LOODGIETERSKDRUF De strijd in het loodgietersbedrijf dooreen compromis beëindigd. (v. E.) Ineen onzer vorige nummers hebben wij melding gemaakt van de mislukte poging in het loodgietersconflict te bemiddelen. De heeren Douwes en Jurrema hebben echter den moed niet opgegeven en zoodra hen bleek dat er een glimpje hoopwas hun doel te bereiken, hebben zij niet geaarzeld de pogingen voort te zetten. En zoo kwam na een betrekkelijk zeer korte voorbereiding, in elk geval zeer plotseling, een gecombineerde bespreking tot stand. Deze conferentie vond Zaterdag 15 September te Den Haag onder leiding van de heeren Douwes en Jurrema plaats. Het mag hier wel gezegd worden, dat de heer Douwes, die, evenals voorgaande malen, als voorzitter fungeerde, den juisten toon wist te vinden, waardoor partijen direct tot onderhandeling over het geschilpunt konden overgaan. Dat dit van groot belang is om tot resultaten te kunnen komen, behoef ik hier niet te zeggen. Zooals bekend, liep het conflict over directe invoering van vacantie. De werkgevers verkeerden inde bijzondere positie dien eisch niet zonder meer te kunnen inwilligen en dus moest naar een weg en middelen gezocht worden waardoor partijen het eens konden worden. Dit was geen gemakkelijke taak, omdat de arbeidersorganisaties in elk geval waarborgen wilden hebben dat de mogelijkheid van vacantie wel gewaarborgd was. Daarbij kwam dan nog dat ook het aantal dagen een belangrijke factor was. Inmiddels mag geconstateerd worden dat bij beide partijen de ernstige wil aanwezig was om deze conferentie met goed resultaat te beëindigen. Hieraan zal het mede te danken zijn, dat deze conferentie, die van elf uur ’s morgens tot ’s avonds 7 uur heeft geduurd, met succes werd bekroond. Wij hebben water inden wijn moeten doen. Ofschoon onze strijdwas ingezet om nog voor dit jaar vacantie te bereiken, zijn wij daarin niet kunnen slagen. Het jaar 1928 is inmiddels zoover gevorderd, mede in aanmerking nemende dat de staking 19 weken heeft geduurd, dat deze wensclt voor dit jaar niet meer te vervullen bleek. Doch ook voor 1929 hebben wij ons met een anderen vorm tevreden moeten stellen. Wij hebben dus met minder dan 100 pCt, genoegen moeten nemen. Er is voor het jaar 1929 een overgangsvorm gevonden, waardoor de loodgietersgezellen wel verlof krijgen en tevens het toon daarvoor, doch zonder dat in het contract vacantie wordt opgenomen. De patroons hebben voor 1929 de eer, doch de arbeiders betaald verlof. Voor 1930 was er geen principieel verschil, omdat de patroons dan wel vacantie wilden geven. Echter over het aantal dagen was groot meeningsverschil. Wij van onzen kant hoopten één week vacantie te kunnen bereiken, doch de werkgevers wenschten dit tot drie dagen te beperken. Het heeft heel wat moeite gekost om hierover tot overeenstemming te kunnen komen. Na heel wat loven en bieden zijn de partijen het eens geworden op den grondslag van vier volle dagen. Doch, zooals reeds gezegd, in 1929 wordt slechts gesproken vaneen vergoeding van 4 dagen loon en verlof, doch in 1930 over vacantie met behoud van loon. Het vredesverdrag. Nadat over de materi* overeenstemming was bereikt, ging het nog slechts om een juiste omschrijving van hetgeen overeengekomen was. Een kleine commissie werd met deze taak belast, die ten slótte met het volgende voorstel kwam, hetgeen aan de ledenvergaderingen ter. beslissing zou worden voorgelegd. Grondslag voor opheffing van de staking. „De patroons- en werkliedenorganisaties inde collectieve arbeidsovereenkomst ge-

