het bijzonder verband houdt met de vele schokkende gebeurtenissen van de jongste tijd op economisch en financieel gebied: de débacle van vele groote maatschappijen de Insolvabiliteit van Staten en groote ondernemingen, de ontwrichting van de valuta (val van het Engelsche pond). De moreele verwording in vele leidende financieele kringen, welke hierbij aan de dag trad. was verder een element van verscherping van de vertrouwenscrisis. Deze vertrouwensci isis zoo noodlottig in ons op crediet gegrondvest economisch leven heeft de verwoestingen van de economische crisis voltooid en, over de geheel e wereld, millioenen uit elke klasse der bevolking, tot de afgrond gebracht. De bijzondere tijdsomstandigheden, waarop wij hierboven doelden, hebben tot de verscherping van de vertrouwenscrisis veel bijgedragen. Vooral de politieke tegenstellingen en de politieke onrust spelen daarbij een groots rol. Door plotselinge, toevallige en onberekenbare gebeurtenissen kan deze vertrouwenscrisis onverwacht zoowel worden verscherpt als verzwakt. Konden de nationale tegenstellingen worden overwonnen of verzacht, zouden de leidende politieke machten der wereld de handen ineen slaan cm gemeenschappelijk het welzijn der wereld te bevorderen, dan zou, ten aanzien der vertrouwenscrisis, ongetwijfeld op korte termijn een belangrijke verbetering kunnen worden bereikt. De werking daarvan op het economisch leven, door het herstel van het credietmechanisme, zou niet uitblijven. De acute scherpte zou ten deele aan de huidige toestand worden ontnomen. De toestand zou in eik geval dragelijker worden. Men kan telkens weer waarnemen, hoe elk bericht ten goede van eenige beteekenis als het ware het diep-geschokte vertrouwen weer doet opvonken. Doch de eigenlijke economische crisis zou op deze wijze toch niet inde kern worden aangetast. Belangrijke, duurzame verbetering over het geheele veld der economie kan eerst intreden, wanneer het verstoorde evenwicht tusschen productie en koopkrachtige vraag in het algemeen is hersteld. En het ziet er, helaas, naar uit, dat het verkrijgen vaneen zekere mate van evenwicht, voorzoover daarvan onder hst huidige régiem kan worden gesproken, veel tijd zal vorderen. De omstandigheden, waaronder de oderne groot-industrie werkt, met haar ontzaglijke kapitaal-investeeringen en de toenemende hanteering door de leiding van die ondernemingen, niet alleen van „vreemde” arbeid, maar ook van „vreemd” kapitaal, waarmede, blijkens de ervaringen, vaak nogal luchthartig wordt omgesprongen, dragen daartoe het hare bij. Hier komen wij weer terug tot het grondprobleem: de enorm gestegen productie-capaciteit der wereld en de ongekend snelle vergrooting der productiemogelijkheden door de technische vooruitgang, door de scherpe rationalisatie van de productie door concerns en wereldondernemingen op steeds geweldiger schaal in roonsterachtige grootbedrijven en voor een markt, die thans vrijwel de geheele wereld omvat. Elke verbetering der prijzen maakt de geweldige latente productiekrachten, waarover de wereld beschikt, weer in meerdere

schijn, vóór ons een wolkenlooze lichtblauwe ruimte, beschenen door het geelglanzende zonlicht. Beneden ons ligt de zee als een onafzienbare zachtgolvende vlakte. Aan de gezichtseinder rijst een reusachtige regenboog omhoog, zijn kleurenpracht in statige gratie naar alle kanten vertoonend. Achter ons vervaagt het eiland Sumatra, hst groote aan natuur- en bodemschatten zoo rijke gebied, dat we later weer met een bezoek hopen te vereeren en te bewonderen. Schijnbaar onbewogen glijdt onze stalen vogel over de waterplas, die Sumatra van Java scheldt. Kleine, bewoonde en onbewoonde, eilandjes liggen verspreid tusschen de beide groote en vormen schakels Inde schoone keten, welke het Nederlandsen gezag zich onrechtmatig met wapengeweld heeft toegeëigend. Er zit zacht beweeg en kleurschakeering In het groote water. Rhytmisch voortbewegende golven, hier en daar deining teweeg brengend, dreigen de bijna onzichtbare eilandjes te verzwelgen. De eene golf na de andere loopt op zachtglooiend strand of slaat tegen steile rotsen bruisend en schuimend te pletter. Groote zsestoomers en kleine visschersvaartuigen bewegen zich bijna onzichtbaar voort naar belde richtingen. Als wij het eiland Java naderen en Batavia in het zicht krijgen, komt er weer bewéging in onze crbine. Lezende en duttende medereizigvis, die blij kbaar geen béianó^oiüng

