De metaalnijverheid gedurende het tweede kwartaal van 1932. De dagbladen maken reeds melding van een deel van de inhoud der Bste aflevering van het maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek, hetwelk bij de Landsdrukkerij nog ter perse is. ’t Gaat'over de bedrijfstoestand en de arbeidsmarkt gedurende het tweede kwartaal 1932. Aan „Biet Vaderland” van 3 Sept. j.l. ontleenen wijde volgende mededeelingen die betrekking hebben op de scheeps- en machinebouw en overige deelen der metaalindustrie. „Bitter treurig was het gesteld met de scheepsbouw. Voor zoover zij niet reeds tot geheele of zoo goed als geheele stilstand zijn gekomen, werkten de werven verre beneden hare capaciteit. Blijkens Lloyds register was er eind Juni nog maar 49.000 bruto-register-ton in aanbouw tegen resp. 108.000 en 187.000 één en twee j aren geleden. Nieuwe bouworders bleken zoo goed als niet te verkrijgen en daarom verdient het wel bijzondere vermelding dat een onderneming zich, zij het dan beneden kostprijs, de bouw zag toegewezen van 2 schepen voor Noorsche rekening. Vanzelfsprekend had ook het reparatiewerk door de groote malaise bij de scheepvaart zeer te lijden. Inde machinefabricage, ijzergieterijen en constructiewerkplaatsen blijken weliswaar sporadische gevallen van vermeerdering van werk te zijn voorgekomen, maar daartegenover wijzen verreweg de meeste verslagen op een nog grooter geworden wanverhouding tusschen de productiecapaciteit en de zoo sterk beperkte orders, waardoor niet alleen, nu eens hier dan weer daar, tot nog verdere bedrijf sinkrimping moest worden overgegaan, maar ook de prijzen veelal nog slechter zijn geworden. Ook het hoogovenbedrijf zag zich tot inkrimping van het personeel in enkele afdeelingen genoopt, daar de ruwijzermarkt, zoowel wat omzet als prijs betreft, belangrijk achteruitging. In het groote bedrijf der gloeilampenen radio-industrie vertoonde de personeelsterkte, voor het eerst sinds lange tijd, geen noemenswaardige verdere daling en bleef zij rond 9500, tegen resp. 14.000 en 20.000 één en twee jaren geleden.” De vooruitzichten. De „Dagelijksche Beurscourant” van Vrijdag 26 Augustus j.1., constateert dat bij velen de hoop begint te herleven, dat de wereld bezig is zich uit de worgendbeklemmende crisis-greep te bevrijden. Maar daartegenover, zegt het blad, zijn er ook velen die betwijfelen of we een betere conjunctuur tegemoet gaan. De redactie vindt dat maar goed ook, want daardoor worden we voor een al te groot optimisme bewaard. De aanwijzingen die er ongetwijfeld zijn, zouden wel eens van bedriegelijke aard kunnen zijn. De redactie schrijft o.m. in haar 14- daagsch overzicht; „Gaan wijde verschijnselen na die zich niet aan onze waarneming onttrekken (er zijn zoovele factoren waarover wij een overzicht missen), dan moeten ook zij die zeer optimistische verwachtingen koesteren, erkennen, dat de statistische gegevens, die als aanwijzers voor het conjunctuurverloop gekenmerkt worden, nog niet van die aard zijn, dat er een verbetering van de economische vooruitzichten tot uitdrukking door wordt gebracht. Rond om ons nemen wij waar hoe de ontslagen van personeel inde verschillende bedrijven nog steeds voortgang hebben. In Duitschland, Engeland, Frankrijk, België en Nederland, ja in ieder land ter wereld zijnde cijfers van het aantal werkloozen nog steeds stijgende. Alles is het gevolg van de nog immer voortschrijdende teruggang der industrieele capaciteit en van het bedrijfsleven in het algemeen. Voortdurend blijkt het nog, dat de saneering van ondernemingen door kapitaalsafstempeling, reductie van schulden en opschorting van rentebetaling, allernoodzakelijkst is. Maar tegelijkertijd, dat deze groote opruimingen en deze verwijdering van de zwakke plekken uit het economisch leven, de bittere gevolgen van de crisis zijn, vormen zij de noodzakelijke feiten, die het economisch herstel moeten voorbereiden. Het is reeds meermalen betoogd, dat gedurende de crisis de voorwaarden voor het herstel geboren worden. Tegenover de hausse aan de effectenbeurzen staan niet alleen de economisten. maar staat ook de groote massa

