35STE JAARGANG ZATERDAG 7 JULI 1928 Mo. 27

Iw muimasm frfIEEKBLAP VAN DEN M ""1 1 MjSjEWEENEH MEDERLAWPSCHEN WETAALBEWERKERSBOWP| ABONNEMENT: W REDACTEUR* W H Bij vooruitbetaling por jaar . . . . . f 1.50 H biET tVtON VI AA KI 0/1 a 1— -» mm Gewono advertentièn .... per regel f 0.30 ■ Voor Buitenland verhoogd met porto H r Al*Ts I BiRPAtPi» Z» H| AfdeelingsadvertentiSn . , . „ „0.20 H Losse nummer» „0.03 BS If | PpOON* " ia Aanvragen voor personeel . • „ „ „ 0.20

OPLIA6 30.350 Offlciëele Mededeelingen. De re week wordt het eemtributinegd op de 27a week in het Bondsboekj’e geplakt. Om en bij den strijd te Vlissingen. D’r zijn altijd ongeduldige menschen ën ze zullen er wel blijven ook. Waarom we met deze niet direct fonkelnieuwe ontboezeming voor den dag komen ? ’t Komt zóó. Onlangs bevatten de dagbladen een bericht, blijkbaar van den Metaalbond zelf afkomstig en dus met een vooropgezette bedoeling gelanceerd, waarin de wereld werd kond gedaan dat het bestuur van den werkgeversbond had besloten „De Schelde” financieel te steunen. Een mededeeling die wij met gepaste bescheidenheid ontvingen en zonder dat we er door beroerd werden. ’t Zou er ook nog bij moeten komen dat „De Schelde”, die dapper mee den pot van den Metaalbond heeft helpen vormen, daaruit niet haar portie zou ontvangen nu ’t bedrijf dooreen staking wordt getroffen. Veronderstel eens dat wij bij den aanvang of tijdens den duur van dat conflict zouden publiceeren dat onzen leden financiëelen ste u n is toege w ë ze ri. Alsof dat niet vanzelfsprekend ware. Maar ’t bericht hier bedoeld.bevatte nog een andere mededeeling en ’t zal wel juist daarom geweest zijn dat de pers er mee werd vereerd. Die andere mededeeling hield in dat over 4 weken het volledige bestuur van den Metaalbond zal bijeenkomen, om dan te overwegen welke maatregelen verder getroffen kunnen worden om „De Schelde” te steunen. Met dien verderen steun zal wel niet bedoeld zijn financieeïe steun uit den gezamenlijken werkgeverspot. Intusschen doen nu de meest wilde geruchten de ronde en worden fantastische verhalen opgedischt omtrent hetgeen de Metaalbond straks zal besluiten. We hebben het ondeugende vermoeden dat het den Metaalbond juist daarom te doen geweest is. ’t Is een beetje raar om te zeggen dat men iets gedaan heeft, dat men wijders vier weken met gekruiste armen en bcenen gaat zitten, doch met de geheimzinnige boodschap dat daarnd opnieuw iets zal worden overwogen. Zakelijk geredeneerd kan je ook zonder voorafgaande aankondiging vier weken met vacantie gaan, om daarna toch een besluit ineen of andere richting te nemen en er publiciteit aan geven. Maar laten we dat alles daarlaten; ieder heeft zoo z’n eigen wijze van doen en laten, waar je met geen mogelijkheid het geheim van kan ontsluieren. lets anders is en daar wilden wij het nu ever hebben dat m-e-n er z’n verwondering over uitsprak dat wij in ons blad nog heelemaal geen aandacht aan dit bericht geschonken hebben. Dat was nu toch volgens m-e-n dan altijd een ding om er over inde krant te schrijven. ’t Zij met bijzondere openhartigheid erkend, dat er bij ons niet de minste behoefte was ons zenuwachtig te maken en als de bok op de haverkist er bij te zijn om „’t geval” van haver tot gort na te pluizen en ons te verdiepen in beschouwingen omtrent hetgeen de Metaalbond in z’n schild voert. Ook zonder de waarschuwing van den werkgeversbond zouden we vier weken kalm gewacht hebben op de dingen die kunnen komen. Aan sensatie hebben wij geenerlei behoefte en wij zijn dus niet voornemens als anderen, voorstanders van 'de kkdderadatsch* bespiegelingen te hou-

