UIT DE AFDEELINCEN DORDRECHT. In verband met minder aangename ontdekkingen ren aanzien van net in onze afdeeling gevoerde financieel beheer, zijn bonasoesiuur en bondsraad in overleg met het afdeelingsbestuur genoodzaakt geweest gevoig te geven aan het verzoek van de secr.-penningmeester J. v. Hinte om hem ontslag te verleenen. De wiiaste gerucnten deden inde laatste weken inde oude Merwedestad de ronde, die gelukkig na een paar weken van stilzwijgen, uour net bestuur voor het overgroote deel konden worden tegengesproken. intusschen heeft ons afdeeungsoestuur in oveneg met het H.B. op Donderdag 3 Novemoer een vergadering met de vertrouwensieden belegd. Door /de bondspenningmeester v.d. norn werden uitvoerig de bevindingen terzake de afdeelingsboekhouding medegedeeld, eveneens inlichtingen vertrekt aan de hand vaneen door hem aan het bondsbestuur uitgebracht rapport. Met algemeene stemmen werden de door het oonusoestuur en ue bondsraad genomen beslissingen goedgekeurd, waarbij uit de vertrouwensledenvergadering nog stemmen werden vernomen, waarbij de afgetreden functionaris op sympathieke wijze werd herdacht. Echter van handhaving in functie, dit voelde ieder in dit geval, kon geen sprake zijn. Dat onder al deze omstandigheden èn door het roddelen op de publieke weg èn door het feit dat dooreen andere functionaris de werkzaamheden werden waargenomen, de uiterste nieuwsgierigheid der leden werd geprikkeld, lag voor de hand. Te verwonderen was het dan ook niet dat de Vrijdag 4 Nov. gehouden ledenvergadering door plm. 950 leden was bezocht, voor welke gelegenheid de groote zaal van „Kunstmin” was gehuurd. Onder ademlooze stilte werd door onze bondspenningmeester v.d. Born uitvoerig verslag over deze aangelegenheid uitgebracht. Zijn met diepe zakelijkheid en daarnaast ook met gevoel van menschelijkheid uitgesproken betoog, was aanleiding dat met slechts eenige stemmen tegen de volgende motie werd aangenomen: De drukbezochte ledenvergadering van de afdeeling Dordrecht van de Algemeene Nedt-.andsche Metaalbewerkerstaond, gehouden op Vrijdag 4 November 1932; gehoord de inleiding van de bondspenningmeester terzake het financieel beheer van de secretaris-penningmeester der afdeeling, kennis nemende van de ontslagaanvrage van voornoemde functionaris uit de dienst van de Bond en het verleenen daarvan door de bondsraad; betuigt haar instemming met de door het bondsbestuur en de bondsraad in overleg met het afdeelingsbestuur terzake deze betreurenswaardige aangelegenheid genomen besluiten; en gaat over tot de orde van de dag. Zoo behoort thans deze pijnlijke zaak wederom tot het verleden en zal, indien ook de bestuursinstanties der afd. R’dam vooral ook wat het corps vertrouwenslieden betreft —, daarmede accoord gaan, de secretaris der afd. Rotterdam als de bezoldigde functionaris der afd. Dordt definitief in dienst treden. ROTTERDAM. Electriciëns. (J. W.) Langs deze weg deelen wij mede, dat zoowel de „groot-werkgevers” als de werkgeversorganisaties in het electrotechnisch bedrijf de loopende contracten tegen 31 December a.s. hebben opgezegd. Wij weten niet precies de bedoeling der werkgevers, hebben ons inmiddels met hen in verbinding gesteld en zullen zoo gauw wij weten welke kant men op wil, onze leden in vergadering bijeenroepen. Intusschen kan men wel nagaan waar de schoen wringt en is het dus uitkijken en dagen tellen en voor alles de nog werkende ongeorganiseerden inde organisatie brengen. vuurverschijnselen, onder meer tengevolge van het ontstaan vaneen vlamboog door kortsluiting, werd 26 maal gemeld. Bewusteloosheid kwam bij 15 ongevallen voor, terwijl een geschokt zenuwgestel bij 16 personen werd veroorzaakt. Verwonding en letsel door vallen van de getroffenen ten gevolge van de electrische schok kwam 11 maal voor.” In het verslag worden verder een aantal door electrische stroom veroorzaakte ongevallen uitvoerig behandeld. Wij kunnen echter wegens de uitgebreidheid der beschrijvingen, deze niet opïiemen,

