OPLAAG 23.350 Officiëele Mededeelingen. Deze week wordt het contributiezegel op de 183 week in het Bondsboekje geplakt. Moet dat zoo blijven? Nu er weer wat meer uitzicht inde metaalindustrie is en de gemoederen niet meer alleen beheerscht behoeven te worden door de gedachte aan werkloosheid, werktijdverlenging en loonsverlaging, komen vanzelf weer andere belangrijke vraagstukken aan de oppervlakte. Het is nu maarde vraag of er bij onze tegenstanders zooveel inzicht en onbevangen oordeel zal zijn om ze ook werkelijk tot bespreking en later tot oplossing te brengen. Wij willen het hier hebben overeen van de meest dringende kwesties in onze industrie en dat is de loonregeling. Het zal voor de buitenstaanders, speciaal voor de redacties van de groote bladen als „Nw, Rott. Crt.”, „Handelsblad” e.a., wel vreemd klinken wanneer ze vernemen, dat inde geheele scheepsbouw- en machinenijverheid in ons land op een enkele onderneming na nog niets bestaat, dat op een regeling van de loonen en arbeidsvoorwaarden in het algemeen aanspraak kan maken. Wij zeggen dit, omdat deze bladen het herhaaldelijk doen voorkomen, wanneer het gaat om den eisch van de moderne arbeidersbeweging om medezeggenschap in het bedrijfsbeheer, dat de vakbonden reeds overal en in alle bedrijven de volledige medezeggenschap hebben bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden. Wij willen maar zeggen, dat wat voor het groote publiek als : iets zoo vanzelfsprekend lijkt, het er inde ■ metaalindustrie nog wel wat anders uit ziet. Waarschijnlijk mogen wij nu op de medewerking van die bladen rekenen als de metaalbewerkers dat elementaire recht van medezeggenschap inde arbeidsvoorwaarden gaan opvorderen. Het lijkt ook wel wat vreemd en onbegrijpelijk voor buitenstaanders, dat ineen ; industrie van zoo grooten omvang en waar aan beide zijden vrij goede organisatie be; staat, geen overeenkomst is getroffen, die de arbeidsvoorwaarden vaststelt. Natuurlijk hebben de arbeiders en hun , vakbonden wel invloed op de loonen en arbeidsvoorwaarden. Er bestaat zelfs ook wel iets vaneen regeling, doch die is geheel eenzijdig door de werkgevers onderling vastgesteld. Over die regeling willen wij het hier niet hebben. Daarvan hebben wij zoo dikwijls gezegd, dat zij voor de arbeiders geen waarde heeft, dat wij het niet noodig achten dit te herhalen. Wij willen echter eens met een paar voorbeelden uit de practijk vaneen van onze groote industriecentra aantoonen hoe de toestand on dit oogenblik nog is en misschien willen de werkgevers wel eens zeggen of zij dezen toestand noodig achten en bestendigen willen. De vakbonden hebben, de eene wat eerder dan de andere, echter vele reeds tientallen van jaren, werkloozenkassen ingericht, waarbij als doel voorop staat ondersteuning bij werkloosheid aan de leden te verstrekken. Deze ondersteuning dient inde eerste plaats om die leden voor den honger en het pauperisme te behoeden en tevens om te voorkomen, dat dergelijke werklooze leden onmiddellijk gedwongen zouden zijn zich voor elk loon aan te bieden. Dus ook om den loonstandaard te beschermen. Deze instelling van de vakbonden bleek eerst bij de gemeentebesturen en later ook bij de landsregeering zoo goed aan haar taak te beantwoorden, dat deze kassen finantiëel gesteund werden. Met de finantiëele medewerking van gemeente en rijk kwam er tevens meerdere controle op de kassen en de uitkeeringen, een controle waartegen de kasbesturen geen be' zwaar hadden en waarin de arbeidsbeurzen ter plaatse werden betrokken. De allereerste voorwaarden, waaraan nu een werklooze moet voldoen om uitkeering te krijgen, zijn: I°. dat zijn ontslagbewijs goed is, n.l. dat er uit blijkt, dat hij onvrijwillig werkloos is; 2°. dat hij is ingeschreven bij de Gem.- Arbeidsbeurs en daarvan het bewijs kan overleggen. Deze inschrijving bij de Arbeidsbeurs biedt den waarborg, dat de kastrekker, wanneer hij daar eventueel zin in zou hebben, niet op de uitkeering blijft loopen als er werk te krijgen is. Dit gaat n.l. als volgt. .Wanneer een onderneming arbeiders noodig heeft en deze bij de Beurs aanvraagt, worden de betrokken ingeschreven werklooze arbeiders opgeroepen. Verschijnt de opgeroepene niet, dan wordt hij als niet meer ingeschreven afgevoerd. Dit beteekent, dat eventueele uitkeeringen, na dien datum aan |hem verstrekt, moeten worden teruggestort. de opgeroepene scel* doch heeft

