29STE JAARGANG ZATERDAG 29 JOU 1922 No. 30

De fftetaalDemerfcer

CMbfód san den Hlaetneenen Hederlandscben meiaa!l)ei»erkersi)ottd.

““ REDACTEUR: G. VAN DER HOUVEN “f “ï Arbeiders aller Landen Kennis Is macntt Vereenigt U. Adres van Redactie en Administratie; Hemonylaan 24, Amsterdam Eenheid kracht. * ■ – Telefoon Z6175 « ... ■- – 11 ' ' |

ABONNEMENT: .. , . , ADVERTENTIES; __ , ... ~. . Stukken van algemeenen aard moeten uiterlljk Maandags, , ... , f By vooruitbetaling per Jaar ,f1.50 „ , . . , . . , ° öewone aavertentién ..... per regel f 0.30 rr d , j , j * . Bondsmeuws en Adveitentiên Woensdagsmorgens . . ° _ Voor Buitenland verhoogd met port? .. . , ° I Aanvragen voor personeel . • . , ,0.20 Losse nummers 0.03 ZIJD ge omeil' | Afdeelingsadvertentiën .., , » , , , 0.20

OPIiAACi 25 S5O Officieels Mededeelingen. Deze week wordt het contributiezegel op de 30e week in het Bondsboekje geplakt. • * » Wij maken de leden van de afdeeling LEIDEN attent op dein dit nummer voor» komende advertentie. Onze positie. (D.) Inden onlangs gevoerden grooten strijd heeft onze Bond getoond wat hij kan presteeren. Wij zijn overtuigd, dat meerdere onzer tegenvoeters, maar vooral de werkgevers, zich verbaasd zullen hebben over ons kunnen. Onze kracht zit echter niet alleen in hetgeen wij gepresteerd hebben, maar vooral in het feit, dat onze Bond, ook na den gevoerden strijd, nog volkomen intact is en in staat een dergelijken strijd opnieuw te financieren. Onze kracht wordt overigens niet alleen gevormd uit het directe vermogen, doch vooral ook door het indirecte; otize kracht zit inde solidariteit der moderne arbeidersbeweging, een solidariteit, die door geen andere richting wordt geëvenaard. Hét féit, dat tijdens den gevoerden strijd een bedrag van meer dan f 600.000 aan vrijwilligen steun is bijeengebracht, is van buitengewone beteekenis. Niet echter alleen onze financieele positie is goed, ook onze moreele positie laat niets te wenschen over. Dat is duidelijk gebleken op ons laatst gehouden congres. Wij hebben eenigen tijd na de gevoerde staking het gevoel gehad, alsof het vertrouwen in onze leiding geschokt was. Er zijn hier en daar uitdrukkingen gebezigd, die een dergelijk vermoeden wettigden. Thans blijkt echter, dat de groote meerderheid onze leiding en tactiek waardeert en vetrouwen stelt inde kracht, die onze Bond zich inden loop der jaren heeft weten te verzamelen. De wetenschap, dat de leden vertrouwen stellen in hun organisatie en leiders, is voor deze laatsten van buitengewoon gewicht. Zonder dat vertrouwen is het haast ondoenlijk, datgene te doen, wat men in het belang der leden acht. Laat men zich niet voorstellen, dat de leden zonder voorlichting en zonder leiding hun belangen naar behooren kunnen behartigen. leder, die de verstandhouding in het maatschappelijk leven kent, weet dat objectieve voorlichting en zaakkundige leiding noodig zijn om uit elke situatie het meest mogelijke te halen. In elke actie, in eiken strijd komen situaties voor, waarbij men moet wikken en wegen, waarin snel beslissen vaak geboden en voordeelig kan zijn. De wetenschap, dat men het vertrouwen heeft, kan in dergelijke gevallen den leden onschatbare diensten bewijzen. Zonder vertrouwen is het leiden vaneen groote organisatie, vooral als zij met de werkgevers in conflict is, ondoenlijk. Uit ingediende congresvoorstellen van enkele afdeelingen trokken wijde conclusie, dat men niet overal gerust is over het beleid en waarborgen wenscht tegen eventueele handelingen der leiding.

