook de heel groote scheppingen zijn in haar ontwikkeling niet uiteen rein productief-technischen groei verklaarbaar, maar zij danken haar uitbreiding in groote mate aan de niets ontziende uitbuiting van de inflatieconjunctuur. De A.E.G. (in Nr. 20 van 19 Mei 1.1. dopr ons geschetst. A. J.), de beide groote groepen van den Stinnes-concern (Siemena-Rhein-Elbe-Schuckert-Union, de zwaarindustrieele onderhouw van den concern en dé Hi 100 Stiiwes Mij. m.b. H., de Handels- ' _ 7 • » ttncentfale van den concern) en de Otto Wolf concern zijn ten opzichte van hun snellen groei alleen verklaarbaar uit de stelselmatige opkooping van bendeen hun waarde bepaalde aandeelen en niet uit strikte opvolging van de voorwaarden der productie. Het is echter desondanks een dwaling om aan te nemen, dat de geheele ontwikkeling der laatste jaren, de snelle toename der inflatie, enkel en alleen uit de inflatie verklaarbaar zou zijn en na het einde der inflatie : weer zou, ophouden. Zeker zal menig trotséhe schepping in tijden van normale financiecle toestanden en scherpere belasting van 1 'het bezit, weder ineenstorten. De industrieele concentratie ral dan echter niet geëindigd 1 zijn, maar zal dan alleen tot vereffening komen. De gezondere economische basis zal dan ook de groote industrieele formaties laten herstellen, maarde periode der concentratie zal daarmede nog niet afgesloten zijn, I zal wellicht in nog: erootcre mate ooleven. I

De schrale ruwstofdekking der Duitsche huishouding, de verandering inden vrereldhuis'houdelijken afzet, de lasten der schadevergoeding en daarbij de vereischten van verhoogden uitvoer, dat alles zal tot uiterste rationeliteit der productie moeten leiden. Reeds nu blijkt, in welke groote afmeting een paar minder groote formaties magnetisch het geheele Duitsche huisboudingsbezit naar zich toetrekken en er is geen hoop, dat zich dat in afzienbaren tijd zal wijzigen. De bezwaren van den staat tegen deze ontwikkeling liggen voor de hand. Als deze economische machten de politieke machten uit haar economischen invloed, het machtsapparsfcé . et- .sgC'.. .■^Ahk, landsche politiek drijven, zal een scherpe uiteenzetting tusschen den staat en de privaateconomie onvermijdelijk zijn. De volkshuishouding heeft er daarentegen belang bij, dat door overzichtelijk economische leiding voldoende werkzaamheid van den industrieelen arbeid gewaarborgd wordt en dat door berekende leiding de huishouding een verlaging der onkosten van productie doorgevoerd kan worden, welke, in aanmerking genomen de ineengestorte koopkracht der Duitsche bevolking, dringend noodzakelijk is. De ontwikkeling tot groote geconcentreerd-economische scheppingen veronderstelt, dat een andere nieuwe macht, het georganiseerde proletariaat, in volledige overeenstemming met de voorwaarden en vereischten der productie tot vereffening komt en zijn aandeel inde productie en economische leiding niet laat achterstellen. De industrieele concentratie der laatste jaren zal echter ook in andere landen, waar tot nu toe het privaat-economische individualisme zich nog volledig inde heerschappij der afzonderlijke ondernemingen uitleeft, tot een herziening hunner groepeering leiden. Dat zal des te spoediger gebeuren, waar reeds nu de groote kapitalistische groepen der afzonderlijke landen tot steeds grooter toenadering komen en de groote economische schokken van den Ruhroorlog zullen in hun gevolgen tot nauwer aaneensluiting een internationale kapitalistische groep brengen. Een kijkje op de ontwikkeling der petroleumbelangen inde wereld toont, hoever deze tendentie reeds gestegen is. A- J- Uit de Afdeelingen. AMSTERDAM. Steun Textielarbeiders. Nog steeds duurt daar ginds in Twente de taaie, hardnfekkige strijd van onze kameraden tegen hun uitbuiters voort. Vastberaden houden zij stand, armoede en ontbering trotseerende. Ondanks felle koude en gebrek. Want hun zaak is een rechtvaardige zaak. Het gaat hier immers om het behoud van onzen moeizaam, veroverden achturendag, om uitte maken of de machtsprotsen daar in den Achterhoek maar kunnen vOortgaan zich te verrijken ten koste van de welvaart van duizenden arbeidersgezinnen. Overal woedt en bruist de reactie, steeds zoekende en grijpende naar middelen om de werkers terug te dringen naar hun afhankelijke positie van voorheen. Weg met de organisatie, weg met den achturendag, weg met alles wat inden loop der tijden door de arbeiders is veroverd. Dat is de leus. Evenzeer van de werkgevers inde Metaalindustrie. Reikhalzend ziet men in werkgeverskringen er naar uit, wanneer de dam van verzet, die daar nog krachtig en onbewogen staat, zal bezwijken om daarna over de geheele linie weer verder te gaan om de gansche arbeidersklasse naar het voorbeeld van de Textielmagnaten té bewerken. Dat geldt ook u, metaalbewerkers van Amsterdam I Veel is over deze zaak geschreven en gesproken en verwacht mocht worden, dat zeker elke georganiseerde naar de mate van zijn kunnen zou bijdraag om onze Tw<mtsclie makVetf', ** steunen. Dat is echter alles behalve in orde. Nog een groot deel onzer leden trekt zich van de zaak niets aan. Steunt niet. Vrienden, dit moet veranderen. Zegt niet: wij hebben ook verlaging gehad, wij kunnen niets missen. Want volgens de werkgevers, de knappe economen, verdient ook gij nog te veel. Moet ook uw loon nog meer naar omlaag. En daarom dient elke georganiseerde strijd tegen verslechtering der arbeidsvoorwaarden tot het uiterste gesteund. Werkenden, zult gij u laten beschamen door de werkloozen ? Haast allen zonderen van hun schamele uitkeering nog een bedragje af voor hun strijdende kameraden in Twenthe. Zegt u dat niets? En gij vrouwen ? Wat doet gij ? Ook daar in Twente zijn moeders, Üie hun kinderen even Hef hebben als gij fïe Uwe.