Onze mef-steuntrekkende werklooze leden wordt medegedeeld, dat zij die een jaar of langer onafgebroken werkloos zijn en de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, op Dinsdag 15 November bij het afhalen van W.-zegels, een aanvraag bij het crisiscomité kunnen laten doen voor onderkleeding, dekking of schoeisel. Belanghebbenden nemen van bovenstaande goede nota. ♦ * * Verklaring. In „De Metaalbewerker” van 29 October j.l. staat een ingezonden stuk van Vrins met een onderschrift van mij. Ineen gesprek met Vrins bleek mij dat hij de indruk heeft dat ik hem heb willen beleedigen. Dit nu was en is allerminst mijn bedoeling. Ik zou het op prijs stellen, vriend redacteur, wanneer u deze verklaring in dit nummer wilde opnemen. Bij voorbaat mijn dank. J. WACHT. ZUTPHEN. (D.8.) Ook in onze afdeeling is het reeds voorgekomen dat er leden zijn, die meer contributie betaalden, dus ineen hoogere klasse dan waarin zij thuis behoorden. Dit kwam hoofdzakelijk doordat deze menschen loonsverlaging hadden gekregen. Bij eventueele werkloosheid wordt echter geen rekening gehouden met de steeds betaalde hoogere contributie, maar met het loon wat wordt verdiend. Zorgt er dus steeds voor de juiste contributie te betalen. Dat voorkomt onaangenaamheden. * * * Door vrijwillige bijdragen van onze leden werden 12 werklooze kameraden inde gelegenheid gesteld aan de 8 November – demonstratie in Den Haag deel te nemen. Een woord van dank voor dit blijk van solidariteit. Leert „esperanto”. ’t Werkelijk betreurende dat onze leiders onze vóórmannen inde arbeidersbeweging, zich tot op dit oogenblik althans afzijdig houden t.o.v. de propaganda voor „esperanto” de internationale hulptaal zullen we als gewone stervelingen maar dankbaar zijn dat we ’n enkele keer inde gelegenheid gesteld worden de aandacht onzer bondgenooten te vragen in ons vakblad voor een zaak welke toch werkelijk voor onze beweging voor de vervulling onzer idealen van zoo’n groote beteekenis zou kunnen zijn, al was het maar ten aanzien vaneen zéér belangrijk onderdeel uit de vele: het bevorderen van de wereldvrede. De vredesgedachte is één met de esperanto-idee. In verband met de veelvuldig door ons gepropageerde „internationale broederschap” zou werkelijk het bestaan van één taal, door allen gesproken en begrepen, toch een zéér belangrijke stap inde goede richting zijn! En deze ééne gemeenschappelijke taal is toch door ons allen zonder onderscheid te leeren in betrekkelijk korten tijd, zonder groote kosten. Voor wie ook maar iets van ’n vreemde taal afweet, zij gezegd, dat deskundigen verklaren, dat esperanto achtmaal gemakkelijker te leeren is dan één der andere talen welke op de scholen onderwezen worden. Ik heb nog geen wereldcongres bij gewoond waar de proef op de som genomen wordt, daardat de vertegenwoordigers van 30 tot 40 verschillende talen daar gedurende ’n week redevoeren en converseeren in één taal: het esperanto, waar ’n tolk dus géén werk heeft! Maar ik had deze zomer wél het genoegen een tiendaagsche cursus in het „Esperanto-domo” te Arnhem mede te maken onder leiding van de beroemde Hongaar Andreo Cseh, waar negen verschillende naties bijeenwaren en dan reeds ondergaat men onwillekeurig iets van de bekoring van ’t ideaal der esperantisten: héél de wereld ... één taal! Hoe ellendig je met die vreemde talen te pas kunt komen, ondervond één mijner vrienden, die zijn bond ging vertegenwoordigen, ik meen: te Brussel. Hij had zich een keurig gestelde „begroetingsspeech” doen fabrieken door ’n bevriend Fransch sprekend helper inde nood en daar hij vele jaren daarvóór ook de Fransche school bezocht had (wat volstrekt niet zeggen wil dat je dan Fransch kent) studeerde hij zijn „rol” prachtig in en... liep vlot en keurig van stapel, met dit niet onaardige gevolg, dat één van de aanwezige Fransozen, later aan tafel naast hem zittende, inde veronderstelling in die Hollander tevens ’n vlot Fransch causeur te hebben, als ’n klaterende waterval (zooiets als Mr. Duys op z’n best!) een Fransche woordenvloed over hem uitstortte als inzet van de conversatie. Het duurde nogal ’n oogenblikje vóór hem aan ’t verstand gebracht was, dat des Hollanders kennis van het Fransch

