Medezeggenschap en Bedrijfsorganisatie door P. DANZ.

XXIV.

De ondernemingsraad wordt voor den duur vaneen jaar gekozen. De leden van den ondernemingsraad mogen slechts met toestemming van het scheidsgerecht ontslagen worden, behalve wanneer het ontslag op grond van paragraaf 82 van de arbeidsverordening plaatsvindt. Deze arbeidsverordening dateert van Â’t jaar 1885 en bevat vooral in paragraaf 82 zeer reactionnaire bepalingen, die willekeurig ontslag geven mogelijk maken. Sedert jaren wordt daarin reeds een wijziging verlangd, tot heden echter zonder resultaat. In Â’t algemeen kan men echter zeggen, dat Â’t ontslag geven aan leden van den ondernemingsraad zeer zeldzaam is en dat zij door de wet feitelijk tegen die willekeur beschermd zijn. Met betrekking tot de bescherming der candidaten hebben zich moeilijkheden voorgedaan, waarin de wet niet voorziet. Door een rechtsgeldige beslissing vallen zij niet onder de ontslagbescherming, waarmede de wet zelf tot een wassen neus kan worden gemaakt. Want aan de eene zijde mag de ondernemer de verkiezing niet beïnvloeden, aan de andere zijde heeft hij echter het recht de gestelde candidaten te ontslaan, zoodat hij daarmede de keus onmogelijk maakt. Een wijziging der wet zal onvermijdelijk zijn, daar vooral bij een verzwakking der organisatie groote gevaren dreigen- Tot alle zittingen van den ondernemingsraad heeft de ondernemer toegang ; ook kan hij zich daar vertegenwoordigen laten. Het verslag moet door alle aanwezige leden onderteekend worden. De ondernemer kan een afschrift daarvan verlangen. Vergaderingen van den ondernemingsraad zonder den werkgever zijn natuurlijk ook mogelijk, doch zij zijn dan niet officieel. Kondigt de ondernemingsraad de vergadering 24 uur van te voren aan, dan kan hij van den ondernemer een passende ruimte daarvoor verlangen. De ondernemingsraad kan besluiten tot dekking der onkosten, die uit den aard zijner werkzaamheden ontstaan, bijdragen te heffen, waarvan de eene helft door de arbeiders, de andere helft door d : ondernemer betaald wordt. De ondernemingsraad wordt opgeheven indien het aantal arbeiders beneden 30 daalt of wanneer de onderneming langer dan een maand zijn werkzaamheden staakt. Bij Â’t weder aanvangen met produceeren moet direct een nieuwen ondernemingsraad gekozen worden. Tot beslechting der geschillen worden rechtsinstanties ingesteld en wel de z.g. scheidsgerecht. Zij bestaan uit zes leden, waarvan twee arbeiders en twee ondernemersafgevaardigden, een deskundige en een in arbeidsaangelegenheden ervaren vakrechter, die tevens voorzitter is. De geheele beslissing hangt als regel van den rechter af. Zelfs wanneer de deskundige ten gunsté der arbeiders beslist, kan de rechter, wanneer hij aan de zijde der ondernemers staat, een tegenovergestelde beslissing laten vallen, daar zijn stem dan dubbel telt. Daardoor zijnde beslissingen zeer tegenstrijdig al naar de rechter al of niet objectief oordeelt. In Â’t algemeen kan gezegd worden, dat de wet, tegenover die in Oostenrijk, vele gebreken heeft, dat echter Â’t gebruik maken van de verschillende bepalingen geheel afhangt van de sterkte der organisatie. Waar een goede organisatie is, kan de wet van zeer veel nut zijn. Waar dit niet Â’t geval is, zal ook een betere wet niet veel uitwerken. Het belangrijkste is dat de ondernemingsautocratie gebroken is. ★ ★ ★ De ondernemingsradenwet in Duitschland na een vijfjarige practijk. Omtrent de ervaringen in Duitschland schreef Robert Dissmann, de voorzitter van den Duitschen Metaalbewerkersbond, ons een artikel, waarvan wijde vertaling hieronder weergeven. Dein Duitschland bestaande ondernemingsraden hebben als voorloopers de arbeiderscommissies van den vóór-oorlogstijd. Door jarenlang volhardend strijden hebben deze laatste door de vakorganisaties beteekenis gekregen en veel strijd moest gevoerd worden om de ondernemers te dwingen deze arbeidersvertegenwoordiging inde ondernemingen te erkennen. Toen kwam de wereld-oorlog. Op het ineenstorten van DuitschlandÂ’s militairisme volgde tot 1920 de revolutie en onstuimig verlangde de proletarische massa niet alleen gelijke rechten in het politieke leven, doch ook in de verschillende takken der economie. Zij wilde medespreken en medebeslissen en piet langer meer alleen een voorwerp inde

