ben mogen beantwoorden. De Fransche i politiek heeft sinds het einde van den oorlog met groote hardnekkigheid twee doeleinden nagestreefd, waarvan men elders dadelijk heeft ingezien, dat zij absoluut onvereenigbaar waren, maar waaraan men in Frankrijk zelf met taaie volharding heeft vastgehouden. Men heeft getracht, van Duitschland een phantastisch hooge schatting los te krijgen, die alleen betaald had kunnen worden, indien het Duitsche bedrijfsleven tot een geweldigen opbloei geraakte zonder den kunstmatigen en tijdelijken prikkel vaneen inflatie van het ruilmiddel. Maar tegelijk heeft men getracht, Duitschland militair en ekonomisch te verlammen, door het uitte sluiten van de wereldmarkten, door het zijn koloniën af te nemen, zijn handelsvloot te vernietigen, de afscheiding te bewerken vaneen industriëel zoo hoog ontwikkeld gedeelte des lands als Opper-Silezië en ten slotte ook door de bezetting van het Roergebied, met zijn machtige metaalindustrie, die eventueel de wapenen zou kunnen leveren voor een nieuwen oorlog tegen Frankrijk. Het is natuurlijk te begrijpen, dat de Franschen op een militaire vernietiging van Duitschland aanstuurden. Plet geval zal zich niet licht weer voordoen, dat Frankrijk ineen eventueelen oorlog tegen Duitschland letterlijk alle andere _ groote mogendheden van de wereld aan zijn zijde vindt. Ook zelfs wanneer alle andere staten zich onthouden, is de partij niet gelijk, omdat de Duitsche bevolking zooveel grooter is dan die van Frankrijk. Bij een dergelijken toestand is er inderdaad geen andere oplossing mogelijk dan een vriendschappelijke samenwerking, waarvoor de haat echter, na het einde van den oorlog, nog veel te groot was, of wel een politiek van ruw geweld, zooals men ze in Frankrijk gedurende de laatste jaren heeft toegepast, zonder er echter rekening mede te houden, dat men hierdoor slechts nieuwe verbittering, en daarmede nieuw gevaar voor den wereldvrede, uitlokt. Terwijl men vaneen bekrompen militairistisch standpunt, dat alleen rekening houdt met het oogenblik, begrijpen kan, dat Frankrijk zijn heele politiek heeft ingesteld op een vernietiging van Duitschland, is het echter voor een buitenstaander volkomen onbegrijpelijk, dat men tegelijkertijd in Frankrijk heeft gemeend, de kip, die men op deze wijze den nek omdraaide, tevens te kunnen dwingen, voort te gaan met het leggen van gouden eieren, met andere woorden, dat Frankrijk, terwijl het Duitschland vernietigde, tevens vast bleef rekenen op een belangrijke Duitsche oorlogsschatting. » • * Dit gebrek aan logika inde Fransche politiek heeft zich bitter gewroken. Het is inde laatste jaren de bron geworden van een groot deel van de ellende, die over Europa is losgebarsten. Het heeft aanleiding gegeven tot een heftige spanning tusschen Engeland en Frankrijk, welke ten slotte, zooals de leider van de nieuwe Engelsche arheidersregeering onomwonden voor het parlement heeft verklaard, tot een oorlog tusschen Engeland en Frankrijk zou moeten leiden. Maar tevens heeft deze Fransche politiek het in Frankrijk zelf niet voorziene gevolg gehad, dat dit land op den rand van den financieelen afgrond is geraakt. Wat toch is het geval ? In alle landen, die aan den oorlog hebben deelgenomen, zoowel als inde neutraal gebleven staten, is de staatsschuld zoodanig opgeloopen, dat men slechts de keus heeft gehad tusschen een bederf van het ruilmiddel, dat zich op den duur ernstig moest wreken, of een ontzaglijke verzwaring der belastingen. In ons eigen land weten wij hiervan maar al te goed mee te praten. In Frankrijk heeft men gemeend, aan beide te kunnen ontkomen. De begroeting behoefde niet te sluiten, en de belastingen behoefden toch niet te worden verhoogd, terwijl evenmin nieuw bankpapier behoefde te worden uitgegeven, omdat immers het geweldige tekort zou worden gedekt door de Duitsche oorlogsschatting. Wel had men voor den wederopbouw der verwoeste provinciën ih de eerste tien of twintig jaar nog veel meer geld noodig dan zelfs uit de phantastische jaarlijksche vergoeding zou voortvloeien, die men aan Duitschland had opgelegd. Maar dit hinderde niet. Dit geld zou men Duitschland dan wel „voorschieten”, en het later aflossen, naarmate de Duitsche schatting binnenkwam. Men moet in zekeren zin de kinderlijke naïviteit der Fransche beleggers bewonderen, die in hun rotsvast vertrouwen op deze zienswijze hunner regeering bereid zijn gevonden, voor veel meer dan 100 milliard aan nationale verdedigingsobligatiën in te schrijven, weliswaar tegen een steeds hoogere rente, op het oogenblik reeds meer dan 7J pCt. per jaar bedragende, waarmede de herbouw van het ver-