niet verder ging dan tot wat hij daarstraks had „opgezegd”! Dit is nu maar een lolletje (als is ’t historisch!), maar zulke narigheden doèn zich op ’n esperanto-congres niet voor! De bedoeling van dit schrijven is: kameraden, vooral jonge kameraden, die nog wat van het leven verwachten, informeert eens in uw omgeving naar de studie van esperanto; wanneer ge er ’n klein beetje notitie van gaat nemen, gaat ge u er beslist voor interesseeren. Ongerekend de prettige studie èn dat ge al esperanto leerende, inmiddels de kennis onzer eigen Nederlandsche taal danig opfrischt, gaat ge persoonlijk daadwerkelijk meêhelpen aan ’n schoon ideaal: het werkehjk vereenigen der menschheid in z’n geheel. Ik citeer: .. „te vereenigen wat eeuwen van oorlog en haat gescheiden hebben; duizenden en duizenden over de geheele wereld hebben dit reeds begrepen. Geschaard onder de groene esperanto-vlag vormen zij als ’t ware een supernationaal volk, dat de basis legt voor een waren Bond der Volkeren. Eerst als we allen welbewust medewerken aan de toenadering van de volkeren, zal het schrikbeeld van de oorlog verdwijnen en zal het zoo niet voor ons dan voor hen, die na ons komen, in waarheid zijn; „Vrede op aarde”. Haalt ge de schouders op? en zegt ge: ja als ... als ... kameraad!, we zingen onversaagd: „en de Internationale zal morgen heerschen op d’aard” en we vertellen elkaar in vertrouwen, dat ’t óók wel overmorgen kan worden; maar het komt... als wij willen. ’t Eén en ... ’t ander. Arnhem. HERMAN v.d. BOSCH. Brieven over de schoolstrijd. Grootere klassen. Nu de Tweede Kamer geweigerd heeft een zoo belangrijk wetsontwerp als de „Onderwijswet Terpstra” vóór de begroeting te behandelen, is er door de minister een soort Noodwetje bij de Kamer ingediend, ten einde de beoogde bezuiniging toch nog op de begroeting voor 1933 te bereiken. Het is een eigenaardig noodwetje, want een tijdelijke stopzetting of afwijking van bestaande wetsartikelen of eenige andere tijdelijke maatregel brengt het niet. Integendeel, de voorgestelde maatregelen zijn als immer geldend op te vatten. De minister heeft de besparing-gevende artikelen van ’t aloude wetsontwerp vereenigd ineen ontwerp tot wijziging der wet op het lager onderwijs. De voornaamste besparing moet de nieuwe leerlingenschaal geven. Voor het lager onderwijs luidt deze: 1 leerkracht op 1— 34 leerl. ( 1— 32) 2 leerkrachten,, 35— 75 „ ( 33 72) 3 „ „ 76—130 „ ( 73—116) 4 „ „ 131—185 „ (117—160) 5 „ „ 186—235 „ (161—210) 6 „ „ 236—285 „ (211—260) 1 „ „ 286—335 „ (261—315) We plaatsen er tusschen haakjes de sinds 1929 geldende aantallen achter. Allereerst merken we op, dat vaneen geweldige besparing voorloopig niets zal komen. Als overgangsmaatregel geldt nog voor 1933 en 1934, dat indien zulks voor een school gunstiger mocht zijn, de vergoeding aan de gemeenten voor de onderwijzerssalarissen berekend zal worden naar de thans geldende schaal, mits het niet na 1 Jan. 1933 aangestelde leerkrachten betreft. Al de spoed, die de minister thans van de Staten-Generaal eischt omdat de toestand van ’s lands financiën geen langer uitstel gedoogt, zal dus weinig verandering brengen in het eindcijfer der onderwijsbegrotingen voor die van 1935. „Is een leerlingenschaal, die het mogelijk maakt dat er klassen komen met tot 48 leerlingen toe, een rem voor goed onderwijs?”, vroeg het „Handelsblad” zich dezer dagen af en achtte die vraag niet met concrete gegevens te beantwoorden. Allereerst zal de practijk leeren, dat er klassen komen met 50 tot 60 leerlingen. Inzonderheid de middelste klassen, waar zooveel zwakke leerlingen 1 of 2 jaar zitten bhjven, zullen overbelast raken. We krygen dus groote, overgrote, klassen met 50 en meer kinderen. Die zijn er niet, maar moeten gevormd worden uit de bestaande. Dat wordt een passen en meten als met de steenen vaneen bouwdoos. Dat wordt voor vele stadskinderen een langere afstand met gevaarlyke kruispunten, dat wordt geharrewar met de ouders van je welste. Dan zal één meester, één juffrouw zoo’n klas leiden, opvoeden-verstandelijk, maar ook geestelijk. Maar onze huidige jeugd is niet meer als zestig, zeventig jaren terug. Ijzeren tucht, militaire orde zullen noodig zijn om althans een geregelden gang in het onderwijs te houden.