hij om een of andere reden den door de Arbeidsbeurs voor hem passend geachten arbeid geweigerd te aanvaarden, dan wordt hij eveneens afgevoerd en mag geen uitkeering meer aan hem worden verstrekt. Wij zijn nu waar wij komen wilden en zullen nu laten zien wat passend werk te beduiden heeft voor de groepen en vakken waarvoor de loonen geregeld zijn en voor de metaalbewerkers. Voor alle vakken, waaronder bijv. bouwvakken, meubelbedrijf, typografie, kleermakers, grondwerkers, stucadoors, schilders, loodgieters, yerwarmingsindustrie, trans-

portbedrijf e.a., waar bij overeenkomst de loonen en arbeidsvoorwaarden zijn vastgesteld, beteekent passende' arbeid, dat de werkgever, die een werkloozen arbeider van de Beurs krijgt gezonden, dien man minstens het loon moet betalen, dat bij overeenkomst is vastgesteld. Wanneer een bouwarbeider, grondwerker of meubelmaker of wie dan ook uit die vakken werk weigert te aanvaarden, al is het loon, dat hem wordt geboden, maar x cent lager dan het minimum contractloon, dan maakt de Arbeidsbeurs of de Gem. dienst voor de Werkloosheidsverzekering geen, bezwaar en blijft de

man zijn recht op uitkeering behouden. Voor deze groepen wordt dus het tweeledige doel van de Werkloozenkas van den Vakbond, ondersteuning van den loonstandaard geheel breikt. Wij zullen nu eens nagaan hoe zich dat in de metaalindustrie gewoonlijk voltrekt, om aan de hand van deze vergelijking te doen uitkomen hoe geheel in strijd met het bovenstaande de uitkomst van de bemoeiingen van deze gemeentelijke en rijksdiensten voor de metaalbewerkers zijn, doordat er geen loonregeling voor hen bestaat. Wij zullen daarbij voorbeelden gebruiken aan de practijk ontleend en waarvan wijde bewijzen kunnen leveren. Om echter niet persoonlijk te worden, zullen wij hier de namen van personen en plaatsen weglaten. Een scheepsschilder (verver), die op een loon stond van 47 ets., werd ontslagen en ingeschreven bij de Arbeidsbeurs. Deze zond hem naar een andere werf, waar hem 40 ets. per uur werd geboden. Dit moest hij als passend werk aanvaarden. Een constructie-bankwerker verdiende 65 cents per uur en werd als werkloos bij de Arbeidsbeurs ingeschreven. Dezelfde werkgever, waar de man 65 cents verdiend heeft, vroeg ineen andere plaatsvolk. De man solliciteerde en hem werd 50 cents per uur aangeboden. Het feit, dat de-man gesolliciteerd had, maakte voor hem het werk passend. Loon is voor de Beurs en den Dienst der Werkloosheidsverzekering bijzaak. De man moet dit werk aanvaarden op straffe van geen uitkeering. Als bijzonder gunstige (?) omstandigheid kan hierbij nog vermeld worden, dat hij, om in die andere plaatste werken, nog 3 gulden per week aan reisgeld noodig heeft. Een vuurwerker, die 60 cents per uur verdiende en als zoodanig ontslagen werd, kon blijven als voorslaander tegen een loon van 40 cents per uur. De organisatie adviseerde dit niet te aanvaarden, De Dienst voor de Werkloosheidsverzekering achtte dit vrijwillige werkloosheid en de uitkeeringen aan dien man verstrekt moesten worden teruggestort. Wij zouden het bij deze voorbeelden, die met tientallen aangevuld kunnen worden, kunnen laten, omdat ze voor zichzelf spreken en den toestand van rechteloosheid duidelijk schilderen. Doch wij willen nog op iets anders de aandacht vestigen. Er zijn plaatsen in ons land en niet de kleinste, waar de werkgevers inde metaalnijverheid onderling hebben vastgesteld, dat den arbeiders, die ze aannemen, geen hooger loon mag worden gegeven dan ze het laatst verdiend hebben. Wanneer een metaalbewerker dus in zoo’n plaats door de Gem.