noemd verklaren te zijn overeengekomen, welke overeenkomst mede is gearresteerd door de bemiddelaars de heeren J. Douwes Jr. en J. W. Jurrema, dat vanaf heden tot i Juli 1929 een bedrag van vier dagen loon, gelijk aan het werkelijke loon, aan alle werklieden zal worden uitbetaald. Dit bedrag zal worden uitgekeerd inde maanden Juli of Augustus 1929, wanneer de werklieden hun verlofdagen in overleg met hun patroons wenschen op te nemen. In geval het dienstverband korter duurt dan 40 weken zal hun over elke week van hun diensttijd 1/40 deel van 4 dagen werkelijk loon worden uitbetaald. Indien het dienstverband wordt verbroken vóór 1 juli 1929 zal voor iedere week van zijn diensttijd aan den desbetreffenden werkman 1/40 deel van 4 dagen lóón bij de laatste loonsbetaling worden uitbetaald. Woensdag 19 September 1928 zal hel werk weder hervat worden en komen alle werknemers weder op hunne plaats, behoudens in het geval dat er onvoldoende werk is. Geen rancune-maatregelen zullen wederkeerig door werkgevers of werknemers in welken zin ook worden toegepast. De staking geldt niet als verbreking van het dienstverband. Twee arbeidsovereenkomsten zullen worden afgesloten, de eerste van 19 September 1928 tot en met 28 Februari 1930; de tweede van 1 Maart 1930 tot en met 28 Februari 1931. In het contract voor 1930—1931 zal de volgende bepaling worden opgenomen : Alle werklieden hebben recht op vacantie met behoud van het werkelijke loon. Deze vacantie bedraagt voor hen, die een vol jaar of langer (te rekenen vanaf i Juli 1929), in dienst zijn 4 volle dagen, bij voorkeur opeenvolgend inde maanden juli of Augustus 1930. De vacantie wordt genomen in overleg met den patroon. Aan hen die korter dan een jaar in dienst zijn, zal voor elke loonweek 1/52 deel van 4 dagen werkelijk loon worden gegeven. Indien een werkman den dienst verlaat vóór de vacantie is opgenomen, zal hem eveneens voor elke loonweek die hij in dienst was, 1/52 deel van 4 dagen werkelijk loon bij de laatste loonbetaling worden uitbetaald.” Bovenstaand voorstel is Maandag inde ledenvergaderingen zoowel van patroons als werklieden behandeld en door beide partijen in meerderheid aanvaard. Hieronder geven wijde cijfers weer van den uitslag van de stakersvergaderingen: voor tegen blanco totaal Alg. Bond . . 1086 96 8 1190 R.-K. Bond. . 122 . .122 Chr. Bond ... 36 1 2 39 Federatie ... 38 1 2 41 Totaal .... 1282 98 12 1392 We mérken hierbij op, dat alleen personen boven den 18-jarigen leeftijd aan de stemming hebben deelgenomen. Na 19 weken staken de strijd met voor de arbeiders bevredigend resultaat beëindigd. Na den uitslag van bovengenoemde vergaderingen behoorde hiermede de staking tol het verleden. De arbeiders kunnen met voldoening op dezen strijd terug zien, hij heeft hun ■wat gebracht. Zij hebben lang en veel moeten offeren, maar het zij met voldoening geconstateerd, niet voor niets. Uit deze staking zijn voor beide partijen wijze lessen te trekken. De arbeiders hebben nu kunnen ervaren dat sterke organisatie noodig en onontbeerlijk is om den economischen strijd met de werkgevers te kunnen aanbinden en volhouden. En de werkgevers, dat praten verstandiger kan zijn dan vechten. 1 Ten slotte willen wij ook van deze plaats nog een woord van welgemeenden dank brengen aan de beide heeren Douwes en Jurrema, voor de moeite en opofferingen die zij zich hebben getroost. Door hun energiek maar vooral tactisch optreden is het gelukt de partijen tot elkander te brengen. Het moge den heeren voldoening 1 geven te weten dat hun werk ten zeerste | wordt gewaardeerd. | Luctor et emergo. (H. v.d. B.) Tijdens mijn zwerversperiode pl.m, 29 jaar geleden mocht ik ongeveer ij jaar deel uitmaken van het personeel der Koninklijke Maatschappij ~De Schelde” te Vlissingen. En toen ik i bij het begin van het groote conflict, in Mei van dit jaar4 yernam, dat de directie yan

