Een vergissing. Wij mosten een onaangename vergissing herstellen. In ons blad van 9 Januari hebben wij bij een portret van C. F. Thomas, die in 1886 secretaris van onze Bond was en in die functie de eerste oproep tot medewerking onderteekende, o.m. geschreven dat deze figuur in 1931 was overleden. Dat blijkt, gelukkig voor Thomas en z’n naaste familie, niet zoo te zijn en wij haasten ons dus de vergissing die wij begingen te herstellen. Thomas leeft nog; moge hem nog vele Jaren in gezondheid beschoren zijn. „Indonesië klaagt aan.” door Ir. SOEKARNO. Uitg. N.V. „De Arbeiderspers”. Prijs ing. ƒ 1.50. Een pleitrede van Soekarno voor zijn rechters. Een pleitrede, groot en sterk, sober en oprecht. Vooral: trotsch. Niet trotsch van egoïstische aanmatiging en eigenwaan, vol vooroordeelen. Neen, trotsch van dienend zelfbewustzijn. Dit is de trots, voortgesproten uit ootmoedige onderwerping aan een verheven denkbeeld. De trots, die een verdrukte groot maakt voor zijn tijd en de historie. Als beschuldigde... ook hij wordt immers tot de misdadigen gerekend, gelijk de grondlegger van de godsdienst der Christenen!... Als beschuldigde staat hij voor zijn Pontius Pilatus, een Nederlandsch rechtscollege, een rechtbank van vreemde onderdrukkers, maar voor de Volken staat hij daar als aanklager en verzoener. Als veroordeelde, met de kus van Kajaphas op het voorhoofd gedrukt, gaat hij heen, doch hij keert terug als rechter van het geweten der blanke onderdrukkersvolken. Dit laatste is het, dat het boekje, simpel en mooi door „De Arbeiderspers” uitgegeven, voor* ons zoo kostelijk maakt. Het proces, een politieke gebeurtenis, een incident inde geschiedenis, ligt in het verleden. De kranten schreven erover, het ging voorbij. De incidenteele gebeurtenis heeft in onze periode een kort leven. Maar onsterfelijk is het beroep op het geweten van ons volk, een vonnis en een gewetenseisch in éénen. Dit is de pleitrede, die Soekarno heeft uitgesproken en zoo heeft deze Javaan, bedrukt inde ongelijke strijd voor de natuurlijke rechten van zijn ongelukkig, vertreden volk, aan ons volk van een kleinood geschonken, onvergankelijk en schitterend. Een kleinood aan het v01k... Wat kan dit anders beteekenen dan een kleinood aan het proletariaat? Is het niet het proletariaat, zélf worstelend om bevrijding uit de knechtschap, het levende deel, de pit en het merg, van onze natie? Tot hst proletariaat heeft Soekarno gesproken, tot ons. Naarmate men bij het lezen verder gaat, van bladzijde tot bladzijde, o geen bladzijden van gezwollenheden en wanhoopsuitbarstingen, doch van heldere, krachtige, redeneering en fiere koelheid vaneen heerschend intellect, naarmate men verder leest, voelt men in zich de warme overtuiging groeien; Hij behoort bij ons, wij behooren bij hém. Zijn zaak i* onze zaak en onze zaak is de zijne. Soekarno geeft ons het verstandelijke inzicht inde zaak, die hij bepleit met zijn rede, zijn algeheels geestkracht en zijn leven. Geen samenvatting zoo zuiver en nauwgezet klaarder dan eenig glashard, glashelder studieboek. Geen mystiek en geen sentimentaliteit. Maar dit verstand is geïnspireerd dooreen groot gevoel, door het grootste gevoel, dat de mensch innerlijk ervaren kan: het gevoel Voor rechtvaardigheid, die ons allen tot broeders maakt. De bewogenheid van dit boek is zonder weening en knersing der tanden, maar zóó innig, zóó innig, dat de ontroering ons dagen, weken, maanden bijblijft en een herinnering wordt van teedere schoonheid. Maar tegelijk een herinnering,- die onszelf steeds opnieuw opwekt tot steeds hernieuwde strijd voor de rechtvaardigheid. Tot de strijd voor alle verdrukten en tegen alle verdrukkers. Tot de strijd tegen de verachtelijke koloniale uitzuigers. Tot de strijd voor het socialisme in zijn volle omvang. De socialist behoort deze pleitrede te kennen, zooals hij het Communistisch Manifest kent. C. DE DOOD. Want veel te pogen 'zonder raad. En ver te springen zonder maat. En zaken aangaan boven macht, Dat brengt er menig inde gracht. Cats.