economie of een werktuig der ondernemers zijn. Voor deze inde massa levende radengedachten kon de Nationale vergadering niet doof blijven en zoo kwam in het begin van 1920 de ondernemingsradenwet tot stand. Aan de ondernemingsradenwet zittende gebreken vast vaneen compromis, afgesloten met een deel der burgerlijke partijen, die slechts met tegenzin aan .het onstuimige verlangen der arbeidersmassa naar een wettelijke erkenning van proletarische vertegenwoordigers inde economie gehoor gaven. Doch in weerwil van deze gebreken van de ondernemersradenwet (z.a. onvoldoende bevoegdheden en bescherming der ondernemersraden enz.) zijn wij er direct na haar in werking treden mee begonnen op den grondslag van deze wet de werkzaamheden en de taak der ondernemingsraden door de vakorganisaties zoo krachtig mogelijk te ondersteunen en op een verbetering van de ondernemingsradenwet aan te sturen. In Maart/April 1920 vonden voor de eerste maal de verkiezingen van de ondernemingsraden plaats. Hoe ziet de ondernemingsradenwet er uit? Paragraaf 1 van de ondernemingsradenwet omschrijft het volgende: „Ter behartiging van de gemeenschappelijke economische belangen der arbeiders arbeiders en beambten) tegenover den werkgever en tot ondersteuning van den werkgever bij de vervulling van de ondernemingsdoeleinden, worden in alle ondernemingen, waar als regel minstens 20 arbeiders werkzaam zijn, ondernemingsraden opgericht.” In ondernemingen, waar geregeld minder dan 20 doch minstens 5 kiesgerechtigde arbeiders werken, wordt een raadsman gekozen. Ondernemingsraden, resp. raadslieden, bestaan in alle ondernemingen van industrie, handel, verkeer, landbouw enz., voor zoover daarin meer dan 5 arbeiders wrerken. leder jaar vindt de verkiezing van den ondernemingsraad plaats. Stemrecht hebben alle 18 jaar oud zijnde mannelijke en vrouwelijke arbeiders; verkiesbaar zijnde minstens 24 jaar oud zijnde stemgerechtigden van Duitsche nationaliteit die niet meer bij de vakopleiding zijn, minstens 6 maanden inde onderneming werken en minstens drie jaar bij het vak zijn waartoe zij behooren. Bij deze laatste bepalingen zijn echter uitzonderingen toegelaten. De ondernemingsraad wordt volgens het evenredig kiessysteem gekozen, zoodat de verschillende groepen en richtingen, al naar hun sterkte, in .den ondernemingsraad vertegenwoordigd zijn. De ondernemingsradenwet spreekt van arbeiders- en beambtenraden, die beide inden ondernemingsraad vereenigd zijn. Het minimum aantal ondernemingsraden bedraagt drie (ondernemingen van 20 tot 49 arbeiders), het maximum aantal dertig (ondernemingen met meer dan 15.000 arbeiders). Indienvoor de verkiezing van den ondernemingsraad twee derde der stemgerechtigde arbeiders en beambten er voor stemmen, dan vindt de keuze van de vertegenwoordigers der arbeiders en beambten dooreen gemeenschappelijke verkiezing van alle arbeiders plaats. In het tegenovergestelde geval kiezen de arbeiders en de beambten afzonderlijk. Wij geven natuurlijk aan een gemeenschappelijke verkiezing, alsmede aan een nauw samenwerken van arbeiders en beambten over het algemeen, de voorkeur. Bevinden ineen gemeente of economisch bij elkaar behoorende, dich bij elkaar liggende gemeenten, meerdere gelijksoortige of volgens de ondernemingsdoeleinden bij elkaar behoorende ondernemingen zich in het bezit van één eigenaar, dan kan door de afzonderlijke ondernemingen besloten worden tot de stichting vaneen algemeenen ondernemingsraad naast den afzonderlijken ondernemingsraad. Deze bepaling (paragraaf 50 der ondernemingsradenwet) is zeer belangrijk met het oog op de kapitalistische concentratie die vooral ook inde Duitsche metaalindustrie verschillende ondernemingen inde handen van één ondernemer (concern) vereenigt. De algemeene ondernemingsraad omvat weliswaar slechts dein één stad en haar voorsteden gelegen ondernemingen en dus niet de zich inde verschillende rijksgebieden bevindende ondernemingen vaneen concern. Deze staan slechts in directe verbinding met elkaar door de gemeenschappelijke verkiezing van één of twee ondernemingsraadsleden inden raad van toezicht vaneen dergelijken concern. (Wordt vervolgd).

