zou worden, ten zeerste is versterkt doordat door Werkspoor (volgens U) de fout werd gemaakt het dividend over 1923 niet uitte betalen. Let wel, laten wij nu zeggen door samenloop van omstandigheden werd onze meening door Werkspoor in practijk bevestigd doordat winstaandeel met werd uitbetaald. Zoo stellig was elkeen overtuigd dat onze opvatting de juiste was dat niemand op de gedachte *s. gekomen dat het inhouden van het winstaandeel 1923 op een misverstand zou kunnen berusten. Het is dus een combinatie van feiten, of vermeende feiten, waarmede naar ons bescheiden oordeelde arbiter rekening zou dienen te houden, wil althans de uitspraak bevrediging kunnen schenken. En daarom is het toch te doen. En wil de arbiter dat, dan komen er bergen van moeilijkheden, waarvan de heer Bruin Kops meer dan overtuigd was. Tenzij er een modus te vinden zou zijn waarover de uitspraak loopen kan die minder moeilijkheden oplevert en toch bevrediging schenkt, vreezen wij dat de door U aangegeven lijn geen statisfactie geeft. Dit alles overwegende doet dit de vraag bij ons opkomen of U niet bereid zoudt zijn een compromisvoorstel in overweging te nemen. Zoo U hiertoe zoudt kunnen besluiten, dan zou met vermijding van dat omslachtige onderzoek voor den arbiter, bevrediging verkregen kunnen worden. Indien U bereid is op dit verzoek in te gaan, dan gelooft ondergeteekende wel een voorstel te kunnen doen dat voor U ook aanvaardbaar is. Aangenaam zal het ons zijn Uw oordeel hierover te mogen vernemen. Inmiddels, Hoogachtend, (w.g.) P. v. ECK.” En daarop mochten wij het volgende antwoord ontvangen: Amsterdam, 6 April 1926. ~Uw brief van 19 Februari j.l. kwam in mijn bezit. Naar aanleiding daarvan deel ik U mede, dat ik van meening blijf, dat men ineen kwestie als deze slechts het oordeel vaneen derde kan vragen indien over de feiten overeenstemming bestaat. Nu U zich blijkbaar op een ander standpunt stelt vrees ik dat er op deze wijze geen oplossing komt. Toch heb ik de zaak nog eens overwogen, naar aanleiding waarvan ik U het volgende mededeel: Ik geef toe, dat de door ons begane vergissing (het aanvankelijk niet uitbetalen van het winstaandeel over 1923) de werklieden inden waan kan hebben gebracht, dat het winstaandeel over 1924 wél zou worden uitbetaald. Zonder dat daarmede nu eenige wijziging in mijn standpunt wordt gebracht, ben ik bereid den werklieden tegemoet te komen en dus voor hen, die over 1924 geen winstaandeel ontvangen hebben, een bedrag beschikbaar te stellen dat ik berekend heb op de basis van het over 1924 niet uitgekeerde winstaandeel, verminderd met het over 1923 uitgekeerde; dat bedrag is totaal rond f 10.000. De betaling kan geschieden, nadat de juiste onderlinge verdeeling berekend ; zal zijn. Gaarne verwacht ik Uw bericht omtrent het bovenstaande. Deze zaak is daarmede dan uit de wereld. Hoogachtend, (w.g.) J. MUySKEN. Het spreekt vanzelf dat dit aanbod is aanvaard. ~De aanhouder wint”, zegt een oud spreekwoord. Aan onze taaie volhar- j ding is het te danken dat deze onaange- i name zaak voor de betrokken werklieden i pp een voordeelige wijze tot een oplossing I >s gebracht. P. v. E. | Wezen en praktijk der Russische vakverenigingen.' door ' PAUL OLBERG. j i (Overgenomen uit ~De Socialistische Gids”.) _ . IL Begin 1921 werd de zoogenaamde nieuwe fkonomischc politiek (Nep) resp. het staats- j < geproklamcerd. Het oorlogs- j j Communisme was mislukt en moest prijs- 1 1 £®geven worden. Een nieuw tijdperk der \ jConomische ontwikkeling was ingetreden. | n stad en land werden de beginselen van < et partikulier kapitalisme erkend. Dein- 1 ustrie werd gereorganiseerd op nieuwen, , -s