zeer sceptisch. Is hiervoor reden? Zonder twijfel, moeten wij volmondig erkennen. Reeds meermalen heeft de beurs vaneen willige stemming blijk gegeven en bij velen de hoop op herstel doen herleven, maar evenzoo vele malen werd men bitter teleurgesteld. Dit is de psychologische factor, die remmend werkt, wanneer de beurs het deze keer eens wel aan het goede eind zou hebben. De theorie, dat de effectenbeurzen op het herstel vooruitloopen, kunnen wij niet als juist aanvaarden. De beurs is het orgaan waar de meening van de massa tot uiting komt, maar op welke gronden komt de massa tot een bepaalde meening? Deze gronden zijn niet na te gaan. Is de grond van die publieke meening de algemeene hoop op een betere toekomst en dus vrij irreëel en zeer onaantastbaar, of is de grondgedachte, dat de waardevermindering, die door de crisis veroorzaakt werd, zoo groot, zoo onwerkelijk was geworden, dat de prijzen niet verder terug kónden gaan?” Men ziet, optimistisch is deze beschouwing allerminst. De verschijnselen worden tegen elkander uitgewogen en daarbij is de balans nog verre van gunstig. Alles samenvattend zou men kunnen concludeeren, dat .inde distributie eenige opleving valt waar te nemen, maar dat de productie nog steeds stilstaat. Daarbij mogen wij in ’t oog houden dat opleving der productie afhankelijk is van toenemende vraag, d.i. van verbeterde distributie. In elk geval is ’t reeds van groot belang dat het vertrouwen gaat terugkeeren, want dit is zeker een niet te onderschatten psychologisch verschijnsel. Overigens hebben we slechts af te wachten of het keerend getij komen zal. Het congres van de Duitsche Metaalbewerkersbond. Door FRITZ KUMMER. (Slot.) Bovendien heeft ’t congres aan bondsbestuur en bondsraad volmacht gegeven verdere wijzigingen aan te brengen wanneer de verhoudingen dit noodzakelijk maken. Het spreekt voor zichzelf, dat deze zeker niet onbelangrijke besluiten slechts na zeer grondige uiteenzetting en ten slotte eenstemmig genomen zijn. Die eenstemmigheid kan als bewijs ervoor gelden, dat alle leden zich de noodzakelijkheden van de crisistijd bewust zijn en bereid de daarvoor noodzakelijke offers te dragen om hun organisatie en kassen in stand te houden en daardoor de mogelijkheid van loonstrijd te bewaren. Naast de organisatorische aangelegenheden vond het congres nog tijd zich met het herstel van de Duitsche economie, in het bijzonder met de Duitsche ijzerindustrie, bezig te houden. Hierover hield de bondsvoorzitter Reichel een interessante voordracht, waarvan de kerngedachte in een paar zinnen samengevat ongeveer is: Zelfs wanneer de internationale economische toestand zich spoedig zou verbeteren, zullen er in Duitschland nog een paar millioen werkloozen zijn die een onaf losbare hypotheek voor de Duitsche economie beteekenen. Dit onaangename uitzicht bestaat in het bijzonder voor de Duitsche metaalindustrie. Derhalve moeten de Duitsche ijzerprijzen op het wereldmarktpeil verlaagd worden (een ton staaf ijzer kost bijvoorbeeld in Antwerpen 44 mark, in Oberhausen, Rijnland daarentegen 110 mark), om de Duitsche afgewerkte fabricage te doen opleven en waardoor de werklooze metaalbewerkers werk kunnen vinden. De daling der ijzerprijzen is zonder vernietiging van de monopolieheerschappij der ijzertaaronnen onmogelijk. Zij moet daarom verbroken en een hoogere economische vorm gevonden worden. Ineen lange resolutie verklaarde het congres zich met deze inzichten en eischen accoord. Nu we hier van de beslissingen van het congres zoo tamelijk alles gereleveerd hebben wat onze buitenlandsche kameraden gevoegelijk interesseeren kan, volgen hier nog eenige algemeene mededeelingen. Op dit congreswas ’t communisme niet meer vertegenwoordigd. Van de 283 door de leden gekozen gedelegeerden waren er slechts 6, die zich als opposanten voorstelden. Hoe echter ook hun politieke instelling moge zijn en hoe verschillend zij bij dit of gene onderdeel van de bondsverrichtingen dachten, bij de beslissende taondsen organisatievraagstukken onderscheidden zij zich niet van de overige gedelegeerden. Tot slot zij hier nog de IJzeren Internationale vermeld. Zooals steeds, was zij ook ditmaal verheugend sterk vertegenwoordigd. Buiten haar secretaris, kameraad Konrad lig van Bern, waren afgevaardigden van Holland, België, Denemarken, Noorwegen, Frankrijk, Tsjecho-Slowaküe