woeste gebied is gefinancierd, zcodat schijnbaar de hoeveelheid betaalmiddelen in het land niet is gestegen. In werkelijkheid zijn echter deze obligatiën, die in ! stukken van kleine bedragen zijn uitgegeven, meer en meer van hand tot hand gegaan voor het doen van betalingen, zoodat zich naast den officiëelen bankbiljettenomlqop een niet officiëele heeft ontwikkeld, inden vorm dezer nationale verdedigingsobligatiën. De inflatie, die men de voordeur had uitgewezen, heeft derhalve door een achterdeur toch haar intrede gedaan, met het noodzakelijke gevolg, 'dat het Fransche geld in waarde is verminderd, en de waarde van den frank tegenover den gulden, het pond sterling, den dollar, enz. geleidelijk achteruit is gegaan. Inde laatste maanden is deze gang van zaken tijdelijk zeer verergerd. Het begin van deze verdere scherpe inzinking van den frank viel samen met het einde vaiï het lijdelijk verzet in het Roergebied. Een jaar lang heeft men in Frankrijk met groote geestdrift alle maatregelen der Fransche regeering tot het fnuiken van dit verzet toegejuicht. Men heeft zich gouden bergen voorgesteld van de resultaten dezer nieuwe overwinning op Duitschland. Thans zou het Roergebied met zijn gevaarlijke metaalindustrie, zooal niet politiek, dan toch feitelijk, onder Fransch gezag worden gebracht en zou Duitschland bovendien worden gedwongen aan alle Fransche eischen inzake de oorlogsschatting te voldoen. Het is anders uitgekomen. De bezetting heeft de nijverheid in het Roergebied volkomen ontwricht, en ten deele vernietigd. De betaalkracht van het onbezette Duitschland is door de afscheiding van de Roer en door de geweldige kosten van het lijdelijk verzet zoo goed als geheel verdwenen. In plaats van meer te ontvangen dan voor de bezetting, ontvangt Frankrijk thans drie maal zoo weinig. En zelfs deze zooveel kleinere betaling dreigt binnenkort geheel op te houden. Het officieele Duitschland heeft sinds de Roerbezetting de betaling der oorlogsschatting geheel gestaakt. De industriëelen in het Roergebied hebben zich na de staking van het lijdelijk verzet tot groote betalingen verbonden. Zij deden dit echter slechts, omdat zij verwachtten, dat de Duitsche regeering evenals vroeger, de waarde dezer leveringen zou vergoeden. Maar deze laatste zou hiertqe slechts in staat zijn, door wederom milliarden nieuwe bankbiljetten te drukken, die door de Duitsche bevolking eenvoudig niet zouden worden geaccepteerd, omdat zij thans genoeg heeft van de inflatie van het ruilmiddel met de daaruit voortvloeiende ellende. De overeenkomsten tusschen de Roerindustriëelen en de bezetters loopen half April af. De industriëelen hebben reeds te kennen gegeven, dat zij ze niet kunnen of willen vernieuwen, nu zij het geld uit hun eigen zak zouden moeten betalen, daar hiermede de geheele winst van de bedrijven zou zijn gemoeid. Er dreigt. derhalve weder nieuwe strijd en binnenkort zal Frankrijk, als het dien kant uitgaat, in het geheel geen oorlogsschatting meer ontvangen, terwijl het met een gapend tekort van 8 milliard franks per jaar op zijn begroeting zit, en zichzelf vrijwel inde onmogelijkheid heeft gebracht, om met kans op succes opnieuw het wapen van geweld te hanteeren. Men kan immers niet doorgaan, geheel Duitschland te bezetten en bovendien leidt zulk een bezetting, zooals thans wel afdoende is gebleken, slechts tot ontwrichting van de nijverheid en tot de onmogelijkheid, om nieuwe schattingen op te brengen. (Wordt vervolgd.) jgT* – i'é TROUW AAN DEN BOND SOLIDARITEIT! IJVERIGE PROPAGANDA! WIE DEZE DRIE ZAKEN FLINK EN NAAR BESTE KRACHTEN BEHARTIGT, DOET ZIJN PLICHT. ril ■ -fr Buitenland. AMERIKA. Het financieele verslag van de „United States Steel Corporation” over 1923 luidt buitengewoon gunstig. Naast de regelmatige kwartaaldividenden kan deze trust nog extra dividenden uitbetalen. In het vierde kwartaal 1923 bedroegen de nettowinsten 50