of mindere mate mobiel. Dan stijgt weer het aanbod. Laten wij nog eens de stand van zaken in het algemeen met een voorbeeld op één gebied verduidelijken. Het is met de scheepvaart, ook met de Nederlandsche scheepvaart, thans allertreurigst gesteld. Het zou tijd verspillen zijn. dat nader aan te toonen. Wij hebben de oorlog gehad met een ontzaglijke verwoesting van schepen. Hoe staat het nu echter met de wereldtonnage van schepen? De wereld-tonnage der koopvaardijvloot bedroeg, volgens de opgaven van Lloyds Register, op 30 Juni 1913 46.971.000 ton 30 Juni 1929 68.074.312 „ 30 Juni 1930 69.607.644 „ 30 Juni 1931 70.131.000 „ Tot zelfs inde crisistijd, doordat de schepen op stapel stonden, nam de wereld-tonnage tos. Zij overtreft thans met 23.160.000 ton de beschikbare tonnage bij het uitbreken van de oorlog. Zoo’n cijfer moest toch hen tot voorzichtigheid manen, die deze crisis beschouwen als een liquidatie van de oorlog en zoo trachten te ontkomen aan de erkenning, dat deze crisis in diepste wezen, evenals haar voorgangsters, een organische crisis is van het kapitalisme. Het spreekt vanzelf, dat bij deze overmatige voorraad van scheepsruimte de vrachten tot ongekende laagte moesten dalen, en voor vele schepen geen emplooi kan worden gevonden, en dat de toestand, zopwel van de scheepvaartmaatschappijen als van de scheepsbouwindustrie, allerellendigst moest worden. Vorige maand (October 1931) sprak Dr. Cuno, de Duitsche deskundige, in Amerika over de crisis inde wereldscheepvaart. Dr. Cuno van de Hapag heeft voor de Columbla Universiteit een rede gehouden, waarin hij als zijn meening te kennen gaf, dat het laagste punt in het transatlantisch verkeer nog niet bereikt is. Hierbij komt nog, dat de tonnage door gestadige nieuwbouw vergroot wordt. Hij twijfelde aan de waarde van staatssubsidie voor verbetering inde scheepvaart en zeide, dat de Duitsche scheepvaart geen subsidies krijgt. N. z. m. zijn subsidies in strijd met het kapitalisme. Ter opheffing van de moeilijkheden stelde Dr. Cuno voor, de reederijen, die dezelfde route bevaren, op nationale en internationale basis te vereenigen, nauwer dan thans bij het conferentiesysteem. De afzonderlijke vlaggen moesten echter behouden blijven. Hij wenschte voorts een internationale overeenkomst ter afschaffing van alle verouderde schepen en elimineering van alle staatsinmenging inde scheepvaart door subsidies. Men ziet, als oplossing wordt aangegeven: afschaffing van alle verouderde schepen. Dus opruiming van het overtollige product, dat is: kapitaalvernietiging op groote schaal. Het is een frappant voorbeeld, hoezeer de helderste koppen uit de kapitalistische wereld wel weten waar de schoen wringt. (Slot volgt.)

meer hebben voor de natuurtafereelen welke een vliegtocht als deze biedt, komen in beweging en maken zich gereed voor de landing. Maar wij storen ons daaraan niet. Stilstarend blijven we in onze rieten stoel zitten om alles te zien en te bewonderen wat beneden, voor en achter ons ligt. We hebben geen oogen genoeg om alles waar te nemen wat we langs snellen. Het gaat alles als een film aan ons voorbij. Eerst de haven van Priok met z’n druk beweeg, het lossen en laden van de schepen, van aankomende en vertrekkende passagiers, vaak van en naar verre gewesten, het wuiven, begroeten en verwelkomen van verwanten. Dan de stad Batavia met haar mooi aangelegde Europeesche wijken en feestterreinen, gouvernements- en andere gebouwen, een panorama van zeldzame schoonheid biedend. Nauwelijks zijn we Batavia gepasseerd, of onze piloot begint in te binden. Langzaam naderen we het vliegveld waarop we straks hopen te landen. De motoren worden op halve kracht gezet en met wijde boog cirkelen we naar omlaag. Even een onaangenaam gevoel inde maagstreek, een lichte schok veroorzaakt door de aanraking van het landingsgestel met de bodem en dan is deze emotierijke tocht ten einde. Een taxi brengt ons naar Batavia en even later zitten we niet minder rustig in ons hotel aldaar als we het een paar uur tevoren in Palembang hadden gedaan. Lang hebben we van deze rust niet genoten, want we hebben voor ons vertrek