~De Schelde” onzen vriend v. Spanning beschuldigde „het geheele personeel waarmee men 50 lange jaren in vrede had kunnen werken” te hebben bedorven, dacht ik; als ’t waar is, zou je er jaloersch op worden; in staat te zijn, zóó’n personeel op die manier te bederven dan moet er wat van je uitgaan I Want toen!. . . toen ze dus a! ruim 20 jaren ~in vrede” geleefd hadden was er om maar één ding te noemen veel „ouwe-klare” inde werkplaats en als een bijzonderheid herinner ik me altijd nog daarvan, dat, den éérsten Maandagmorgen, dat ik als vreemdeling daar werkte en in een ploeg geplaatst was, „de kras” bij me kwam en. . , me niet vroeg of ik georganiseerd was, maar me ijskoud vertelde, „als ik trek ineen borrel had, moest ik me maar bij „Koos” vervoegen” (een bankwerker uit de ploeg). Ik vond het nogal vreemd niet wat betreft de organisatie, (want daar had in die dagen nog nooit iemand een woord van tegen me gesproken en ik zelf dacht daar toen nog evenmin over), maar, dat je zóó maat „een slokkie” kon gaan halen als je trek had. Later werd me duidelijk, dat „de ploeg” in aangenomen werk stond en van het nog-te-verdienen accoordgeld op gezette tijden maar vast jenever gehaald werd en of je nu toevallig „geheelonthouder” was, of je lustte je „halletje” wèl, je „portie” betaalde je er-aan, omdat dit bedrag er eenvoudig afgetrokken was bij ’t accoord-beuren ; dit behoorde. onder meer tot de werkzaamheden van „den kras”. En zóó werd onder ’t behoorlijk gebruik van „een neut”, Hare Majesteits eerste klas pantserdek-kruiser de „Noord-Braband” althans de machines daarvan in elkaar gespijkerd. Natuurlijk mocht dat niet! maar, je mag niet vloeken óók en dat doen ze toch wel en. . . de vertegenwoordiger van de directie, inde fabriek, de toenmalige chef van de werkplaats, die zich ’s morgens tegen elf uur tegen de trap van de „galerij” opheesch, om een oogenblik naar zijn kantoortje te gaan, klopte in ’t voorbijgaan een paar ouwe bankwerkers die, gehurkt voor hun „la”, net bezig waren hun ~piereverschrikker”, met naar ’t plafond geslagen oogen in-te-slikken op den schouder; „smaakt-ie nogal?” Dat. wou natuurlijk zeggen: denk er een beetje om! maar tóch. . , werkelijk knus; ze leefden zoo echt, wat-je-noemt: „in vredel” Ik zou daar nog méér van kunnen vertellen, maar dat gaat nu niet... hoofdzaak is: dat ieder zelfs de directie van „De Schelde” het met me eens is: er is -wèl wat veranderd sinds dien tijd. De arbeiders wenschen niet meer in dien „vrede” te leven! Zeker fijnbesnaarde en hooggestemde zielen van alle richtingen! ik weet het wel: er mankeert nog heel wat aan: al zijn ze „inden Bond”, daarmee zijn het nog geen engelen van braafheid en heusch, het is ons bekend, er zijn er nu zelfs nog, die wel een borrel lusten, hoewel je dat trouwens onder de beste standen ontmoet onder alle koren is kaf het zijn gelukkig evenmin allen „Schelde-directies” en „Feyenoordsche menschenvrienden”, je treft óók als hier en daar verstandige zelfs humane werkgevers aan; maar erken, dat er wat veranderd is en héél wat óók onder den invloed van de vakorganisatie ! Bijvoorbeeld: onder dezen invloed zijn de werkgevers „gedwongen” (het woord is van den heer Sterk) „aansluiting te zoeken met anderen”, d.w.z. zich eveneens te organiseeren en zoo werden wij verblijd met de geboorte van den Metaalbond. Wie indertijd evenwel inde meening verkeerde, dat wij nu voortaan langs ordelijken, organisatorischen weg, de zaken zouden kunnen afhandelen, hebben zich blijkbaar vergist inde mentaliteit der Metaalbondleden. De Metaalbond blijkt zich tot taak te stellen, het „bederven” van de arbeiders zooveel mogelijk te keeren. En de directie van „De Schelde” zal haar medeleden eens laten zien, hoe men te werk moet gaan om van die pestilentie verlost te worden. Uitpiitten zullen ze de proletariërs en kapot maken hun vervloekte bonden. Terug naar den „vrede” van weleer naar de vrijheid van den Vrijheidsbond, de vrijheid om te doen en te laten wat zij willen 1 Georganiseerde kameraden in ’t algemeen en bondgenooten in ’t bijzonder! Wij zweren niet; maar: Uw ja, zij ja en uw neen, zij neen; wij beloven elkaar, dat dit niet zal gebeuren! Ongeveer 17 weken staan de Vlissingers inden strijd en m.i. gaat het nu pas ernst worden; het slechte weer komt aan de strand-amusementen, enz. inde gedwongen vacantie zijn aanstonds afgeloopen. Natuurlijk steunt ieder van ons volgens zijn plichtsgevoel op de uitgezette lijsten om, tijdens deze buitengewone uitgaven Yop£ .onzen Bond, toch de jye.erstandskas