Tiet vraagstuk der Herstelbetalingen. (B. K.) ledereen weet nu zoo langzamerhand wel dat er in Februari van dit jaar te Genève in Zwitserland een conferentie zal bijeenkomen, die tot taak zal hebben het probleem der ontwapening te bespreken. Wat men evenwel niet zoo algemeen weet is, dat deze conferentie vooraf gegaan zal worden dooreen z.g. herstelconferentie, die minstens 'van evenveel belang zal zijn voor de toekomst van de geheele wereld als de ontwapeningsconferentie. Wat zal er op deze herstelconferentie aan de orde zijn? Ziedaar een vraag, die niet met enkele woerden te beantwoorden is. Op het eerste gezicht zou men geneigd zijn te zeggen; er zal daar geconfereerd worden over het herstel van Europa of van de ganschs wereld. Daarbij gaat men dan van de veronderstelling uit dat de wereld ziek is, een veronderstelling die inderdaad wel eens juist kon zijn. Maarde herstelconferentie dankt haar naam toch aan iets anders, want op deze conferentie zullen de hersfeZ-schulden besproken worden en deze schulden zijnde bedragen, die Duitschland betalen moest aan de geallieerde landen tot herstel van de schade aangebracht tijdens de oorlog inde z.g. verwoeste gebieden. Hiermede wordt voornamelijk Noord-Frankrijk bedoeld. In het verdrag van Versailles heeft men wel de aard, maar niet de omvang van de schadevergoeding vastgesteld die Duitschland aan zijn overwinnaars moest betalen. Een commissie bestaands uit vertegenwoordigers van Engeland, Frankrijk, België en Italië zou deze zaak later wel regelen. Dientengevolge hebben wij inde laatste 10 jaar ettelijke conferenties zien bijeenkomen om dit vraagstuk te bespreken. De laatste in deze serie was de conferentie in Den Haag in 1930, waar het Youngplan definitief tot stand kwam. Het Youngplan is in Juni 1930 in werking getreden. Wat is dit Youngplan en hoe komt het aan zijn naam? De Amerikaan Young was voorzitter geweest van de commissie van deskundigen, die inde eerste helft van 1929 teParijswds bijeengekomen ter bespreking van dezelfde kwestie. In het Youngplan nu staat precies omschreven wat Duitschland betalen moet. Het is in dit verband misschien wel aardig eens melding te maken van de verandering van opvattingen, die men inde laatste 10 jaar in dit onsicht heeft kunnen constateeren. In 192 c paalden de geallieerden in Boulogne dat Duitschland een totaal bedrag van 269 milliard mark zou moeten betalen. In 1930 werd er in het Youngplan vastgelegd in Den Haag dat Duitschland totaal 116 milliard betalen moet. D?ze 116 milliard worden afbetaald door een jaarlljksche aflossing plus rente van tezamen bijna twee milliard. Met een vreemd woord .noemt men dit een jaarlijksche annuïteit van twee milliard. Dit bedrag kan gesplitst worden ineen onvoorwadrdeUjk deel van 630 millioen mark per jaar eh een voorwaardelijk deel van ongeveer 1300 millioen mark per jaar. Van dit laatste deel kan uitstel van betaling bekomen worden. Op 20 November 1.1. stuurde de Duitsche regeering een memorandum aan de Bank voor Internationale betalingen, waarin mededeeling wordt gedaan van Duitsohlands onmacht tot betaling van de jaarlijksche annuïteiten. Ondertusschen had Hoover, de president van Amerika, in Juni van het vorige jaar voorgesteld een jaar uitstel van betaling aan Duitschland te verleenen. Dit voorstel is na uitvoerige bespreking door de betrokken landen aanvaard en men noemt dit het Koover-moratorium. Gedurende een jaar behoeft Duitschland niet te betalen aan de geallieerde regeeringen, die op hun ■ beurt weer niet behoeven te betalen aan Amerika gdurende ditzelfde tijdperk. Alleen de onvoorwaardelijke annuïteit van 660 millioen mark moest Duitschland wel betalen, maar dit bedrag werd onmiddeliijk weer teruggestort inde vorm vaneen crediet aan de Duitsche rijksspoorwegen. In het memorandum, dat de Duitsche regeering in November aan de Bank voor Internationale Betalingen heeft gestuurd, deelt zij mede, dat zij tijdens het jaar beginnende in Juli 1932 de annuïteit van 1300 millioen niet zal kunnen betalen zonder de valuta en het economische leven van Duitschland in gevaar te brengen. Zij drong verder aan op een spoedige behandeling van deze kwestie en inderdaad verscheen het rapport van de speciale adviseerende commissie van de Bank voor Internationale Betalingen reeds op 23 December 1.1., wat zeer vlug genoemd kan worden. Dit rapport zal nu op de herstelconferentie besproken worden en uit die besprekingen moeten dan de besluiten voorvloeien betreffende de betalingen van Duitschland.