Intusschen is uit de besprekingen op het congres gebleken, dat wij wat voorbarig waren met onze conclusies, aangezien de desbetreffende voorstellen gekomen zijn uit gevoelsoverwegingen en dus niet getoetst aan de practijk. Deze wetenscahp is voor ons van belang, omdat zij leert dat in dagen van strijd het contact met de leden, vooral de direct betrokkenen, zoo goed mogelijk moet zijn. Bij het voeren van actie, in dagen van strijd voornamelijk, moeten gevoelsoverwegingen niet al te sterk gelden. Dan behoort het verstand, richtsnoer te zijn. Dat geldt voor het voeren van actie ter verbetering van arbeidsvoorwaarden en niet minder voor het verweer tegen verslechteringen. Een moeilijkheid bestaat bij het raadplegen der betrokkenen steeds, n.l. het gevaar dat de tegenstander met de situatie en de door de organisatie te volgen gedragslijn op de hoogte komt. Daarom zal de leiding vaak verplicht zijn, uit tactische overwegingen, met een kleine vertegenwoordiging der betrokkenen te beraden. In dergelijke gevallen behoort vertrouwen aan weerszijden te bestaan. Wij hebben inden loop dèr jaren geleerd, dat de leden der organisatie medezeggenschap verlangen, dat zij zich niet laten bevelen, zonder inden te nemen maatregel gekend te zijn. De Federatie heeft meermalen ervaren dat een bevel tot staken, zonder dat de betrokkenen gekend zijn, fiasco maakt. En de Katholieken en Christelijken ondervinden nog steeds . dat hun leden zich niet laten bevelen stakingen te breken en onderkruipersdiensten te verrichten, als een meerderheid zich vóór strijd heeft uitgesproken. De democratie inde organisatie en inden te voeren strijd is de eenig raogelijke weg om duurzaam en met succes te werken. Uit alles blijkt dat de arbeiders inde moderne organisatie vertrouwen stéllen en haar beschouwen als de richting die eenheid moet brengen. De Nederlandsche arbeiders zijn afkeerig van elke dictatuur, onverschillig of die komt van coihmunistisch-syndicalistische dan van de kerkelijke organisaties. Zij verlangen als volwassen menschen en niet als kinderen behandeld te worden, zij eischen een stem in aangelegenheden waarbij: zij zelf betrokken zijn. Het doet ons natuurlijk genoegen dat de arbeiders steeds meer en meer tot het inzicht komen dat ons standpunt het eenig juiste is. Deze ervaring geeft ons moed en de kracht om de moeilijkheden die zich schier dagelijks inde organisatie voor doen, te overwinnen. Een waarschuwend woord. (D.) De Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel heeft 22—24 Juli 1.1. haar jaarlijksche algemeene vergadering gehouden, bij welke gelegenheid door haar voorzitter, Dr, F. E. Posthuma, een openingsrede is gehouden over het onderwerp: „Patroon-zijn”. Aangezien deze Maatschappij kan beschouwd worden als de organisatie waarin de grootindustrie en -handel hun belangen behartigen, is het niet van belang Ontbloot.

vooral in deze tijden van reactie, een en ander uit deze rédevoering naar voren te brengen. Het waarschuwend woord van Dr. Posthuma aan het adres van vele onzer werkgevers, die naar den ouden tijd terug willen, wijst er op, dat men ook in werkgeverskringen begint in te zien, dat het heilloos drijven van de Rotterdamsche en andere krachtpatsers een economisch gevaar wordt. Na betoogd te hebben, dat er goede, minder goede en slechte werkgevers zijn, schetst hij de laatste soort, die volgens ervaring nog een beteekénend deel vormt, als degenen die in hun werknemers niets anders zien dan verlengstukken van hun machines en het eenige middel om hun machines en ander kapitaal productief te maken. Of zij leefden of stierven, was hen glad egaal en het eenige wat hen bezwaarde was, dat voor een gestorven werkman misschien niet een even vlugge en bekwame zou kunnen worden gevonden. Zoowel de goede als de minder goede werkgever van den vóór-oorlogstijd, betoogt hij verder, is door den oorlog in andere omstandigheden gekomen. De oorlogvoering heeft, naast het voortreffelijke van het intellect, bewezen, dat de massa een zeer belangrijke factor is en de vorming van deze massa is geschied door de werknemers. De lange duur van den oorlog heeft de belangrijkheid der massa hoe langer hoe meer in het licht gesteld, en het is dus zeer verklaarbaar dat na den oorlog die massa haar belangrijkheid wil blijven handhaven. Een dergelijk willen en wenschen is niet gebonden aan eenig land, doch is een internationaal verschijnsel. Waar die massa tot bruut geweld vervalt, komen toestanden te voorschijn, die voor de massa zelf zeker niet gewenscht, geschikt en aannemelijk zijn, maar die de omstandigheden van den werkgever absoluut hopeloos maken, zoo zij hem al niet geheel en al doen verdwijnen. Waar de massa als zoodanig een zekere beredeneerdheid mededraagt, waarbij voorkomen wordt dat zij als een lawine gaat werken, zichzelf sterk benadeelende en al het andere verpletterende, daar bestaat toch even goed de wensch naar invloed in verhouding tot hars belangrijkheid. De werkgever, die midden inde massa is geplaatst, heeft met dezen wensch rekening te houden en drt heeft hem in veel moeilijker omstandigheden gebracht. Wij krijgen nu na den oorlog weder allerlei stroomingen in werkgeverskringen te zien. Zelfs vertoonen zich weer vertegenwoordigers van het absolute werkgeversrègime, en ik zou met een bekende uitdrukking „dom geboren en niets er bij geleerd”, mij hiervan kunnen afwenden, wanneer deze enkelingen, want gelukkig zijn het er niet velen (ik geloof dat het aantal groöter is dan hier wordt voorgesteld, —r D.), niet een voortdurend gevaar zijn voor den werknemersstanci. (Maar ook voor den werkgeversstand I D.) Gesteld eens dat zij gelijk hebben, dat de vóór-oorlogstijd zoo ongeveer een paradijs was, dan zou ik er dit van willen zeggen, dat het nu een verloren paradijs is en dat zij zich dat goed duidelijk moeten maken. Gok' de andere