| „kommercieelen” grondslag, volgens welk elk bedrijf zichzelf kapitalistisch moest bej druipen. Want het vroegere stelsel, waarbij j de produktic door den staat werd geleid, \ zonder een .behoorlijke begrooting, had de I industrie lamgelegd en den staat enorme verliezen gébracht. Dientengevolge kwam in de plaats van de kollekticve industrieele leiding door de vakvereenigingen de individueele wil van den bedrijfsdirékteur. Slechts een betrekkelijk geringen invloed hebben sindsdien de vakvereenigingen op de organisatie van de industrie behouden. De terugkeer tot den vrijen geld- en goederenomloop maakte de regeling van het verbruik overbodig, waarbij, zooals gezegd, de vakvereenigingen een zeer groote rol gespeeld hadden. Terzelfder tijd veroverde het partikuliere kapitaal bepaalde stellingen in handel en industrie. De dringende noodzakelijkheid deed zich voor, de arbeidsverhoudingen zoowel inde staats- als inde partikuliere bedrijven op rationcele basis te organiseeren. Men moest de vraagstukken van het loon, den werktijd, de sociale verzekering, enz., onder de nieuwe verhoudingen, die zich meer en meer in kapitalistische richting ontwikkelden, onder oogen zien. Met andere woorden: de belangen der werknemers moesten stelselmatig en direkt vertegenwoordigd worden. Als zulke veitegenwoordigers kwamen vanzelfsprekend inde eerste plaats de vakvereenigingen in aanmerking. Om echter voor hun taak berekend te zijn en als vrije werknemersorganisaties te kunnen optreden, moesten de vakvereenigingen zich volkomen reorganiseeren. Zij moesten zich op demokratischen grondslag hervormen en zich vrijmaken van dé stoffelijke en politieke, afhankelijkheid van den staatsondernemer en de regeerende partij. Dit is echter slechts in geringe mate gebeurd. 111. Het is waar, dat eind 1922 het verplichte lidmaatschap van de vakvereen ging voor den arbeider officieel afgeschaft werd. Doch in werkelijkheid heeft het lidmaatschap van de vakvereenigingen zijn verplicht karakter behouden. Want volgens de betreffende bepaling en inde praktijk wordt over het algemeen de kontributie voor den vakbond eigenmachtig door den bedrijfsdirekteur of door den bedrijfsraad bij wijze van loonkorting ingehouden. Zulk een toestand is natuurlijk volkomen abnormaal. Zelfs het officieele orgaan van den centralen raad der Russische vakvereenigingen „Westnik Truda” geeft dit openlijk toe met de verklaring (No. x, 1925) : „Bij zulk een praktijk van gcldinning is er geen sprake van den goeden wil van den arbeider zijn kontributie af te dragen; de vakbond zegt den arbeider bovendien niet eens voor welk doel zijn geld gebruikt wordt; tenslotte is zelfs de vertegenwoordiger van den bedrijfsraad, die bij de loonbetaling naast den kassier van het bedrijf zit, inde oogen van den arbeider geen ambtenaar vaneen vakbond, doch een vertegenwoordiger van de belasting”. De kontributies kunnen dus niet aangevoerd worden als een bewijs van het klassenbewuste lidmaatschap der arbeiders van de vakvereeniging. Voor een aanzienlijk deel levende staatsverenigingen, evenals vroeger, op rekening van decentrale besturen, d.w.z. op rekening ; van den staat, zooals men uit de volgende cijfers kan zien: Ontvangsten der vakvereenigingen procentsgewijs. Inde eerste zes Inde eerste zes maanden van '23 maanden van '24 Kontributies 59.3 56.2 Subsidies der ccntr. instanties 21.7 27.6 Verschillende ontvangsten 6.6 9.2 In totaal 87.6 93.0 De verslagen vaneen groot deel der vakvereenigingen wijzen belangrijke tekorten aan. Zoo hadden b.v. van 353 staatsvakvereenigingen een tekort: 1 April 1924 64.6 % der vakvereen. 1 1 Juni 1924 58.8% „ „ 1 1 Oktober 1924 39.4% „ „ s 1 Januari 1925 41.4 % „ „ j Het tekort der vakvereenigingen komt j hoofdzakelijk op rekening van de groote uitgaven, noodig voor het buitengewoon sterk | uitgebreide burokratische beambtenkorps en | voor de achterstallig gbleven kontributies; ! in vele distrikten wordt n.l. van de gedwongen kontributiébetaling geen gebruik gemaakt. Een belangrijk deel van het ledenaantal, dat vaak tegen zijn wil inde vakvereenigingsorganisatie ingeschreven is, heeft geen belangstelling voor de organisatie, waarin bij een passieve rol speelt. O.a. betaalt hij geen kontributie. Zoo zijn er vakvereenigingen, waarvan het aantal achterstallige leden 60 tot 70 % bedraagt. Evenals vroeger worden de leidende instanties der vakvere*- ,