Maarde beteekenis van de besprekingen der herstelconferentie gaat ver uit boven de vraag wat Duitschland inde toekomst zal moeten betalen. In het rapport van bovengenoemde advisesrende commissie wordt het Duitsche probleem in groote mate de oorzaak van de toenemende financieele verlamming der wereld genoemd. De economische ontreddering met al haar gevolgen van werkloosheid e.d., is nu reeds zeer groot, maar zal nog grooter worden als er geen regeling getroffen wordt. •Erg eenvoudig is de oplossing van deze zaak echter niet. Als Duitschland betalen moet, dan verergert de tegenwoordige toestand. Maar als Duitschland niet behoeft te betalen, dan brengt dit andere landen weer in economische en financieele moeilijkheden. Deze heele kwestie zal daarom behoorlijk herzien moeten worden, wil men geen catastrophe krijgen. Er staat meer op het spel dan uitstel der betaling van de voorwa&rdslijke annuïteit door Duitschland. Er is natuurlijk verband tusschen de schulden, die de geallieerden hebben aan de V.S. en de betaling der herstelschulden in Europa en het is misschien niet te sterk gezegd, indien wij beweren, dat hier dus de verhouding Europa—Amerika op ’t spel staat. Het spreekt vanzelf, dat daarbij tal van politieke problemen een voorname rol spelen: de ontwapening niet inde laatste plaats, terwijl de uitslag van de herstelconferentie weer van invloed zal zijn op de komende ontwapeningsconferentie. Wij schreven inde aanvang van dit artikel, dat men op het eerste gezicht geneigd zou zijn te zeggen, dat er op de herstelconferentie gesproken zal worden over het herstel van Europa of van de gansche wereld. Wij hebben gezien, dat cl dankt deze conferentie haar naam aan lets anders, dit toch niet zoover van de waarheid af is. Integendeel! UIT DE AFDEELINCEN ALMELO. (Corr.) Wij berichten door deze aan onze geheel en gedeeltelijk werklooze leden, dat de penningmeester vanaf heden, Zaterdag 23 Januari, zitting houdt in het „Eigen Gebouw”, Bakenstraat, ’s avonds van half 7 tot half 8, voor het doen van uitkeeringen. De oorzaak van deze verandering is ontstaan doordat het geld voor de trekkenden uit de Rijksreg'eling voor uitgetrokkenen, ’s Zaterdags na 6 uur pas kan ontvangen worden. Om nu niet tweemaal zitting te moeten houden, hebben wij dus voorloopig de tijd voor de kastrekkenden verzet. ■—l LEIDEN. Verwarmingsindustrle. (d. R.) Maakten wij in het vakblad van 9 Januari j.I. melding van het niet nakomen der contractueele bepalingen in het loodgietersbedrijf zoowel door werkgevers als door onze leden zelf, zeer tot onze spijt moesten wij dezer dagen ervaren dat ook voor de verwarmingsindustrie het niet al te nauw genomen wordt met de opvatting van het contract. De firma De Vries en Stevens te Lelden, contractante voor deze tak van industrie, doet alsof geen overeenkomst bestaat en betaalt aan haar personeel loonen, welke beduidend lager zijn dan overeengekomen. Misschien ware het voor ons geen aanleiding hierop in het vakblad de aandacht te vestigen, indien deze arbeiders geen leden van onze Bond waren en zij de waarschuwing van eenlge tijd geleden niet hadden begrepen. Wij zullen niet ontkennen, dat na een periode van langdurige werkloosheid de omstandigheden gunstig zijn om voor lager loon aan het werk te gaan. Maar wij dienen dan toch ook te beseffen, dat indien zulks gebeurt, wij verantwoordelijk .zijn voor hetgeen daaruit geboren kan worden. Het gaat toch niet aan dat loonen van 20 en 25 cent per uur lager worden betaald dan de overeenkomst aangeeft. Beseffen dezulken dan niet, dat zij niet alleen zichzelf, doch ook hun kameraden benadeelen en voor de goedwillenden de werkloosheid onnoodig wordt verlengd? De firma Stevens zal op het verkeerde hiervan wel gewezen worden. Geen middel zullen wij nalaten haar te dwingen haar verplichtingen na te komen. Doch ieder moet begrijpen, dat dit het werk onnoodig zwaarder maakt en dergelijke toestanden juist inde verwarming niet mochten voorkomen. Vrienden, laat deze waarschuwing voldoende zijn en laat ons geen verwijt krij-