Het meerendeel der leerkrachten zal wel kans zien zijn klas „eronder” te houden, maar er wordt toch meer geëischt. Er moeten geen slaven gedresseerd worden, er moeten kinderen, met al hun verschillende naturen, met al hun afzonderlijke deugden en ondeugden, tot maatschappelijk bruikbare menschjes opgevoed worden, elk voor zich gereed voor het verdere leven, verstandelijk gerijpt, maar ook wilskrachtig en levenslustig genoeg voor de strijd om het bestaan. En hij of zij, die na zware dagtaak toch althans iets vermoeider huiswaarts keert, mag dan het vraagstuk oplossen hoe al het gemaakte schriftelijke werk gecorrigeerd wordt. Och de oplossing is zeer eenvoudig. Men kan van de onderwijzers veel eischen, ze zullen ervan maken wat ervan te maken is, maar ijzer met handen breken kunnen ze niet. Dat zal dus uit moeten draaien op de lei en de spons. Een andere kwestie die zich zal voordoen is: hoe krijg je zooveel leerlingen ineen lokaal? De meeste lokalen zijn met 40 meer dan vol. De banken tegen elkaar tegen de wanden aan, misschien dat het dan gaan zal. Maar zonder gevaar is dat niet. Nog daargelaten dat het toezicht op het werk en ’t orde houden zeer bezwaarlijk zijn zal, is dit ook om gezondheidsredenen niet verkieslijk. Men denke maar eens aan besmettelijke ziekten, aan hoof donrein en huiduitslag. Erger nog zijnde gevaren op zedelijk gebied. Er is in „de Katholieke School” vorig jaar al eens op gewezen, dat het er met de kuischheid van onze jeugd niet rooskleurig voorstaat. In elke klas treft men „aangestokenen” aan, die in korte tijd de heele klas bedreven. Meer dan ooit moet er toezicht zijn en wat zal daar in de komende toestand van terecht komen? Neen ons antwoord op de vraag van het Handelsblad moet luiden; van goed onderwijs zal geen sprake kunnen zijn. En al ware het nu dat de resultaten inde leervakken nog wat meê zouden vallen, wat we sterk betwijfelen, dan nog blijft er het feit, dat aan het kind tekort wordt gedaan; tekort aan liefde en vreugd, tekort aan zijn onschuld, tekort aan zijn gansche kinderziel. Aan het kind? Neen, aan het volkskind. We zullen op de puinhoopen van onze mooie openbare scholen bij tientallen de standenscholen der meergegoeden, der rijken zien verrijzen. Wie zal het hun euvel duiden dat ze voor hun kinderen scholen met kleine klasjes, met zelf-betaalde boventallige leerkrachten stichten? leder ouder besteedt gaarne alles wat hij missen kan, aan de opvoeding van zijn kind. En wie niets missen kan, die sture zijn kind naar de verknoeide openbare school, inde hoop dat de liefde voor zijn vak de openbare onderwijzer in staat mag stellen, ook van deze misdeelde trots alles nog iets te maken. Het Landelijk Comité voor de Openbare School. Vereeniging ter veredeling van het ambacht. Ons wordt het volgende gemeld: „Nu het winterseizoen zijn intrede heeft gedaan, is de tijd aangebroken om aan de ontwikkeling van de vakkennis te gaan denken. Immers velen zullen zich inde wintermaanden erop toeleggen vooral hun theoretische kennis 'te vermeerderen. En het is vanzelfsprekend, dat de serieuze leerling een „kroon” op z’n studie verlangt, in dit geval een „diploma”. Was de Vereeniging ter Veredeling van het Ambacht genoodzaakt wegens gebrek aan kasmiddelen en ook tengevolge van de moeilijke tijdsomstandigheden dit jaar de examens over te slaan, het ligt in het voornemen in het komende jaar 1933 de examens wederom af te nemen. Wil een examen met succes afgelegd worden, dan behoort de candidaat tijdig op de hoogte te zijn van de eischen die gesteld worden. Welnu, de Vereeniging verstrekt, tegen een geringe bijdrage inde kosten, programma’s voor de vakken: timmeren, meubelmaken, plaat- en smidsbankwerkèn, vuurwerken, machinebankwerken en -draaien, huisschilderen, metselen, steenhouwen, modelmaken, automonteeren en lood- en zinkwerken. Elk prospectus is afzonderlyk te verkrijgen tegen inzending van 25 ets. aan postzegels of tegen overmaking van hetzelfde bedrag per postwissel aan de penningmeester-wnd. secretaris Jhr. Ir. E. van Heemskerck van Beest, Raadhuis, kamer 150 te Amsterdam, die mede gaarne op verzoek gratis een geïllustreerde brochure toezendt, waarin vele wetenswaardigheden omtrent de genoemde vereeniging en de door haar af te nemen examens voorkomen.”