Een conflict om de leiding ? Mr. A. N. Molenaar heeft inde „Nw. Rott. Courant” een tweetal artikelen geschreven onder bovenstaand opschrift en daarin behandeld het conflict inde Machine-nijverheid, dat zich in 1922 in Engeland afspeelde. Deze artikelen zijn geschreven om de werkgevers te waarschuwen voet bij stuk te houden en ze wegwijs te maken hoe ze doen moeten om het, evenals de Engelsche ondernemers, van de vakbonden te winnen. De heer Molenaar zegt: „Ik heb mij om twee redenen veroorloofd op dit ernstige Britsche conflict, dat bijzonder veel gelijkenis toont met wat wij thans in ons land zien gebeuren, de aandacht te vestigen. Vooreerst om te laten zien hoe het Hof van onderzoek, de wenschelijkheid van overleg tusschen ondernemers en arbeiders vooropstellend, nochtans de grens tusschen dit overleg en het recht van medezeggenschap in het oog weet te houden. Het recht van den ondernemer om naar goeddunken zijn ondernemersfunctie uitte oefenen vindt onomwonden erkenning. En inde tweede plaats wilde ik er op wijzen hoe in het Engelsche conflict om de leiding het gezond verstand ten slotte de standvastige industrieelen in het gelijk stelde. Moge deze ervaring, wat ons land betreft, den belangstellenden lezer tot voorlichting dienen, den betrokken industrieelen tot steun strekken en den nog niet „bewusten” arbeider tot nadenken stemmen.” Wij ontkennen nu met de meeste beslistheid dat het hier dreigende conflict staat in het teeken van wie de leiding zal hebben, zooals Mr. Molenaar belieft vast te stellen. Waar het in 1922 inde Engelsche Machine-industrie om ging, was, volgens de artikelen van Mr. M., het volgende: „In September 1920 sloten de onder» nemers- en arbeidersorganisaties een overeenkomst betreffende het verrichten van overwerk af. Daarin was bepaald, dat systematisch overwerken niet meer zou plaats vinden en dat in gevallen, dat het verrichten van overwerk (de normale arbeidstijd bedraagt 47 uren per week) noodig was, geen georganiseerd arbeider meer dan 30 uren per vier weken overwerk mocht verrichten. Voor tal van gevallen van spoedeischenden aard, als machinebreuk, herstellingen, proeftochten en naderenden leveringstijd, werd ten aanzien van het verrichten van overwerk in het geheel geen beperking vastgesteld.” Volgens Mr. M. wenschten de arbeiders in Engeland zich aan deze overeenkomst niet te houden. „Nauwelijks was deze overeenkomst bij referendum door de arbeiders goedgekeurd of de vertegenwoordigers van de Amalgamated Engineering Union vA. E. U.) begonnen zich in verschillende gevallen tegen het verrichten van overwerk te verzetten.” Naar aanleiding van dit verzet, waardoor telkens geschillen ontstonden en conferenties geen oplossing brachten, stelden de werkgevers een memorandum op waarbij ook voor de arbeiders en hun vakbonden werd vastgesteld wat wèl en wat niét geduld zou worden. Onder den druk van de dreigende uitsluiting aanvaardde het bestuur van de A. E. U. deze regeling, welke echter door de arbeiders bij referendum werd verworpen. De uitsluiting vaneen klein millioen arbeiders werd toen op 2 Mei 1922 een feit. Om nu duidelijk te laten uitkomen het verschil met den door Mr. M. geschetsten toestand in Engeland en de vragen die ons hier bezig houden, zullen wijde feiten tegenover elkaar plaatsen. Het memorandum van de werkgevers, hetwelk door de arbeiders venvorpen werd, bevatte de volgende punten: „I. In het algemeen. 1. De trade-union behoort zich niet te mengen in het recht van den werkgever om naar eigen goeddunken de functie van bedrijfsleider in zijn onder- j neming uitte oefenen. De organisaties 1 der werkgevers behooren zich niet te bemoeien met de werkzaamheden die meer eigenaardig tot de taak van de trade- 1 unions behooren. 2. Bij de uitoefening van deze functies zullen de partijen acht slaan op de sedert j 1914 bestaande bepalingen, die het voor- i komen van geschillen ten doel hebben, voorts op de uitbreiding, die deze bepalingen gevonden hebben in „the Shop Stewards and Works Committee agree- j