soorten vertoonen zich weder, maar alleen dat soort van werkgevers zal eenige kans hebben op voortbestaan, dat met de ontwikkeling van de massa en de daardoor gebleken kracht en macht rekening zal weten te houden.” Uit de bovenstaande uitlatingen blijkt, dat men in werkgeverskringen inziet, dat de georganiseerde arbeiders zich niet ongestraft achteruit zullen laten dringen. Vooral ook in deze malaise-tijd, zegt Dr. Posthuma, moet de werkgever trachten de economische positie zijner werknemers zoo sterk mogelijk te maken en- de sociale omstandigheden zoo goed als het kan. De hooge gedachte van den patroon, zegt hij verder, moet deze zijn: dat hij zich verantwoordelijk voelt voor het welzijn van zijn werknemers, ook al hebben deze zich nationaal en internationaal georganiseerd om voor wat zij de rechten der massa achten op te komen. Al zou ik eenigen invloed op vermindering van de kracht van deze organisatie kunnen oefenen, dan zou ik het niet doen, aan mijn medemenschen het volle recht latende dat ik voor mijzelf ook opeisch. Niettegenstaande die geweldige organisatie der werknemers heeft de patroon, naar mijn overtuiging als patroon alleen dan reden van bestaan, als hij werkelijk in alle opzichten leider is van de onderneming en als hij een breed en open oog heeft voor de belangen van de daarin werkzame 'arbeiders.” Ik weet niet of de heeren Wilton, Dijkgraaf c.s. bovengemelde vergadering bijgewoond en de openingsrede van hun voorzitter hebben gehoord. Als dit niet het geval is, zullen zij goed doen die redevoering eens aandachtig te bestudeeren, opdat zij voortaan weten wat hun te doen staat als zij op den naam „patroon” aanspraak willen maken. „Dom geboren en niets er bij geleerd” zullen zij toch niet gaarne blijven hooren. Het negende gebod. „Gij zult geen valsche getuigenis spreken/' Vreeselijk, vreeselijk erg moet toch wel de positie zijn van de bestuurders van den Christelijken Metaalbewerkersbond, waarin zij zich zelve hebben gebracht. Waarschijnlijk wanhopiger, dan voor den outsider is waar te nemen. En daaruit is het dan ook te verklaren, dat wanhopige pogingen worden gedaan, om de schuld op anderen -r- en dat zijn wij, dat spreekt trouwens vanzelf af te wentelen. ledere week opnieuw en met een ijver en toewijding stellig een betere zaak waardig, zijnde bestuurders van dien bond in hun orgaan aan het woord, om te bewijzen, niet dat zij onschuldig zijn, neen dat niet, maar dat wij ook schuldig zijn. En nu gaat het gewoonlijk zoo, wie veel bewijzen wil, bewijst niets. Dit oyerkomt thans den-heer H. W.(etselaar). Reeds in hun orgaan van 17 Juni heeft de( redacteur gepoogd onder den titel „Eigenaardig toch” een verslag van de conferentie op 26 April met den Metaalbond te geven. Door onzen redacteur v.d. Houven is daar uitvoerig op geantwoord, (zie ons blad van 24 Juni), teVens een maanwoord inhoudend tot den redacteur van het christelijk orgaan^