millioen dollars, de hoogste kwartaalopopbrengst van de staaltrust sinds 1918, in welk jaar zij nog buitengewone oorlogswini sten binnenhaalde. Over het geheele jaar 1923 bedroeg de zuivere winst 180 millioen dollars (f 44.540.000) of 78 pCt. meer dan in 1922. Het teekenende is, dat volgens het verslag dat gunstige resultaat bereikt is, ondanks den overgang van het twee- naar het drieploegenstelsel, of van de twaalfurennaar de achturendagtaak. Een lesje voor de jeremiaden-snotterende-tegenstanders van menschwaardigen arbeidstijd. • • • Bovengenoemde staaltrust heeft deze omzetting van het twee- in het drieploegenstelsel reeds in So pCt. van haar bedrijven ingevoerd; de haar in grootte opvolgende „Betlehem Steel Co.” heeft zelfs in 98 pCt. der bedrijven de achturendagtaak ingevoerd. Volgens de „Information Socialen” werd de vermeerdering van het aantal arbeiders reeds door verbetering den werkmethoden en der bedrijfstoerusting vereffend. Het tijdschrift der zwaarindustrie, „Iron Age”, schrijft, na vermeld te hebben, dat niet alle arbeiders met de invoering van den achturendag overeenstemden, dat de ondernemers eenstemmig met deze hervorming accoord gingen. Als gevolg van dezen maatregel verminderde de arbeidsvermoeienis; zoowel de persoonlijke arbeidsprestatie, als ook de gezamenlijke productie zijn ver-

beterd. De stiptheid is grooter en de fluctuatie (verwisseling van werkgever) der arbeiders, de vloek der Amerikaansche industrieën, is verminderd. De arbeiders, die hun zwaren werkkring verlieten teneinde een lichtere bezigheid te zoeken, zij' nu weder tot de metaalindustrie terug" keerd. ENGELAND. Een kort geleden door het „Engelsche Verbond van Vakvereenigingen” gehouden statistiek over den dagelijkschen werktijd der leden van de aangesloten organisatiegaf het volgende resultaat. Ruim millioen arbeiders hebben fL 48-urige werkweek, 800.000 arbeiders wer ken 42 uren per week. Van de totaal 15 millioen Engelsche arbeiders werken 10 a 12 millioen 48 minder uren per week. A. J. CORRESPONDENTIE. v. IJ te U. Wanneer er naar uw meening onjuistheden geschreven zijn, is toch uw eerste plicht daarover uw bestuur te onderhouden, ’t Is tot dusverre onze goede gewoonte om dit niet inde krant, doch elders te doen. RED.

ADVERTENTIEN.

Afdeeüng Süedrecht Buitengewone Ledenvergadering op Zondag 31 Augustus a.s., ’s morgens 10 uur, bij KOR EVA AR. Wij rekenen er op, dat al onze leden aanwezig zuilen zijn. HET BESTUUR. METAALBEWERKERS! DEN HAAG- ROTTERDAM Kent U de voordeelen als organisatielid bij aankoop van uw Schoeisel ? Maakt U gebruik van de aan U toegezonden prijslijsten? voor de afd. ROTTERDAM: A. MEEUSEN, 0.-Binnenweg 66, voor de afd. DEN HAAG: Firma DE VOOGD, Westelnde 195, t.o. R.-K. Ziekenhuis.

Zeep- en Parfumerlefabriek „HET LAMPJE”, Diemen—Amsterdam – Tel. 50872. Opgericht ten disns'e der Tuberculosebestrijding. Wie hielpen wij reeds? Conservatief en Bolsjewiek, Protestant en Katholiek, Orthodox en Atheïst, Zionist en Agoedist, Liberaal en Radikaal, ledereen, ja allemaal! Meisjes, Jochies, Vrouw en Man, Want, wij helpen waar het kan! Vindt gij dat een mooi idee? Ja? Vooruit dan, helpt dan mee! Gebruikt „ZONHESTRAALZEEP” (Vlerk: „HET LAMPJE”.