- Arbeidsbeurs aan werk wordt geholpen, beloopt hij de kans, wanneer hij niet op een of andere manier weer aan ander werk kan komen, zich blijvend in loon verlaagd te zien. Wanneer wij hierbij nu verder vermelden, dat er bijna nooit aan de arbeiders bij hun indiensttreden bekend gemaakt wordt welk loon zij zullen ontvangen en het zelfs voorkomt, dat als zij er op staan dit wel te weten, dit als werkweigering wordt beschouwd met alle gevolgen van dien, dan mogen wij zonder overdrijving zeggen, dat een metaalbewerker, wanneer hij werkloos is voor elk loon werk most aanvaarden op straffe van geen uitkeering te ontvangen. Inde metaalindustrie wordt de loonstandaard door de werkloozenkas niet beschermd, doch neergedrukt en de Dienst voor de Werkloosheidsverzekering en de Arbeidsbeurs moeten daaraan medewerken, omdat... er geen loonregeling bestaat. Wij vermoeden, dat er veel metaalbewerkers zijn, die zich van dezen toestand nimmer goed rekenschap hebben gegeven. Aan de werkgevers mogen wij vragen of zij meenen, dat deze door ons nu geschetste toestand bestaan moet blijven en zij deze positié voor hun arbeiders behoorlijk achten. C. O. Acht uur! Wie onzer kent niet in dezen tijd dat gevoel van moed, dat gevoel van willen vechten, met al z’n krachten voor betere en mooiere dingen ? Wie onzer leeft niet op, als Moeder Natuur door zonneschijn en ’t groenen van weide en veld, een mooieren tijd aankondigt ? Wie onzer is niet geneigd dat gevoel te manifesteeren in het weer met nieuwen lust en moed aanpakken van den strijd voor onze idealen ? Des dichters mooie woorden: De Winter is verwonnen, Veel boeien zijn geslaakt, ’t Getij is weer begonnen Dat nieuwe strijders maakt! kunnen een machtigen indruk op ons maken, omdat wede waarheid er van voelen in ons zelf! Het is dan ook een schoone gedachte ge-, .weest, den xstea Mei te nemen tot het hou-.

De Hoogdag van den Arbeid.

Toen de Parijsche opstandelingen moegesard en tot het gebeente toe uitgezogen, in Juli 1789 zich van de Bastille, de geweldige staatsgevangenis, meester maakten en deze tot den grond toe sloopten, daarmee een omwenteling van groote beteekenis inluidende, konden zij geenszins vermoeden dat honderd jaren daarna, Juli 1889, een nieuwe periode van opstandigheid zou worden ingeluid. In dat jaar toch was het Int. Arb. Congres te Parijs bijeen en besloot op voorstel van Lavigne den i-Meidag tot een -dag van internationale demonstratie voor het proletariaat te prodameeren. Sedert hebben de socialistisch georiënteerde arbeiders van alle landen op den eersten Mei gedemonstreerd voor den 8-urendag en dien dag gemaakt tot één, waarop nieuwe geesteskracht door de strijders werd opgedaan, ’t Gaat op den Meidag vooral om eischen, die voor de arbeidersklasse. voor haar strijd voor ontvoogding en vrijmaking, van diepe geestelijke beteekenis zijn. ’t Gaat om de groote brand.ende vraagstukken in het centrum van de belangstelling van het volk te plaatsen, ’t Gaat er om de massa het geloof en het idealisme bij te brengen, dat noodig is om groote dingen te verwezenlijken. Uit hoofde daarvan heeft de i-Meidag een diepere, een revolutionnaire beteekenis. Voor de strijders, die hun lichamelijke- en geestelijke krachten ten dienste van de beweging stellen, beteekent de viering van het 1-Meifeest de wedergeboorte van het strijdende proletariaat, de opstanding tot nieuw leven. Erkend moet worden dat een groote massa zooal niet afkeering, dan toch altijd nog zeer gereserveerd tegenover onzen internationalen feestdag staat. Die de toestanden en verhoudingen in ons land kent, die weet hoe ze waren en voor een groot deel nog zijn, behoeft zich daarover niet te verwonderen. De machthebbers van allerlei schakeering, gescheiden door geloof en ongeloof op geestelijk gebied, zijn een van willen als ’t er om gaat hun bevoorrechte positie te handhaven en te verdedigen. Zij die door de kerkelijke arbeiders, maar meer nog door hun geestelijke leiders, tot de „liberale werkgevers” gerekend worden, weten toch wel dat zij inde kerkelijke overheden trouwe bondgenooten vinden. De gansche macht, die samenwerkt om den