en Oostenrijk verschenen. De andere landen, die door verplichtingen in eigen land geen vertegenwoordiging zonden, hadden per brief hun beste wenschen voor het welslagen van het congres gestuurd. Onnoodig te zeggen, dat alle buitenlandsche collega’s hartelijk, als steeds, welkom geheeten werden. Zij zullen, wat men gerust kan aannemen, allen de indruk meê naar huis genomen hebben, dat de Duitsche Metaalbew. Bond ook in deze ongekend zware tijd ongeschokt, onversaagd en als steeds tot de strijd bereid is en dat zijn congres eenstemmig bezield was door de drang, de grootste vakbond der wereld voor de komende nog grooters taak, geestelijk, organisatorisch en financieel in stand te houden. Nabeschouwing der vredesbetooging te Maastricht. (L. v. G.) De vredesbetooging, die hier ter stede op 21 Aug. j.l. gehouden werd, is in alle opzichten als geslaagd te beschouwen. Uitgezonderd eenige kleine incidenten, heeft de betooging een ordelijk verloop gehad. De stoet heeft op de duizenden die hem zagen passeeren, een overweldigende indruk gemaakt. Dit staat vast. Jammer alleen dat van die duizenden geen de moed had om openlijk van zijn vredeswil te getuigen. Dat is de kwestie. Het gebrek aan moed heeft ontzettend velen teruggehouden om in onze rijen mee te marcheeren, om niet te spreken van hen die uit oogpunt van hun geloof dit in strijd achtten met dit zelfde geloof indien zij desondanks toch mee zouden demonstreeren. Laten diegenen zich getroosten met de verzekering dat het geenszins Gods wil is dat er oorlog komt, maar menschenwil, die, verblind door goudzucht, geen mensch, geen dier, zelfs God niet hooger acht dan het moorddadige „ideaal”: Oorlog! om geld te verdienen ten koste van alles! De stoet, die ruim IJ uur voorbijtrok, leverde het bewijs, dat de vredeswil, zoo nog niet voldoende, dan toch althans gedeeltelijk wortel schiet inde harten der massa, die per slot van rekening vaneen oorlog de dupe worden zal. Oorlog is ons aller vijand, van elk geloof, van elk ras, van elke natie, van elke partij, van elk levend wezen, hetzij mensch of dier; oorlog vernietigt alles, uitgezonderd zij die een oorlog beschouwen als handelszaak en er nog millioenen uitkloppen in geld, vaneen massamoord leven en nu als gieren azen op een nieuwe oorlog. Maarde mensch van heden is die niet meer van vóór 1914. De mensch van heden heeft geleerd ineen korte tijdsperiode, dat hij hersens heeft om te gebruiken te eigen voordeel. Die nu Zondag 21 Aug. meêdemonstreerden toonden, dat hun hoofd niet hol was, toonden dat zij de moed hadden om de duizenden langs de weg te overdonderen met hun mooie ideaal; „Wij willen geen oorlog meer!” Ik kan me nu best voorstellen dat er genoeg kijkers zijn geweest waarop onze stoet een beangstigende indruk heeft gemaakt. In die momenten toen het vredesleger voorbijtrok in onafzienbare rijen, hebben vele kijkers zich nietig klein gevoeld. Toen schaamden zij zich, voelden zij zich beklemd, gedrukt, verpletterd onder de massa die voorbijtrok zoo ontzettend lang, voelden zij zich schuldig tegenover hun eigen geweten dat maar doorging hun te verwijten: „lafaard, zie je dan niet dat één uit die massa die voorbijtrekt ook jouw taak op zich nam omdat jij er de moed niet toe hebt!” Als aan de grond genageld bleven zij staan, konden niet weg, waren gedoemd de stoet tot de laatste man te aanschouwen. Dit eischte hun geweten. Het was een harde les voor hen, alsook een marteling. Wanneer zij berouw hebben, laten zij dat dan toonen bij de eerstvolgende gelegenheid, door geen kijker maar demonstrant te zijn. De R.K. vredesbeweging, wier actie op papier gevoerd wordt, vond onze demonstratie niet de manier om voor de vrede op te komen. Laten wij dit zeggen: „de oorlog die van