ment” van 20 Mei 1919, en ten slotte op de voorschriften van alle andere landelijke of plaatselijke overeenkomsten tusschen partijen. 3. Instructies van den bedrijfsleider zullen opgevolgd worden ook tijdens de periode, dat zij overeenkomstig de bepalingen, hierboven onder 2 bedoeld, onderwerp van bespreking met de vertegenwoordigers der arbeiders uit-, maken.” ~,11. Overwerk. Vastgesteld wordt, dat overeenkomstig de bepalingen van het ~Overtime and nightshiftagreement” van 29/30 September 1920 de werkgevers het recht hebben te beslissen, wanneer overwerk noodzakelijk is. Het staat den arbeiders of , hun vertegenwoordigers evenwel vrij, overeenkomstig de bepalingen hierboven onder 2 bedoeld, elk geval van overwerk tot een onderwerp van bespreking met de werkgevers te maken. Intusschen moet het verlangde overwerk evenwel worden verricht.” De belangrijkste kwestie van geschil betrof hier de vraag of overwerk noodzakelijk was en de arbeiders dat mee zouden beoordeelen of niet. Volgens Mr. Molenaar leden de Engelsche metaalbewerkers een gevoelige nederlaag door de uitspraak van Sir " William Mackenzie, den door de Engelsche regeering aangestelden bemiddelaar. Deze Sir William concludeerde dat z.i. tot de grens van 30 overuren per 4 weken aan de bedrijfsleiding vrijheid moest worden gelaten. En, voegde hij er aan toe, wanneer de bepaling betreffende het extrabetalen van die overuren naar het oordeel der. arbeiders niet voldoende is om het overwerken zooveel mogelijk te beperken, staat het den trade-unions vrij voor een wijziging van ’t nationaal agreement op te komen. Hierbij moet in acht genomen worden dat de normale werktijd in Engeland voor de metaalbewerkers 47 uren bedraagt. Welnu, in Holland bestaat volgens de regeling van den Metaalbond sinds 1923 geen 48-urige w’erkweek meer, doch is deze vastgesteld op 56J uur. Van overuren is pas sprake na den 10Jurigen arbeidsdag. De toepassing van bovengenoemde regeling begon in Augustus 1923. Deze toepassing ging in Holland als volgt ,te werk : Aan Wilton’s Scheepswerf werden de uürTo o n en van ‘de door de volgende rekensom opnieuw vastgesteld: Het oorspronkelijke weekloon, verkregen door 48 uur werken, werd voortaan gedeeld door 59J. Dit cijfer werd verkregen door 56J, zijnde de uren die voortaan gewerkt moesten worden en 3 uur extra loon voor het overwerk. Het uurloon van deze arbeiders werd dus met iS pCt. verlaagd. Men houde hierbij tevens in het oog dat in 1922 de uurloonen bij een 48-urige werkweek reeds tweemaal 5 pCt. en tweemaal 6 pCt. verlaagd waren. Aan de werf „Nieuwe Waterweg”, waar thans het conflict is ontstaan, is in datzelfde jaar 1923 deze regeling ook van kracht geworden, met dit verschil, dat daar wel de 15 pCt. uurloonsverlaging is toegepast, nadat de arbeiders daar eveneens reeds in 1922 22 pCt. uurloonsverlaging hadden moeten slikken, doch men is aan die onderneming toen niet, zooals bij Wilton 56J uur gaan werken, doch bleef bij de 48 uur per week, omdat er geen voldoende orders waren. Aan de Rotterdamsche Droogdok-Mij., thans eigenares van de „Nieuwe Waterweg” en daardoor bij het conflict betrokken, werd in 1924 de werktijd van normaal 48 uur omgezet ineen 55j-urige werkweek. Voor deze 55J uur werken ontvingen de arbeiders inplaats van 48 maal hun gewone uurloon, 49 maal dit loon, dus 1 uur loon voor 7J uur extra werk, zonder betaling van extra loon voor overwmrk. Aan de Scheepswerf van P. Smit Jr. te Rotterdam werd in datzelfde jaar een werktijd van 56J uur per week ingevoerd zonder betaling van de meerdere uren en zonder overwerkpercentage, dus tegen normaal 48 maal het uurloon. Van overleg in al deze zaken met de arbeidersvakbonden was alleen in dezen zin sprake, dat door den Metaalbond en de werkgevers onmiddellijk bij de bespreking vooropgesteld werd : „deze nieuwe regeling kunt u aanvaarden of anders gaat de werf dicht.” Concludeerende, stellen wij dus vast; In Engeland 47 uur normale werkweek. In Holland (Rotterdam—Schiedam) 53 tot 56} uur normale werkweek. In Engeland: overwerkpercentage na de 47-urige werkweek en de vakbonden mee bepalen of het percentage hoog genoeg is.