den over de strijdmethode van de ondernemers. En evenmin beklagen wij er ons over dat de Metaalbond op tegenmaatregelen zint. Wie den strijd aanvaardt, moet er op bedacht zijn dat hij een mep terug ontvangt en later niet met gevoels-zemelknooperij voor den dag komen. Wij zijn geen profeten, lezen niet in het koffiedik en deden nimmer aan handlijnkunde of zwarte kunst. Voorspellen kunnen we dus niet en raden is te riscant. Afwachten maar is ’t beste en als je dat kunt doen inde geruste zekerheid dat je op alles bent voorbereid, blijf je ook je zenuwen wel den baas. De staking aan „De Schelde” staat er goed voor. D’r gaat eens een man aan ’t werk en mogelijk nog eens en nog eens een paar, dat alles heeft voor ons niet de minste beteekenis, indien de stakers zich er maar niet door van de wijs laten brengen. Het zijnde „principieel ongeorganiseerden”, de lui ook die geen steun willen ontvangen, welke de eerste de beste gelegenheid benutten om zichzelf binnen de omheining der onderneming te loodsen. De groote massa staat als een rots en zoolang dat blijft, komt er zonder meer aan dit conflict geen einde. * ’t Gaat hier om groote dingen voor de toekomst. Groot, naar het schijnt voor de directie en den Metaalbond, groot ook voor ons, voor de arbeiders. De strijd gaat voor verbetering der Iconen maar niet minder tegen achterlijkheid en achterlijke opvattingen; in wezenlijkheid vóór of tegen democratie. Een hopelooze strijd voor de direcöe; een strijd dien zij verliest, óók al zou ze hem winnen. Eens streed de opkomende bourgeoisie tegen adel en geestelijkheid vóór haar rechten en zij overwon. Omdat ze moest overwinnen. Geen macht ter wereld zal de arbeidersklasse kunnen verhinderen dat zij op haar beurt de rechten verlangt die rij noodig heeft om tot vollen wasdom te komen. In dit harnas, in deze wapenrusting staat de arbeidersklasse van Vlissingen als een aaneengesloten muur. En aten muur krijgt niemand ter wereld kapot! Houdt vast, Vlissingers; houdt hóóg boven jullie hoofden ongerept onze banier! Acht uur, zoo klinkt door alle landen! (Vs.) Als later de geschiedenis onzer arbeidswetgeving wordt geschreven, dan zullen twee data de bijzondere aandacht van den geschiedschrijver vragen. Het zijn 18 Juli 1923 en 9 Juni 1928. De eerste datum is die vóór de afbraak, de tweede die van het herstel van den achturendag inde metaalindustrie. Wij willen hier aan beide data eenige beschouwingen vastknoopen. Hoe de achturendag in Nederland en vrijwel gelijktijdig ineen groot aantal andere landen tot stand kwam, is bij de meesten onzer voldoende bekend. De revolutionnaire vloedgolf, die in 1918 bij het beëindigen van den wereldoorlog vrijwel geheel Europa overspoelde en vele tronen en koningskronen met zich voerde, bracht over de bourgeoisie en de regeeringen het angstgevoel dat uitermate geschikt was on beloften inzake sociale hervormingen over hun bevende lippen te voeren. In Nederland brachten we het zelfs tot een tweede troonrede, waarin gezegd werd dat hervormingen zoo snel tot stand zouden worden gebracht als overeen kwam met den polsslag van den tijd. Hoewel alle angstbeloften «iet in vervul-

ling zijn gegaan, is toch de regeling van den arbeidstijd, zooals wij die sinds lang wenschten, voor een belangrijk gedeelte tot stand gekomen. De ex-arbeidersminister Aalberse was zelf „plus royaliste que le roi l) en voerde inplaats van de 48-urige werkweek, zooals die reeds jaren door onze arbeidersbeweging was gevraagd, de 45- urige werkweek in voor vele industrieën. Als straks in Washington, zoo zeide hij, de arbeidsconferentie plaats heeft waar een internationale wet voor de 48-urenweek zal worden ontworpen, dan moeten onze gedelegeerden kunnen zeggen: „Mijne Heeren, ziet eens naar Nederland, daar geldt reeds de 45-urige werkweek, geen bezwaren dus tegen wat hier thans aan de orde wordt gesteld.” Onze industrie werd echter in 1919 niet geheel volgens de inmiddels tot stand gekomen arbeidswet behandeld. Voor een tijdperk van 2 jaren zou in deze industrie de 48-urige inplaats van de 45-urige werkweek gelden. Wij herinneren ons nog goed hoe toen reeds door meer pessimistisch gestemde vrienden werd beweerd dat de 45-urenweek voor de metaalindustrie nooit zou worden voorgeschreven en hoe wij met ons jeugdig optimisme vol hielden : en toch zal het gebeuren ! Inmiddels is echter gebleken dat het vertrouwen, wat wij meenden te mogen stellen inde duizenden die in die dagen onze rijen kwamen versterken, een misplaatst vertrouwen was. Maar in 1919 voorzagen wijde crisis die ons land zoo ernstig zou gaan teisteren ook nog niet. Het bovenstaande vormde de opwaartsche lijn, in 1922 vertoonde zich de neergaande reeds aan den gezichteinder. Een aantel Rotterdamsche werkgevers in onze industrie maakte.i in April hun verlangen kenbaar om tot een 54-urige werkweek te komen, een verlangen waaraan de minister van Arbeid gelukkig niet voldeed. Wij weten nog wel hoe onze zusterorganisaties aan den Metaalbond schreven dat zij „door de slechte economische omstandigheden daartoe gedwongen, omstandigheden waarvan door den Metaalbond misbruik werd gemaakt, bereid waren om het door den Metaalbond gedane voorstel aan de leden ter aanvaarding voor te leggen”, de ministerwas echter verstandiger en wees het verzoek der werkgevers af. Totdat ... op 18 Juli 1923 aan Wilton vergunning werd verleend om 56J uur per week te laten werken, waarmede het hek van den dam werd gehaald. De eene overwerkvergunning volgde toen op de andere en het leek geruimen tijd of de arbeidswet voor wat de metaalindustrie betrof niet meer bestond. De lijdensgeschiedenis van den geleidelijken teruggang naar den achturendag behoeven wij hier niet te herhalen. Wij mogen echter wel zeggen, dat onze voortdurende agitatie oorzaak is dat, al ging het dan ook veel te langzaam, het eene uurtje voor en het andere uurtje na van de veel te lange werkweek werd afgeknepen, niettegenstaande het ernstige verzet van de zijde der werkgevers. Wij meenen hier wel te mogen herhalen wat reeds op verschillende plaatsen namens onzen Bond is gezegd, dat n.l. ook de metaalbewerkers en zelfs wel een gedeelte onzer leden schuld hebben aan de afbraak van onzen achturendag en zeker aan den langzamen terugkeer naar dezen. Ook bij hen ontbrak vaak het bewustzijn dat een korte arbeidsdag de grondzuil is waarop de | positie van de arbeiders moet worden opgetrokken. En als wij dan toch trots tegenwerking van de werkgevers en trots onversehillig, heid van bepaalde groepen metaalbewerkers ten opzichte van dea achturendag van don Directeur-Generaal van den Arbeid op 9 ‘ Juni 1928 een brief ontvangen waarin hij | mededeelt dat vanaf 1 Januari 1929 voor de ») Jdter k«üngag*»i«d clan da Jconiag.