R.K. zijde bestreden zal worden voor de volle 100 pCt., is allang weer voorbij eerde R.K. beweging plan heeft actie tegen die oorlog te voeren.” Wanneer het van R.K. zijde ernst was tegen de oorlog te vechten, had zij de moed moeten hebben om met ons die actie te voeren op 21 Aug. j.1., maarde haat die men zaait vertroebelt alles, zelfs de vredeswil! Desniettemin, hoe het ook zij, Nederlanders, Belgen en Duitschers hebben in een massa van plm. 15.000 menschen hun vredeswil binnen Maastrichts muren op afdoende wijze getoond, zoowel door de stad als op het terrein. Eén gebrek kleefde aan de geheele be-I tooging, er waste weinig muziek aanwezig. I En wat betreft de afd. Maastricht van

IELECTRDTECHHISCH BEDRIJF. (F.S.) De onderhandelingen met de werkgevers in het electrotechnisch bedrijf te Den Haag zijn ineen stadium gekomen dat gewacht wordt op hetgeen de werkgevers op ons laatste schrijven hebben mede te deelen. Dit geldt in het bijzonder voor de werkgevers die lid zijn van de Ned. Vereeniging en op het standpunt zijn blijven staan dat een belangrijke uurloonsverlaging plus verslechting van de ziekteregeling moet worden ingevoerd. Alleen op deze voorwaarden zijn zij bereid een overeenkomst af te sluiten tot 31 December 1932. Deze voorstellen zijn door de leden der samenwerkende organisaties verworpen. Dit is aan de werkgevers schriftelijk mêdegedeeld, waarbij tevens de nadruk erop gelegd is, dat bij invoering van elke verslechting opgetreden zal worden. Om dit optreden met succes mogelijk te maken, zal het bestuur moeten kunnen rekenen op de steun en medewerking van al onze leden-electriciens. Hun taak zal inde eerste plaats moeten zijn dat bij eventueele invoering van verslechting door hun werkgevers, het bestuur daarvan onmiddellijk in kennis wordt gesteld. Door zóó te handelen is het mogelijk dat het bestuur onmiddellijk maatregelen kan nemen, die de aangekondigde verslechtingen kunnen keeren. Aan beide werkgeversorganisaties is verzocht vóór 15 Sept. antwoord te zenden op ons schrijven. Hoewel de mogelijkheid niet is uitgesloten dat overeenstemming met de R.K. Werkgeversorganisatie wordt bereikt op de basis zooals dit op onze j.l. gehouden vakgroepsvergadering is besproken, spreekt het vanzelf dat voor leden die bij de R.K. werkgevers of ongeorganiseerde werkgevers werken, ook hetzelfde parool geldt als voor de Ned. Vereeniging, n.l. bij invoering van verslechting onmiddellijk ter kennis brengen van het bestuur. Inde tweede plaats hebben onze leden te zorgen, dat al wat nog ongeorganiseerd rondloopt en werkt, binnen de kortst mogelijke tijd lid wordt van onze organisatie. Wij kunnen niet hebben, dat er bij het uitbreken vaneen eventueel conflict nog ongeorganiseerde electriciens zijn. Vooruit nu, makkers! Hiervoor aan het werk en weest paraat!

LOODGIETERSBEDRUF Contract-actie loodgietersbedrijf. Door de volgende firma’s werd na onze laatste opgave het contract voor dit bedrijf geteekend; Den Haag: 70. N.V. Werkmetaal, P. Heinstraat 15. Rotterdam: 71. J. de Boom, Ackerdijkstraat 62a.

VERHARNÜK3MDOSTME i Contract-actie verwarmingsindustrie. Met de 18de ongeorganiseerde firma in dit bedrijf, n.l. de firma D. W. v. Vreeswijk, Duysstradt 56—60 te Schiedam, is het contract afgesloten. onze Bond, die was maar poover aanwezig. Vijf leden (waaronder nog 2 bestuursleden) escorteerden de vaandeldrager, terwijl nog drie bestuursleden inde stoet dienst deden. De metaalbewerkers van onze afdeeling hebben dus géén overdonderende indruk gemaakt. Gebrek aan moed zeker?, Gij die niet opkwam, denkt aan de boven omschreven kijkers en knoopt dit in uw ooren. Voor elk rechtgeaard lid is elke dag een 21ste Augustus, zooals de eenigste 21 Aug. j.l. was. Want wij strijden elke dag voor een bestaan, tegen de „malaise”, tegen de oorlog der toekomst. Dat onze strijd nog eens vruchten moge opleveren tot heil van ons allen. Intusschen is 21 Augustus 1932 voor Maastricht geweest, wat 4 Augustus 1914 was voor de geheele wereld: overdonderend over heel de lijn! Onze demonstratie kwam, werd gezien en overwonl