: nigingen, voornamelijk decentrale besturen der distrikten, feitelijk door de kómmunisi tische partij benoemd. Eveneens wordt de , vakvereenigingspolitiek door de regeerende : partij bepaald. Nog altijd geldt als regel dat • inde staatsbedrijven de arbeider geen strijd mag voeren voor de verbetering van zijn po■ sitie, daar hij de zoogenaamde socialistische ontwikkeling zou kunnen benadeelen. Dien– tengevolge staan de vakvereenigingen bij socialen strijd als regel aan den kant der regeering. Alleen inde partikuliere bedrijven behartigen zij de belangen van de arbeiders. Deze houding is des te betreurenswaardiger daar de arbeidsverhoudingen inde Russische bedrijven zonder onderscheid troosteloos zijn en uitgebreide bescherming eischen. In het algemeen is de geheele vakvereenigingspolitiek van de laatste twee, drie jaren van arbeidersstandpunt mislukt. Zij was zelfs in hooge mate schadelijk. Dat geeft niemand minder toe dan de voorzitter van het Russisch vakverbondsbestuur, Tomski zelf. In zijn beschouwingen inde „Prawda” van 21 November 1925 over het jongste kommunistische kongres, dat midden December 1925 te Moskou vergaderde, maakte Tomski de volgende merkwaardige opmerkingen: j,Overladen met een menigvuldigheid van ekonomische, politieke en openbare funkties, waren de vakvereenigingen vaak niet opgewassen tegen hun taak; zij bleken in hun werk eenzijdig te zijn en stelden dikwijls hun eerste en voornaamste taak ter zijde: de verdediging van de ekonomische belangen van de door hun vereenigde massa’s en het alzijdige werk van de verheffing van hun stoffelijke en geestelijke welvaart. Noodzakelijkerwijs werden hierdoor de eischen van de breede massa door de vakvereenigingen onvoldoende behartigd, de methoden van het oorlogskommunisme leefden weer op, er werd niet voldoende gelet op de belangrijke bizonderheden van het j vakvereenigingswerk, de kontributies I werden slordig, soms hoogst onbehoorlijk j uitgegeven en formalisme en ambtenarenheerschappij deden hun intrede”. En verder: „De vakvereenigingen bleven niet alleen ten achter bij de eischen van de verst gevorderde arbeidersgroepen, zij zijn ook niet bekwaam de nieuw toegetreden leden op te voeden en kunnen hen zelfs niet organisatorisch aantrekken, hen op eenvoudige wijze binnen den kring van hun organisaties betrekken.... Het toenemende ledental der vakvereenigingen op kosten van niet-proletarische elementen, evenals ’i waarnemen door de vakvereen. van de persoonlijke belangen hunner leden leiden er toe, dat personen, wien het doel, het leven en het werken van hun vakbond volkomen onbekend is, bereid zijn voor hun lidmaatschap en voor de voordeelen die men als lid geniet kontributies te betalen. Daaruit komen gevallen voort dat men de boeken, waarin de namen zijn genoteerd van de leden, aan andere personen ter inzage geeft of verkoopt.” Voorts wijst Tomski op de betreurenswaardige uitschakeling van de massa zelf in de vakvereenigingen. Als voorbeeld haalt hij de praktijk van de kollektieve kontrakten aan: „De bestaande toestand, waarbij de meerderheid der vakvereenigingsorganen een kollektief kontrakt met de ekonomische organen sluiten, zonder het standpunt der arbeiders en ambtenaren t.o.v. deze verplichtingen te kennen, die in hun naam door den vakbond aangegaan worden, heeft voor de arbeiders weinig gezag, is een slechte waarborg voor de ekonomische organen en dient derhalve veranderd te worden. Het moet gewoonte worden, dat het kollektief kontrakt in zijn voornaamste deden in groote arbeidersvergaderingen besproken wordt”. De gebreken van de Russische vakvereenigingspolitiek zijn volgens Tomski voornamelijk toe te schrijven aan den overheerschenden invloed van de kommunistische partij inde vakvereenigingen. Hij zegt hierover het volgende: „Naast de kleingeestige inmenging van de partij-instanties in het dagelijksch werk der vakvereenigingen, neemt men een lichtvaardige verkiezing waar van vakbondsbestuurders, hun herhaaldelijke overplaatsing, waardoor de demokratie inde vakvereenigingen geschonden wordt; eveneens bleek inde praktijk dat de meeste kwesties over arbeidsvoorwaarden, arbeidslooncn, kollektieve kontrakten, enz. ter beslissing aan de partij-instanties werden voorgelegd, waardoor de normale werkwijze der vakbonden belemmerd en het gezag der vakvereenigingen bij de . massa omlaaggehaald werd”.