gen aan dergelijke toestanden te hebben medegewerkt. Onze steunbeweging. Het gaat met de opbrengst van de steun voor het stakende Twente in onze afdeeling opwaars. Niet dat wij zeggen dat het goed is, doch de afdracht van de afgeloopen week gaf een gemiddelde aan van 13.1 ets. per lid. Wij voelen de moeilijke omstandigheden, waarin in deze tijd geofferd moet worden. Het mag ons echter niet weerhouden voor de strijdende makkers in Twente datgene op te brengen wat verlangd mag worden. Metaalbewerkers, wij moeten een gemiddelde hebben van 30 cent per lid. Onze werkloozen storten gemiddeld 20 cent, de werkenden moeten hun steun opvoeren en niemand onttrekke zich daaraan. Voor „Zonnestraal” geldt „de sterken voor de zwakken”. Hier geldt: „de werkers voor de strijders!!!!!!” Steunt dus uw kameraden en ontlast de werkloozen van hun offer van hun toch al karig inkomen TIEL. (Corr.) De afdeeling heeft Zaterdag 9 Januari j.l. op waardige wijze haar 25-jarig bestaan herdacht, ’s Middags om twee uur nam het kinderfeest een aanvang. Ongeveer 200 kinderen hebben 2 uur lang genoten van de goocheltoeren, die prof. Ben-Ali-Libi voor hen verrichtte. Er werd gelachen, gegierd, kortom hst wus kostelijk om te zien, welk een plezier de kinderen hadden van zijn werk. De diverse versnaperingen lieten zich goed smaken. De avond was het glanspunt van het feest. Om ongeveer halfzeven rukte de arbeidersmuziekvereeniging „Kunst en S t r ij d” uit en bracht de drie jubilarissen v. Meteren, Batenburg en Hevel een serenade bij het Makkerhuis. Een voor Tiel ongekende menschenmassa was daarbij aanwezig. Vandaar ging het naar het Spaarbankgebouw, waar het programma werd afgewerkt. Schriftelijke felicitaties waren binnengekomen van de afdeeiingen Nijmegen en Culemborg. De afd. Za'.t-Bommel was vertegenwoordigd door twee harer bestuurders. Niet minder dan 15 bloemstukken vertolkten de gevoelens van vriendschap van diverse afdeeiingen en vereenigingen. Toen de voorzitter Dijkhuizen het feest opende, deed hij dat voor ruim 650 bezoekers. Het woord werd gevoerd door v. Geuns voor de S.D.A.P., Hr.rteman voor de T.8.8., oud-voorzitter Sch -ijl, Loomeijer voor de A.J.C. en door Harmke en v. Eek als mcde-oprichters. Vriend v.d. Born hield een korte maar pittige rede, waar veel leerzaams in zat. Hij sprak de jubilarissen op de hem eigen wijze toe en vereerde hen met het gouden bondslnsigne. De zang- en muziekvereenigingen lieten zich van hun goede zijde kennen en wat de A.J.C. ten beste gaf, was boven alle lof verheven. Tot ruim drie uur bleven nog zeer vele danslustigen bijeen. Het feest is schitterend geslaagd. Thans ligt deze mijlpaal weer achter ons, vrienden en gaan we „ondanks deze beroerde tijd” met nieuw élan verder tot versterking onzer gelederen! Hoog de A.N.M.8.! UTRECHT Ontwikkeling en ontspanning voor jeugdige werkloozen. Karei Scholten schrijft ons; In Utrecht is reeds geruimen tijd een commissie gesticht, die de belangen van de werkloozen in het algemeen wil behartigen. Deze commissie omvat alle richtingen en Is daarom te groot om intensi»# te werken. Enkele sub-commissies zijn gevormd, waaronder ook één voor de jeugdige werkloozen, de 14- tot 25-jarigen. Op 24 December 1931 is er éen vergadering gehouden om het werk te bespreken. De opkomst was niet zoo bijster groot, n.l, 25 jongeren. Dit aantal is voor het groote aantal modern-georganiseerde werkloozen te gering. Ik schrijf deze geringe belangstelling toe aan te weinig bekendheid. Men moet toch begrijpen dat het . maandenlang werkloos rondloopen van groote nadeelige invloed is. Ik weet uit ervaring, wat het zeggen wil met de gedachten op te staan, weer geen werk, doelloos langs de straten slenteren. Het is voor de jongeren noodlottig om in hun beste leerperiode gedoemd te zijn tot werkloosheid. Op dit oogenblik is een stemming van onverschilligheid bij de jongeren te constateeren en dit komt tot uiting bij de opgave voor het bovengenoemde werk. Kameraden, zet deze onverschilligheid