op normaal peil te houden voor ’t geval de Metaalbond soms nog eens aan het einde van zijn „overwegingen” mocht komen omtrent „de verder te nemen maatregelen.” Ze „wegen” nogal secuur schijnbaar echter, de schaal schijnt tot nog toe aan den voor hen verkeerden kant dóór-te-slaan; maar toch! de heer Stork heeft in zijn jubileum-rede, met respect afdwingende handigheid, de mogelijkheid aangestipt, dat hij hoe noodlottig hij ’t ook zou vinden hen, die toch „getoond hebben, zich één met them te voelen in liefde voor de fabriek en hun gemeenschappelijk werk” op een kwajen morgen de fabriekspoort niet openmaakt, maarde affaire stop zet tot tijd en wijle de Vlissingers den kop gebogen hebben en zich op genade of ongenade overgeven. Een erg leuke mop op een fuifje lijkt mij dit niet, maar, . . de heer Stork zal wel geweten hebben wat hij deed! Die vrijwillige steun komt dus schitterend in orde. (’t Is gemakkelijker de „Kwatta-actie” te steunen: dan eet je eenvoudig zoolang andere chocolade!) Maar ik zou nog iets anders willen. Ik verzoek jullie een oogenblik nergens anders aan te denken dan aan een zin uit het verslag in „Het Volk” van 7 September j.l. het verslag vaneen bezoek aan de stakers te Vlissingen daar staat: „Breed hebben zij het niet. Er is juist voldoende voor de huishuur en mHdrmeten.” Sta aaar nu een oogenblik bij stil; 17—18 weken lang, juist genoeg voor de huishuur en het middageten en tóch volhouden. Prachtig is dat! vooral als men goed doorvoelt, dat, wat er straks geboren gaat worden uit die taaie vasthoudendheid van de Vlissingers, ten goede komt niet aan hen alleen, maar aan ons allen aan onze toekomstige verhouding met den Metaalbond. Laat ons H.B, toch middelen overwegen, hoe dan óók, ’t zij door verplichte dubbele contributie, (of wie van onze leden doen plannen aan de hand, om te bereiken wat ik zou willen?) het déirheen te leiden, dat onze Vlissingsche vrienden vrijwel de waarde van hun volle loon beuren, opdat wat hen betreft het 18 maanden kan duren, maar dat het zijn zal, als onze Redacteur in het vakblad van 1 Sept. j.l. vastberaden neerschreef: „Onder geen beding zal onzerzijds deze strijd worden beëindigd zonder behoorlijk resultaat. Er kome dan maar wat wtl.” Kameraden! Hangt het Zeeuwschc wapen voorloopig in je huiskamer en zoo dikwijls je dat mormeldier daar half boven water uit ziet, zeg je tot je zelf: Ze worstelen daar aan ons zal ’t niet liggen als ze niet overwinnen 1 Arnhem, Sept. '2B. EISGHT VOOR CHOCOLADE, BISCUIT EN SUIKERWERK EEN AsDER DAN HET „SiCKESZ-KWATTA-MERK” • Theorie en practijk van den heer C. F. Stork. (v. H.) Inde redevoering van den heer C. F. Stork, waarover de redacteur de vorige week reeds schreef, heeft de spreker wel zeer duidelijk laten uitkomen, dat hij ernstig rekening houdt met een conflict óók in zijn bedrijf. En dat dan niet zoozeer als een gevolg van het feit dat hij het niet met zijn eigen personeel zou kunnen vinden, maar als een gevolg van het wederzijds georganiseerd zijn. Kon wijlen D. W. Stork nog zeggen: Wat er elders ook gebeure, hier is niets te vreezen, C. F. zegt het hem niet meer na! Ook hier geldt het woord van Breero: ’t Kan verkeeren! Wel spreekt hij den wensch uit, dat het zoover niet zal komen, maar hij laat geen twijfel open voor de vraag of hij zicli zal neerleggen bij wat hij „inden grond noodlottige maatregelen” van den Metaalbond noemt. Hij doet mee als deel van het geheel! Nu de redactie dit reeds deed, zullen wij hierover niet verder uitwijden. Alleen moeten wij hierbij toch de hoop uitspreken, dat deze openlijke belijdenis van klasse-solidariteit van den heer C. F. Stork bij de helaas nog te vele twijfelaars onder dit personeel „de deur zal dicht doen”, wat hier dus wil zeggen: de oogen wijd open! Wèl is het ons nog een behoefte om terug te komen op zijn herhaalde minder nobele poging om bij voorbaat de verantwoordelijkheid voor eventueele gebeurtenissen op zijn personeel te schuiven. Want in dit opzicht is de heer C. F. Stork een onverbeterlijke recidivist! Het is altijd een