’t Kan verkeeren zei Breêro. Het 14-daagsche orgaan van de bij het N.A.S. aangesloten Federatie van Metaalbewerkers vestigt de aandacht op een nieuwe landelijke regeling van de Metaalbond, vastgesteld na de mislukte contractonderhandelingen welke het vorige jaar zijn gevoerd. Die nieuwe regeling is gepubliceerd in het September-nummer van het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze publicatie is aan onze aandacht ontsnapt, redenen waarom wij er tot heden geen melding van gemaakt hebben. Hier mag de vraag worden gesteld waarom de Metaalbond ons van deze nieuwe regeling onkundig heeft gelaten. Voorheen was het de gewoonte dat de Metaalbond ons dergelijke regelingen toezond ter kennisname. Ditmaal is dat nagelaten, waarmede met een gewoonte gebroken is. En daarmede is dan tevens verklaard hoe wij er toe gekomen zijn om geen aandacht hieraan te schenken. Een openbaring is de inhoud dier nieuwe regeling voor ons niet. De Metaalbond heeft de omstandigheden aangegrepen om veel van hetgeen door middel van het oude contract bereikt was, teniet te doen. Zoo is het persoonlijk minimumloon niet inde regeling opgenomen en het aantal vacantiedagen op 4 teruggebracht. Bovendien is nu bepaald dat men een jaar in dienst moet zijn alvorens recht op vacantie aanwezig is. Wanneer dus straks de tijden gunstiger worden en de leden van de Metaalbond de invloed van de vakvereenigingen weer zullen gaan gevoelen, kunnen we weer van voren af aan beginnen. Het verlies van het persoonlijk minimumloon, ook al was dat in het oog van sommige leden te laag en daardoor volgens hun oordeel zonder beteekenis, zal blijken een zeer ernstig verlies te zijn. Dat begint nu ook door te dringen tot zelfs inde hersenen van hem die zich in de 0.8.W.M. met de verschoten profetenmantel van Dissel getooid heeft. Die nieuwe profeet make zich overigens geen illusies! We hebben „kameraad” Dissel inde regel in z’n vet gaar laten smoren en ons daar steeds zeer wel bij bevonden. De nieuwe baas van ’t spul, Sneevliet’s secondant H. J. Bartels, die nu de honneurs mag waarnemen, kunnen wij tot onze spijt geen toeschietelijker houding toezeggen. In wat wij tot dusverre van hem lazen bespeurden wijde geest van Dissel, weshalve wijde affaire op de oude voet zullen voortzetten. Dan krijgen we ook geen ruzie en da’s ook een niet te onderschatten voordeel in deze tijd van druk. Om op de zaak zelf terug te komen, wat hebben de lui van 0.8.W.M. ons niet de huid vol gescholden over dat koelie-contract met dat hongerloon. Benamingen als kapitalisten-knechten, handlangers van de Metaalbond, etc., waren natuurlijk nog maar kinderspel vergeleken bij de kwalificaties waarmede wij op vergaderingen door de heeren werden afgeschilderd. Maar nu moet je lezen wat de heeren zélf te zeggen hebben over ’t verlies van het persoolijk minimumloon: „Het persoonlijk minimumuurloon is dus weg. Ditas dus

naar Solo nog eenige zake te doen die geen uitstel dulden. De volgende morgen vroeg wacht ons een negenurige treinreis met de „eendaagsche”. Hoewel deze reis minder aangenaam en interessant belooft te worden dan de pas plaats gehad hebbende vliegtocht en trots dat het Zondag is, aanvaarden we haar met genoegen. We komen immers nog.eens in het hartje van Java, waar we onze oude vrienden zullen ontmoeten, de vooraanstaanden uit de Indonesische vakbeweging en waar we onze opdracht denken te bevorderen door de fusie der beide vakcentralen te bewerkstelligen. Het is geen moeilijke taak die we hebben in Solo. Reeds spoedig blijkt dat tusschen de beide besturen overeenstemming bestaat ten opzichte van het principe en dat slechts practische vragen de discussie beheerschen. Onze Indonesische vrienden zijn doordrongen van de noodzakelijkheid van eenheid en samenwerking met de moderne vakbeweging. Als wè de volgende morgen Solo verlaten, doen we dat met een gevoel van voldaanheid. Want wat we bereikt hebben is meer dan we hadden durven hopen. Onze taak op Java is hiermede volbracht. We zouden nu naar Holland kunnen terugreizen indien we niet op ons hadden genomen ook de West- en Oostkust van Sumatra te bezoeken, vooral om de werking van de Poenale Sanctie aldaar te bestudeeren. Een reisplan is al opgemaaKt, autoriteiten, ondernemers en yakvereeni-