i scheepswerven, die zeeschepen bouwen, de ; 48-urige werkweek weer zal gelden, dan is dat voor ons het bewijs van den groeten invloed van onze organisatie niet alleen, doch ook tevens een bewijs van het toenemend bewustzijn in regeeringskringen dat zonder den achturendag economisch herstel niet mogelijk is. Zoo is het dan ook. De voortschrijdende mechanisatie van het productieproces brengt steeds meerarbeid van vleesch en bloed op staal en ijzer over. De noodzakelijkheid van verkorting van den arbeidsdag dringt sterker naarmate de mechanisatie verder wordt doorgevoerd. En zonder de gave der profetie in ons te gevoelen voorspellen we, dat na een luttel aantal jaren onze leus voor den achturendag vervangen zal worden door den eisch tot nog verdere inkrimping van den arbeidsdag. 18 Juli 1923. Die datum zullen wij inde geschiedenis onzer opwaarts-strevende klasse met een zwarten kool teekenen, 9 Juni 1928 zullen wij vermelden met gulden letteren. i De eerste datum zal ons steeds zeggen dat wij zullen neergeslagen worden zoodra wij verslappen, de tweede datum zal voor ons het bewijs blijven dat wij, indien wij strijdvaardig blijven, al onze idealen zullen verwezenlijken. Acht uur, zoo klinkt door alle landen! De gond° en zilversmeden te Schoenhoven» (B.) Vorige week Woensdag zijn we int gecombineerde hoofd- cn afdeelingsbesturenvergadering bijeen geweest om deö stand der actie te bespreken. Het resultaat der actie bleek niet onbevredigend. De gestelde verzoeken zijn vrijwel geheel ingewilligd, behalve bij een 4-tal werkgevers. Deze 4 werkgevers zijn opnieuw aangeschreven en den voorzitter van de Nijverheidsvereeniging is verzocht zijn bemiddeling daarbij te verkenen. De loonregeling, alhoewel nog laag, is door deze actie weer niet onbelangrijk verhoogd. Ter controle voor onze leden laten wij hier de minimumloonregcling volgen: 14 jaar 5 cent per uur 15 >* 7 r> » » ió ~ 11 ~ ~ ~ *7 >» i5 » >) 11 1 18 ~ 20 ~ ~ 19 » 25 » » » 20 „ 3® »» »> » 21 >« 35 >•» >» » 22 „ 4O r> >« >» 23 »> 45 » » >» De loonsrerhooging' bedroeg van 2 tot 7 cent per uur. Het minimumloon is opge-1 voerd van 40 op 45 cent. Er zijn -er die ! thans weer een uurloon van 60 ct. hebben. Alle arbeiders, die reeds meer dan 45 ct. per uur verdienden, ontvingen 3 cent loonsverhooging. 1 Vrij algemeen worden nu ook de chris-1 telijke feestdagen met 100 pCt. doorbe! taald; eveneens 3 vacantiedagen met behoud van loon. In het algemeen een actie waarvan het ■ resultaat bevredigend genoemd mag worden. ( Onzen leden tot taak na te gaan waar 1 het loon nog beneden de genoemde cijfers 1 staat en dit dan te rapporteeren aan het afdeelingsbestuur. Daarnaast de taak de 1 nog ongeorganiseerden thans aan de hand van de feiten te overtuigen dat zij zich ; behooren te organiseeren.