Om aan de tegenwoordige verkeerde politiek van de vereenigingen een einde te maken eischt Tomski de vakvereenigingsorganisaties een demokratischen grondslag te geven. Woordelijk zegt hij: „tegenover de vakverenigingen zijn minder dan tegen wie ook methoden van kommandeeren en kleingeestige voogdijschap toelaatbaar”. . deze beginselen van Tomski, die ovengens voor vakverenigingen in Westuropa niets nieuws bevatten, kan men het slechts eens zijn. Het is echter zeer de vraag of onder de diktatuur van de kommunistische party de demokratie inde vakverenigingen mogelijk is. Wij hebben nu aan het slot van onze beschouwingen een aanknoopingspunt om op de bovengenoemde vraag van de aaneensluimg met de Russische vakverenigingen te antwoorden. Principieel behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat de eenheid der vakverenigingen in alle landen van het standpunt der internationale arbeidersbeweging wenschelijk is. Een vanzelfsprekende en noodzakelijke voorwaarde tot deze eenheid is volgens onze meening, dat de betrokken organisaties werkelijk vrije, politiek onafhankelijke vakverenigingen moeten zijn, die hetzelfde doel nastreven en dezelfde taktische methoden toepassen. Eveneens is het' een vanzelfsprekendheid, dat de Roode vakverenigingen zich niet in het innerlijke levender West-Eruopeesche organisaties mengen om b.v. door cellenbouw de vakverenigingen voor politieke doeleinden te be-’ invloeden. Helaas staan de verklaringen van de leiders der Russische vakverenigingen, evenals de praktijk dezer organisaties, in tegenspraak tot de zooeven genoemde voorwaarden. Uit de Atcieelingen. ALKMAAR. Het bestuur van het j mannenkoor „Orpheus” stelt de leden I °.nzer afdeeling inde gelegenheid voor ge| ringen prijs de generale repetitie op 21 Juni a.s. inde Groote of Sint Laurenskerk bij te wonen. Op vertoon van bondsboekje worden den leden twee kaarten verstrekt. Deze kaarten zijn vanaf 12 Juni a.s. op vertoon van bondsboekje a 40 cents verkrijgbaar bij den heer D. G. van Beek, Schoutenstraat 18. De kaarten zijn strikt persoonlijk. Wij wekken onze leden op allen dezen mooien zangavond, waar echte kunst geboden wordt, bij te wonen. p. K. AMSTERDAM. Loodgieters, let op! Vroeger hebben wij u reeds mededeeling gedaan, dat voortaan eiken eersten Maandag van de maand een conversatieavond zal worden gehouden. Het doel hiervan is, eerstens de saamhoorigheid onder de vakgenooten te vergrooten en ten tweede te bereiken dat er meer regelmatig en doelmatiger propaganda voor onzen bond wordt gemaakt. Ten derde wordt de gelegenheid natuurlijk benut om allerlei vakaangelegenheden met elkaar te bespreken. De bijeenkomsten worden gehouden in ons zaaltje 2e jan v.d. Heijdestraat 101. Maandag 7 Juni vindt nu de eerstvolgende bijeenkomst weer plaats. Vrienden, bezoekt de conversatieavonden! Ze zijn nuttig en leerzaam I P. v. E. ♦ * * Vrijdenkersvereeniging „De Dageraad” afd. Amsterdam, Woensdag 9 Juni parkmeeting in het Westerpark, B—9J uur. Spreker de heer Coolmans over; „De afstamming van den mensch.,> * Religieus Socialistisch Verbond. Zondag 6 Juni 1926 des morgens om 10.30 uur zal in hel Odd-Fellow-Huis, Keizersgracht 428, spreken: G. van Veen, Amsterdam. Onderwerp: ~Heeft het religieus-socialisme nog toekomst ? . Muzikale medewerking van den heer P. Bronkhorst, piano. BREDA. Wij wekken al onze leden met hun vrouwen op, de belangrijke mobilisatievergadering, op Maandag 14 Juni, ’s avonds 8 uur, in het „Hof van Holland te gaan bezoeken, waar ons Kamerlid W. Drop en J. v. Pelt zullen spreken over de noodzakelijkheid der meeting op 23 September a.s. HAARLEM. De Haarlemsche Draadnagelfabriek, voorheen het bedrijf van de firma Hilarius, verkeerde in moeilijkheden en wilde daarom de feestdagen niet uitbetalen. Op een gehouden conferentie konden wij, dit in zooverre voorkomen dat althans de helft gered werd. Wij hopen, dat het hierbij zal blijven. Wij hebben er echter niet veel hoop op, want dit bedrijf heeft ons voorheen ook steeds veel werk gegeven.