een beduidende verslechtering, die door zijn geleidelijke invoering niet zoo direct opvalt, maar daarom des te gevaarlijker is voor de arbeider s.” (Spatieering van ons, Red. „Metaalbew.”) Dat „rot”-contract, dat „koelie”-contract met een honger-minimumloon, kan het verlies daarvan nu ineens, zoo maar uit z’n eigen zelvers,- een beduidende verslechtering zijn? Dat móet van „kameraad” Bartels een vergissing, een slip van de pen zijn. Want als het dat niet is, dan beteekent zulk een erkenning verraad aan de zaak van het revolutionnaire proletariaat. En dat is Nassiaansche doodzonde! UIT DE AFDEELINGEN ROTTERDAM. Jonge leden, opgelet! (J.L.) Zondagmorgen 10 Januari organlseeren wij een filmbijeenkomst in het Corso-Theater aan de Coolsingel. Aanvang uur. Vertoond worden de film voor het maken van naadlooze buizen van de Mannesmann Werke A.G. Dusseldorf en een komische bij film. Kaarten verkrijgbaar op kantoor, bij de groepshoofden en verder bij Landman, Sleutelbloemstraat 11, Elsinga, Roentgenstraat 54 en P. A. Barm, Pieter de Raadtstraat 49. Prijs ƒO.lO. Daar de commissie van oordeel is, dat het theater niet geheel en al door jongeren bezet zal zijn, kunnen oudere leden, dus boven 21 jaar, kaarten krijgen aan bovengenoemde adressen tegen de prijs van ƒ0,15. ZUTPHEN. (D.8.) 14 December 1931 hielden we een tamelijk goed bezochte huishoudelijke vergadering. Besproken werd o.a. de winterpropaganda. Dinsdag 12 Januari 1932 houden we een openbare vergadering in Gebouw „De Hoop”. D. W. v. Hattem, hoofdbestuurder, spreekt. Verder zal getracht worden de avond op te luisteren door muziek, declamatie enz. De toegang is vrij. We dringen er bij de leden ten zeerste op aan deze avond te bezoeken. Tracht verder zooveel mogelijk ongeorganiseerden mee te krijgen. Aan de verschillende fabrieken wordt een strooibiljet uitgereikt met de opwekking tot een bezoek aan deze avond. Verder werd het ontwapsnings-petitionnement namens onze geheele afdeeling verzonden. Naar de Provinciale Vergadering op 20 Dsc. 1931 te Arnhem ter bespreking van het werkloosheidsvraagstuk werd het dagelijksch bestuur afgevaardigd. Geregeld komt men bij het bestuur om Inlichtingen over de Ziekteverzekering. We hebben nu aangeschaft een overzicht van de voornaamste bepalingen der Ziektewet-1929. Deze liggen ter inzage bij E. Russer, Roggestraat 3 en bij D. Buitenhek, Marschweg 131. leder die dus moeilijkheden heeft, informeere even bij één dezer adressen. De steun voor de stakers In Twente en Groningen loopt, gezien het groote aantal werkloozen, in onze afdeeling tamelijk goed. Het moet echter nog beter. Steunt dus zooveel in het vermogen ligt!

gingen welke wij voornemens zijn te bezoeken, zijn ingelicht. Woensdag 3 September, des middags om twaalf uur precies, vertrokken we met de K.L.M.-boot „van Overstraeten” naar Padang uit Tandjong-Priok. Tegelijk met ons vertrekt ook de „Marnix van St. Aldegonde”, het groote schip van de Mij. „Nederland”, dat ons eenige maanden geleden behouden en wel in Indië had afgeleverd, voor een reis naar Holland. Langzaam wordt het statige schip uit de haven gesleept. We doen een poging de opvarenden, mogelijk bekenden, waar te nemen, maar het lukt niet; de afstand is te groot en de dekken te hoog om gezichten te onderscheiden. We zien zelfs geen verschil in blank en bruin. Een oogenblik varen de beide schepen van ongelijke grootte, de „van Overstraeten” is n.l. veel kleiner dan de „Marnix”, zij aan zij, doch dan gaan ze ieder hun eigen weg, de een rechts de andere links van het eiland Sumatra. Met groote belangstelling staren we zoowel naar de vertrekkende „Marnix”, waaraan we aangename herinneringen hebben, als naar de plek vanwaar onze boot vertrok, vanwaar de vele vrienden, bruine en blanke, ons een laatst vaarwel toewuiven. Langzaam maar zeker verliezen wij het eiland Java uit het oog, het mooie land met zijn lieve bevolking, waar we zoo gul en gastvrij behandeld zijn. P. DANZ.