verjaardag van de koningin kunstmatig tot een feestdag van het volk te maken, weet weêrgaasch goed dat zij alles moet doen om de vordering van den 1-Meidag eiken voet gronds te betwisten. De i-Meidag wordt verdacht en belachelijk gemaakt en een groot deel van ons volk is nog altijd dom genoeg zich door eigen vijanden te laten misleiden. De i-Meidag, die gedurende een reeks van jaren in het teeken van den eisch voor den 8-urendag stond, werd gehaat en gevreesd. De ouderen onder ons zijn nog niet vergeten hoe onze vroegere betoogingen, klein van omvang, vaak dooreen dichte haag van ons vijandig gestemde arbeiders moesten trekken. De christelijke arbeiders van voorheen werden door hun geestelijke leiders opgehitst niet alleen tegen de socialisten, niet alleen tegen den i-Meidag, maar ook tegen den eisch van 8-urendag. Die eisch van „maar” 8 uur werken en de rest inde kroeg zitten, werd onbeschaamd genoemd en de groote massa van het volk wist niet beter te doen dan er grappen en grollen over te verkoopen en flauwe moppen over te tappen. Het legertje van hen, dat met ons op 1 Mei optrok en den eisch

van den 8-urendag aanhief, groeide tegen alle verdrukking in en dat noodzaakte ook de christelijke leiders hun bakens te verzetten. Zij, die ons bespot en gehoond hadden omdat we een werkdag van 8 uur eischten, werden door de omstandigheden genoodzaakt van vervolgers, volgers te worden. Neen, kameraden, laten we niet vergeten met een arbeidersmassa te doen te hebben die jarenlang vergiftigd is met platte leugens en die voorheen tegen ons is opgehitst als een jachthond tegen het opgejaagde wild. De i-Meidag geve ons nieuwe kracht om voort te gaan, de oogen van de massa te openen en hen de leugens onzer vijanden te doen doorgronden. Gemakkelijk te vervullen is die taak zéker niet, maar onze Meidag is niet alleen een dag van wapenschouw, doch ook een dag van geloof en hoop. •¥■ * * Wij wekken onze leden op dezen Meidag mee te vieren en daar, waar gedemonstreerd wordt, volgen zij onze banieren en dragen mee onze leuzen van : Ontwapening; Democratie in het economisch leven; Handhaving en verdere doorvoering van den 8-urendag; Ratificatie van het verdrag van Washington. Deze eischen hier verder te behandelen, zou ons te ver voeren en teveel van onze plaatsruimte vergen. In verband echter met onze actie voor het collectief contract is de eisch van democratiseering van meer dan normaal belang. Ons ontbreekt in dat opzicht inde metaalindustrie letterlijk alles. Zoo wij elkander op dezen i-Meidag iets te beloven hebben, dan is het wel dit, dat we met man en macht zullen aanpakken om de metaalbewerkers ontvankelijk te maken voor de nieuwe ernstige poging die we zullen ondernemen om een begin van medezeggenschap te bevechten. Onze strijd voor het collectief contract zal veel opoffering, veel initiatief van ons eischen. Welnu, dat we elkander op dezen dag de belofte doen om met meer liefde nog dan voorheen voor het meest nabije te werken. We willen inden strijd met al onze klassegenooten groote dingen bereiken. Een samenleving waarin de menschheid ziph zal kunnen bewegen zonder uitbuiting, zonder uitgebuit te worden, is het ideaal dat we najagen. Dat is de groote roeping, waaraan we geheel ons leven willen wijden. Maar we 'komen er niet door alleen groote woorden te gebruiken, klinkende leuzen aan te heffen. We moeten den arbeiders leeren offeren en strijden voor wat het eerst noodig is. Langs kleine, moeilijke wegen moeten we optrekken om den grooten heirweg te bereiken. lets anders is niet mogelijk. Onze plaat op de voorpagina door Jan Rot geteekend geeft ons het symbool van de toekomst. Man, vrouw en kind keeren hun aangezichten van de zwarte duisternis naar het opkomend licht van het socialisme. Dat is de tijd die komt! Wij zeggen het vandaag onzen önvergetelijken Adama van Scheltema na : „Gij woont bij ons, gij weeft door al de [nachten, Die ons de dagen zijn, uw zekerheid, Gij zijt het stralend doel onzer gedachten, Gij zijt de ster, die onze ziel geleidt . .